
Vorig jaar ontving de schrijfster Annemarie van Niékerk de Henriette Roland Holstprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Haar dankwoord verscheen eerder op Tzum. Wij plaatsen vanwege het grote belang van de aangesneden discussie hier een bewerkte versie.
1
Ik ben de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde dankbaar voor deze prachtige prijs. […] De toekenning van juist de Henriëtte Roland Holstprijs betekent heel veel voor mij, niet alleen vanwege de dichteres naar wie de prijs is vernoemd, of omdat ik me vereerd voel dat ik in een rij kom te staan waarin schrijvers als Louis-Paul Boon, Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar en Tom Lanoye mij voorgingen, maar vooral vanwege het profiel van de prijs die staat voor ‘sociale bewogenheid én literair niveau’. Bij alles wat ik tot nu toe geschreven heb waren dat mijn belangrijkste drijfveren. In drie bloemlezingen die ik samenstelde uit het werk van vrouwenschrijvers van Afrika, wilde ik laten zien hoe literatuur wordt getekend door allerlei visies op etniciteit, klasse en gender, maar ook hoe schrijvers zelf deze visies kunnen bijsturen. Ook in het bijna duizend pagina’s tellende boek My Mother’s Mother’s Mother: South African Women’s Writing from 17th Century Dutch to Contemporary Afrikaans, dat ik samen met Pieta van Beek samenstelde, hebben we ons daar uitvoerig mee bezig gehouden.
Maar een schrijver heeft niet alleen the responsibility to be a witness to the truth, om een formulering van James Baldwin te lenen. Kunst biedt ons allereerst esthetisch genot. Daarom mag esthetische kwaliteit niet inboeten ten gunste van de sociale verantwoordelijkheid die de schrijver ook eigen moet zijn.
2.
Als u mij toestaat wil ik hier ook nog iets kwijt over de positie van migrantschrijvers, een groep waartoe ik mijzelf reken. Migratie, zo weten we allemaal, is een fenomeen dat in omvang en belang alleen maar toeneemt, ook waar het de literatuur betreft. In de Nederlandse literaire wereld, maar ook daarbuiten, ziet men de bijdrage van migrantschrijvers als relevant en waardevol. Ze komen hier met verhalen die de literatuur van hun nieuwe land enorm kunnen verrijken.
Toch stuit de literaire nieuwkomer op een probleem – en dat is de taal. Voor kinderen en jongvolwassenen verloopt de taalverwerving doorgaans soepel, maar voor wie wat ouder is blijkt dat heel wat lastiger te zijn – vraag mij het maar. Het probleem wordt acuut wanneer het aankomt op schrijven op literair niveau. Neem bijvoorbeeld Gerard Reve, die in de jaren vijftig een Engelstalige auteur wilde worden en daartoe in Engeland ging wonen en schrijven. Uiteindelijk zag hij zich gedwongen om die droom op te geven, omdat schrijven in een andere taal hem toch te moeilijk afging en Engelse uitgevers en tijdschrijftredacties weinig enthousiasme toonden voor zijn werk.
Maar als je, zoals ik, in Nederland terecht bent gekomen, er niet alleen woont, maar ook wil schrijven en publiceren, je primair tot een Nederlands publiek wil richten, hoe moet je dán dit probleem aanpakken? Eén mogelijkheid is om te blijven schrijven in je moedertaal, en het resultaat te laten vertalen naar het Nederlands. Een andere optie is om een rudimentair en zelfs onvolmaakt register te bespelen en iemand te vragen je teksten te corrigeren.
Wat betekent dát voor je positie binnen de Nederlandse literatuur? Het hoeft je niet altijd slecht af te gaan. Je kunt een uitgever vinden, waardering krijgen van critici en lezers – maar onderscheiden worden met een literaire prijs is een ander verhaal, al lijkt het erop dat het vroeger minder problematisch was dan nu. Neem bijvoorbeeld de uit Amerika afkomstige Ethel Portnoy, die als de partner van Rudy Kousbroek in Nederland kwam wonen, voor een Nederlands publiek schreef, maar dat altijd bleef doen in de taal waarin ze zich het gemakkelijkst voelde. Voor de vertaling van haar werk deed ze een beroep op familie en vrienden, maar uiteindelijk nam ze daar toch zelf de volle verantwoordelijkheid voor. In 1991 zag ze haar oeuvre bekroond met de Annie Romein-prijs.
Een tweede, nogal opmerkelijk voorbeeld, levert het werk van de dichteres Elisabeth Eybers. Nadat ze zich in 1961 – zesendertig jaar oud – blijvend in Nederland had gevestigd, bleef ze altijd schrijven in het Afrikaans. Dáárvoor werd ze in 1978 onderscheiden met de Constantijn Huygensprijs en in 1991 met de P.C. Hooftprijs. Een nog opmerkelijker geval is Antjie Krog. Hoewel zij permanent in Zuid-Afrika woont en in het Afrikaans schrijft, kreeg ze in 2018 de Gouden Ganzenveer. Natuurlijk zeggen beide voorbeelden iets over de banden tussen het Nederlands en het Afrikaans, banden die ook de Maatschappij zeer ter harte gaan, getuige een aparte commissie die zich hiermee bezighoudt.
Maar hoe zit het met hedendaagse migrantschrijvers? Ik zal wat voorbeelden geven van het glazen plafond waarop ze stuiten. [Ik heb het niet over migrantschrijvers die in hun jeugd naar Nederland kwamen – schrijvers zoals Hafid Bouazza, Abdelkader Benali en Murak Isik – en ook niet over schrijvers uit onze voormalige koloniën.] Gedurende de zestien jaar dat de uit Oeganda afkomstige Moses Isegawa in Nederland woonde, publiceerde hij drie boeken, waaronder de zeer succesvolle roman, Abessijnse kronieken. Toch kreeg hij nooit een literaire prijs. Kwam dat omdat zijn Nederlandstalige boeken oorspronkelijk in het Engels waren geschreven?
Of neem de in Spanje geboren en getogen Amalia de Tena. Toen haar in het Nederlands gepubliceerde, maar oorspronkelijk in het Spaans geschreven roman Jij krijgt van mij een wit paard cadeau in september 2022 werd aangemeld om mee te dingen naar De Bronzen Uil, twitterde Jeroen Dera – in kapitalen – dat zij daar ‘NIETS’ te zoeken had.
Hoe zit dat met Om het hart terug te brengen? Sommige stukken schreef ik in mijn niet bepaald perfecte Nederlands, andere delen in het Afrikaans. Mijn partner Jaap Goedegebuure hielp me met correcties en vertalingen waar die nodig waren. Samen werkten we mijn manuscript zin voor zin door. Maar toen er sprake van leek dat mijn boek een plek zou krijgen op de longlist van een grote literaire prijs, ging dat feestje jammer genoeg niet door. De jury was namelijk gestuit op de taalkundige hulp die ik had gekregen.
De migrantschrijver die ik ben, beseft dat haar Nederlands nooit volmaakt zal zijn. Toch wil ik graag – en dan zonder barrières – bijdragen aan de Nederlandse literatuur. Ik hoor u al denken: ‘Waarom beoefent ze haar schrijverschap niet binnen de Zuid-Afrikaanse literaire wereld?’ Dat zou natuurlijk kunnen, maar ik heb in 2004 gekozen om me in Nederland te vestigen, en vind het ongewenst om te leven in één land, maar mijn schrijverschap te beoefenen in een ander land.
Ik heb wel in Zuid-Afrika gepubliceerd – voor én na mijn vertrek naar Nederland – en twee jaar nadat Om het hart terug te brengen in het Nederlands verscheen, kwam er een goed ontvangen versie in het Afrikaans uit. Onlangs werd het boek in Zuid-Afrika zelfs bewerkt tot een succesvol toneelstuk. Maar prijzen? Nee, mijn boek kwam ook daar niet in aanmerking voor enige literaire prijs. De reden? Dezelfde als in Nederland: hier geldt mijn boek als niet oorspronkelijk in het Nederlands geschreven, en daar als niet oorspronkelijk in het Afrikaans geschreven. Als het dus om literaire prijzen gaat, zijn er voor mijn boek zo te zien twee vertalers, maar geen auteur.
Nu dit van mijn hart is, wil ik graag nog eens zeggen dat het mij daarom immens veel voldoening geeft om vandaag de Henriette Roland Holstprijs in ontvangst te mogen nemen. De Maatschappij laat er mee zien dat anderstalige en van elders afkomstige auteurs die hier wonen, schrijven en publiceren als volwaardige leden van de Nederlandse literaire gemeenschap behoren te gelden, zeker als het gaat om de toekenning van literaire prijzen. Ook daarvoor past diepe dankbaarheid.
Ik ben verbaasd om hier een verwijzing naar een tweet van mij tegen te komen waarin ik gesteld zou hebben dat Amalia de Tena niets te zoeken zou hebben bij de Bronzen Uil. Aangezien ik het getrol op X niet langer kon verdragen, heb ik dat platform inmiddels verlaten en kunnen we de tweet er dus niet nog eens bijpakken, maar ik weet toevallig nog heel goed in welke context ik over ‘Jij krijgt van mij een wit paard cadeau’ schreef.
Dat ging ten eerste niet over de Bronzen Uil, zoals Van Niekerk hier beweert, maar over de Boekenbon Literatuurprijs. Het betrof ook niet de principiële vraag of De Tena iets te zoeken had bij die prijs. De tweet kwam uit een reeks over het kwistig insturen van boeken die volgens het reglement van de prijs niet in aanmerking komen voor bekroning – van boeken met meer dan één auteur tot bloemlezingen tot nota bene kookboeken. ‘Het boek dient oorspronkelijk in het Nederlands te zijn geschreven’, stelde het juryreglement, en dus was het bij voorbaat kansloos (en dus onnodig belastend voor betrokkenen en milieu) om De Tena’s boek in zevenvoud in te sturen.
Van Niekerk zwengelt hier een belangrijke discussie aan over de vraag of vertaalde boeken onder bepaalde omstandigheden moeten kunnen meedingen naar het symbolisch kapitaal van literatuurprijzen. Wel jammer van de stropop.
Het boek dient oorspronkelijk in het Nederlands te zijn geschreven. Nederlandstalig? Je kunt als schrijver toch je eigen boek – in een andere taal geschreven – in het Nederlands vertalen, herschrijven, en de lokalliteraire middelen tot je nemen: als schrikbeeld voor velen?! Een stropop is dan niet nodig.
Dank voor je reactie, Jeroen. Als je niet meer toegang hebt tot X, kan je je tweet teruglezen op Tzum van 5 september 2022. Het ging wel om De Bronzen Uil en niet De Boekenbonprijs. Je tweet ging inderdaad over het ‘kwistig insturen van boeken die […] niet in aanmerking komen voor bekroning’, maar je gebruikte de aanleiding ook om in de persoon van De Tena uit te halen naar migrantschrijvers. Je hebt gelijk, het is niet fijn om stropop te zijn, maar ook niet om gediscrimineerd te worden. Ik zou zeggen: denk de volgende keer als jurylid twee maal na als je tegen de kandidatuur beslist van een migrantschrijver die taalkundige adviezen (van welke aard ookal) heeft gekregen. Terloops, je – tamelijk bazig geformuleerde – tweet ging zo: ‘Amalia de Tena is vertaald vanuit het Spaans en heeft dus NIETS op deze lijst te zoeken.’ (4 sept 2022). Op welke lijst heeft zij – en ik ‘for that matter’ – dan volgens jou wel iets te zoeken?
Ah, dan had ik een ander draadje voor ogen, excuus. Dat ging toen wel over de Boekenbonprijs, waarvoor het boek ook was ingestuurd. Het komt er dus op neer dat ik deze claim zelfs vaker dan één keer heb gedaan.
‘Uithalen naar migrantschrijvers’, dat zijn grote woorden. Als ik mijn tweet zie, constateer ik dat de ‘uithaal’ zich richt op het slecht checken van een als longlist vermomde groslijst (waarop dus een boek staat dat niet past bij het reglement van de prijs; ook de Bronzen Uil richt zich op boeken die niet vertaald zijn). De claim is dat een boek dat uit het Spaans is vertaald, niets op die lijst te zoeken heeft. ‘Amalia de Tena’ is daarin een metonym – maar ik erken direct dat ik beter ‘De Tena’s roman’ had kunnen tikken.
Wat betreft ‘denk de volgende keer als jurylid twee maal na als je tegen de kandidatuur beslist van een migrantschrijver die taalkundige adviezen (van welke aard ookal) heeft gekregen’: ik heb geen idee in welke vorm je welk verhaal te horen hebt gekregen. De voorstelling dat de jury ergens op is ‘gestuit’ en dat ik vervolgens als individueel jurylid tegen een kandidatuur heb ‘beslist’, strookt hoe dan ook niet met de gang van zaken. Jury’s beoordelen alleen boeken die reglementair in aanmerking komen voor de prijs en de beslissing daarover wordt genomen door de secretaris van een prijs, soms in overleg met de juryvoorzitter en in uitzonderlijke gevallen met het bestuur. Bij die beslissing is het reglement leidend, niet de opvattingen van (individuele) juryleden.
Zo’n reglement zou wat mij betreft opgerekt moeten worden, zodat we in het literaire veld veel meer recht kunnen doen aan de meertalige werkelijkheid waarin we leven – en zodat migrantschrijvers (maar ook in Nederland geboren auteurs met een andere moedertaal dan het Nederlands) inderdaad wel op een ‘lijst’ kunnen staan. Ik sta in die zin helemaal achter je betoog. Alleen: zolang een prijs zich (in juridische/reglementaire zin) expliciet richt op niet-vertaalde boeken, sta ik geheel achter de uitspraak dat vertaalde titels niets op de groslijst van die prijs te zoeken hebben. Waarbij de angel er voor mij in zit, ook in mijn reactie op de lijst van de Bronzen Uil: uitgevers, zend niet nodeloos iets in. Even ter achtergrond: van de meer dan 900 (!) boeken die ik toegestuurd kreeg in twee jaar jureren voor de Boekenbon, waren er tientallen die onreglementair bleken – allemaal in zevenvoud opgestuurd (=140-170 euro per boek excl. de verzendkosten). Wat een verkwisting!
Maar soit, dat je de tweet die Tzum citeerde ook kunt lezen als een manier om De Tena uit te sluiten van de neerlandofone literatuur, dat snap ik ook wel. Goed dus om daar de discussie over aan te zwengelen.
Er zijn twee vormen van vertaalde literatuur. De eerste betreft auteurs die in een niet-Nederlandstalig land wonen, binnen het literaire systeem en de taal van dat land werken, en van wie hun boeken pas later in het Nederlands worden vertaald. De tweede betreft auteurs die in Nederland of een ander Nederlandstalig land wonen en binnen het Nederlandstalige literaire systeem actief zijn, maar het Nederlands niet perfect beheersen. Hun boeken worden in het Nederlands vertaald of taalkundig verzorgd, maar wel eerst of uitsluitend in het Nederlands gepubliceerd.
Mijn pleidooi richt zich op deze tweede groep. Als een reglement bepaalt dat vertaalde boeken niet in aanmerking komen voor een prijs, zou dit moeten gelden voor de eerste vorm van vertaalde literatuur, niet voor de tweede. Het blijkt dat jij geen onderscheid maakt tussen de eerste en de tweede vorm, en dat is naar mijn mening niet terecht.
Relevant is dat de reglementen dat onderscheid (dat volgens mij nog complexer is dan hier nu voorgesteld; zie een casus als The Safekeep/De bewaring) niet maken. En als de reglementen dat niet doen, en op nota bene de Franse titelpagina van De Tena’s roman ‘Vertaald door Els Pelgrom’ staat, dan lijkt het mij niet onredelijk dat zo’n boek bij voorbaat afvalt.
Overigens kan niet vaak genoeg worden gezegd dat ook Vondel een immigrant was.
Een prijzenswaardig dankwoord! Laten we hopen dat dit pleidooi juryleden en organisaties van literaire prijzen zoals De Bronzen Uil ertoe aanzet de reglementen kritisch te heroverwegen.
En wat betreft de discussie hier: als je vindt dat een reglement opgerekt moet worden om beter recht te doen aan de meertalige werkelijkheid, dan kun je je daar toch als jurylid hard voor maken? In het reglement van De Bronzen Uil staat ook: ‘De jury adviseert over de organisatie en het reglement.’ Als jurylid ‘geheel achter de uitspraak’ staan ‘dat vertaalde titels niets op de groslijst van die prijs te zoeken hebben’ zolang het reglement dat bepaalt, lijkt me lastig te rijmen met die eerste ambitie.
Ik was geen jurylid van De Bronzen Uil, dus ik zat niet in die positie.
Ik doelde hier op een algemener punt. Je zat bijvoorbeeld wel in de jury van de Boekenbon Literatuurprijs en over die prijs heb je – zo schrijf je – dezelfde claim gedaan. Het reglement van de Boekenbon Literatuurprijs staat de jury bijv. toe om het bestuur te verzoeken van de opgestelde voorwaarden (o.a. oorspronkelijk in het Nederlands geschreven) af te wijken. Zowel bij de Boekenbon Literatuurprijs als bij de Bronzen Uil kunnen jury’s hun taak dus ruimer opvatten dan ‘alleen [het beoordelen van] boeken die reglementair in aanmerking komen voor de prijs’. Los daarvan blijven je standpunt dat het reglement opgerekt moet worden om meer recht te doen aan de meertalige werkelijkheid en je tweets (als jurylid én als niet-jurylid) over De Tena(’s roman) mijns inziens lastig te rijmen.