Het thema van internationale vrouwendag is dit jaar ‘Vrouw van de Toekomst’. Ik citeer: ‘Het draait om het scheppen van een inclusieve toekomst waarin vrouwen in alle facetten van de samenleving – van technologie en wetenschap tot cultuur, politiek en gemeenschappen – een gelijkwaardige rol spelen. “Vrouw van de Toekomst” is een oproep om barrières te doorbreken, kansen te creëren en te bouwen aan een wereld waarin vrouwen zich kunnen ontplooien en hun volledige potentieel kunnen benutten. We […] zetten een visie neer voor een toekomst waarin gelijke kansen, diversiteit en samenwerking centraal staan.’
Deze oproep gaat uit van verbetering van het negatieve: vrouwen hebben minder kansen in het werk, minder kans om zich te ontplooien, minder mogelijkheden hun volledig potentieel te benutten. De oproep gaat uit van de nog steeds beroerde positie van vrouwen, zowel economisch als wat de aanvaarding van vrouwen op hoge maatschappelijke posities betreft.
Ik wil vandaag van het negatieve naar het positieve stappen en dat wil ik doen door de vrouwelijke seksualiteit in de schijnwerpers te zetten. Het is tijd voor lof van de lust en een oproep aan kunstenaressen om daar op een positieve manier nieuwe artistieke vormen voor te vinden. Ook dat zie ik als ‘het volledig potentieel’ van de vrouw benutten. Het volledige potentieel hoeft niet altijd economisch of maatschappelijk te zijn: ook het volledig erkennen van alle aspecten van het vrouwenlichaam hoort daarbij. Ook het seksuele dus.
Want laten we eerlijk zijn: in de hedendaagse kunsten is er veel aandacht voor de slechte omgang met de vrouwelijke seksualiteit in de maatschappij, en maar weinig voor de mooie kanten ervan. De aandacht gaat naar de negatieve kant: naar misbruik, naar snelle wips, naar seksuele veelvraterij, naar minachting van het vrouwelijk seksueel gevoel, naar onkunde in de erotiek. Die aandacht heeft ook geleid tot een veel betere bewustwording van de waarde van de vrouwelijke seksualiteit en van de aantasting daarvan in heden en verleden.
Intense schoonheid
Laten we maar eens kijken naar de literatuur. Er zijn er de laatste jaren veel romans verschenen over vrouwen die het slachtoffer zijn van slechte of zelfs misdadige seks. De lezer kan in tientallen boeken lezen over aanranding, incest, pedofiel misbruik, geweld in huis, hortige relaties. Of het nu de roman Vallen is als vliegen van Manon Uphoff betreft, of Mijn lieve gunsteling van Lucas Reineveld. Op de website van Centrum Seksueel Geweld staat een lijst met 37 Leestips voor romans en voor wie meer wil weten over de dynamiek en complexiteit van seksueel misbruik/geweld, met verwijzingen naar recente boeken. Het is een grote verworvenheid dat vrouwen deze boeken geschreven hebben, die ertoe hebben bijgedragen dat grensoverschrijdend gedrag veel eerder gesignaleerd wordt en dat vrouwen én mannen zich bewuster geworden zijn van hoe makkelijk grenzen overschreden worden. Maar tegelijk betreur ik het dat daardoor de positieve kijk op seksualiteit uit de literatuur verdwenen lijkt te zijn.
Goede redenen dus om eens niet de nadruk te leggen op de voorstellingen van negatief gebruik van vrouwelijke seksualiteit, maar te vragen om meer aandacht voor de positieve kanten ervan, voor de lichamelijke kant ervan en de daarmee samenhangende lustbeleving en het verlangen daarnaar.
Bestaan er poëtische beschrijvingen van seksualiteit waarbij de lust van de vrouw centraal staat? Poëtisch: daarmee bedoel ik ragfijne beschrijvingen, in proza of poëzie, in taal die zelf ook plezier geeft, van de gevoelens én sensaties die variëren in lust en verlangen, de signalen die vanuit het hoofd naar de zenuwen uitgaan, de gedachten die voelbaar worden in het lijf. Of het om soloseks gaat of man-vrouw seks of vrouw-vrouw seks doet er niet toe, als die signalen van hoofd naar lijf maar zo beschreven worden dat de intense schoonheid ervan verwoord wordt.
Respect
Te vaak is de beschrijving van de geslachtsdaad in gedichten of proza om onpasselijk van te worden. Ik hoef niet zoiets als dit te lezen: ‘Mijn vagina was ondertussen nat genoeg om de ramen mee te lappen, en toen ik op hem ging zitten, hoefde er eigenlijk niet echt meer iets te gebeuren voor we tot onze verbazing tegelijk klaarkwamen’. Of deze: ‘Ik wrijf mijn billen in zijn gezicht, hij zijn ballen in mijn gezicht en zo wrijven we elkaar de bolle boel in het gezicht, hij nat, ik nat, wij om het allernatst. Dan draai ik mij om, ik strek mij uit over dat gebleekte en zacht behaarde lichaam, ik schuif achterwaarts richting pik, hij hunkert, want zijn piemel richt zich op. Ik spreid mijn benen zodat ik nu ook vrijelijk aan het hunkeren kan beginnen, en dan open ik de monding.’ Of dit: ‘haar vingers rollen en kneden het vlees, alsof het een nieuw Italiaans deegrecept uit een kookboek is dat ze voor het eerst klaarmaakt’. Citaten uit boeken van bekende schrijvers, ik noem ze maar niet bij naam. Lezen is ongemak, dat gevoel krijg ik daarbij – en dat is niet de bedoeling van lezen!
Laten we maar eens proberen te komen bij literatuur over de lust waarbij ik respect voel voor het gebeuren. Ik blijf bij de Nederlandse taal en begin bij oudere teksten.
Wegsmolt
Hadewych bijvoorbeeld, de dertiende-eeuwse mystica die Visioenen schreef over haar liefde voor God en de eenwording die ze daarbij nastreefde. Uit haar liefdespoëzie blijkt dat ze ook lijfelijke min heeft gekend, en de gewaarwordingen daarvan vertaalt naar haar verlangen naar God.
In haar liefdesgedichten lezen we dit in de hertaling van Lucienne Stassaert:
Ach, met spoed wil ik verwoed
Dat minne volkomen bevredigd zij;
Ach, wijs zijn met gloed is goed,
Ja, in minnegloed heerlijk vrij.
Ik smacht, ik waak, ik smaak
Van dingen het zoete wezen;
Ik meen in gemoede dat minne
Al mijn kwalen zal genezen.
Ik lijd, ik reik naar ’t hoogste goed,
Ik voed me met bloed van minne;
Ik groet het zoet, moge het stillen
Mijn verlangen buiten zinnen.
Ik beef, ik kleef, ik geef,
Ik leef vol zielsverlangen
Dat mijn pijn, verzaligd en rein
In de zijne al zal ontvangen.
Ach lief, heb ik lief een lief,
Wees gij, lief, mijn lief,
Die gaf wat je lief was, lief
Mij zo, lief, als lief verhief.
Ach, minne, ware ik minne
In staat van minnen u minde, minne!
Ach, minne, geef om minneswil dat minne
In minne heel minne bezinne.
Dat wordt nog directer in haar zevende visioen, in de hertaling van Imme Dros:
Ik was door dat hartstochtelijke verlangen in zo’n staat van angst en pijn dat al mijn leden leken te breken in een uitzonderlijke verkramping en dat al mijn aderen op een uitzonderlijke manier opzwollen. De begeerte die me toen beheerste is niet uit te drukken in welke taal van wie dan ook. [..] Ik verlangde in opperste verrukking een te zijn met mijn liefste, hem volkomen te doorgronden en te voelen. […] Het leek toen of we een waren zonder onderscheid. Dit had uitsluitend te maken met het zintuiglijke, met zien, proeven, voelen […] Hierna bleef ik zozeer opgaan in mijn lief dat ik helemaal in hem wegsmolt tot er niets meer van mezelf overbleef.
Hogere zaligheid
We gaan naar de 17e eeuw, naar Vondel. In zijn toneelstuk Lucifer lezen we dat de dan nog niet gevallen engelen een afgezant naar het paradijs sturen om te bespieden wat God daar neergezet heeft. Die afgezant, Apollion, doet verslag aan Belzebub van wat hij waarnam toen hij zag hoe Adam naar Eva keek:
…onder dat beloncken
Begon een heiligh vier zyn zuivre borst t’ontvoncken:
Dan kuste hy zyn bruit, en zy den bruidegom:
Dan ging de bruiloft in, met eenen wellekom
En brant van liefde, niet te melden, maer te gissen,
Een hooger zaligheit, die d’Engelen noch missen.
Hoe arm is eenigheit! wy kennen geen gespan
Van tweederhande kunne, een jongkvrouw, en een’ man.
Helaes! wy zyn misdeelt: wy weten van geen trouwen,
Van gade of gading, in een’ hemel, zonder vrouwen.
Belzebub: Zoo wort ‘er met der tyt een weerelt aengeteelt?
Apollion: Door een genot van ’t schoon, in ’s menschen brein gebeelt,
En ingedruckt met kracht van d’opgespanne zinnen.
Dat houdt dit paer verknocht. Hun leven is beminnen,
En wederminnen met een’ onderlingen lust,
Onendelyck gelescht, en nimmer uitgebluscht.
Het zien van deze brand van liefde, de hogere zaligheid, de onderlinge lust maakt de engelen jaloers op de mens en veroorzaakt zo de opstand van Lucifer die uiteindelijk tot de val van een groep engelen leidt.
Rapen gaar
Heel anders is de seksualiteit bij Bredero aanwezig. Bij hem is de vrouwelijke seksualiteit altijd bedreigd door de mannelijke lusten. In De klucht van de molenaar laat hij vrouwen wraak nemen. Een vrouw kan ’s nachts de stad niet meer in, omdat de poorten gesloten zijn. Zij vraagt onderdak bij een molenaar, die haar dat geeft onder de voorwaarde dat hij later in de molen seks met haar mag hebben. Hij laat haar dan eerst binnen in zijn huis, gaat weg en zijn echtgenote en de gast raken met elkaar in gesprek. Onder andere over seks. De molenaarsvrouw vertelt openhartig dat ze tot voor kort keer op keer zwanger raakte, maar:
Ick loof niet datter mijn mans goetje langher sel toe doghen,
Want hy drinckt te veel Toeback, en die (seggen de luy) doet opdroghen
Hy plach wel een Man in ’t veldt te wesen, maer nou is hy te slap
Daarop spreken de vrouwen af dat de echtgenote verkleed als de gast naar de molen zal gaan. Het echtpaar heeft geweldige seks, er is niks meer te merken van ’s mans impotentie, en als de molenaar op de terugtocht zijn knecht ontmoet raadt hij die aan ook naar de molen te gaan waar een geweldige minnares te vinden is. De rapen zijn gaar als de molenaar het bedrog ontdekt.
Bedriegers
Dit is niet bepaald wat ik zoek in verband met de lof der lust, dus ik ga gauw naar een volgende eeuw.
Betje Wolff en Aagje Deken zijn nogal openhartig als het om seksualiteit gaat. Betje Wolff is er op haar zeventiende verjaardag met een jonge vaandrig vandoor gegaan. Ze schreef er later over dat ze toen de liefde zo intensief bedreven had dat dat genoeg was voor de rest van haar leven. En ze spotte met die verrukkingen van een jeugdige liefde: het was maar goed voor de Nederlandse literatuur dat die niet doorgegaan was. ‘Ik zou niets Gods ter waereld gedaan hebben dan myn lieven jongen beminnen & nagt & dag myn harsens hebben gebroken, om tog zyn heele hart te houden, want ik zou er geen klein stipje van hebben kunnen missen.’ Naar haar romans zouden de lezers dan hebben kunnen fluiten.
Diezelfde openhartigheid blijkt ook uit het werk van Aagje Deken, die een bruiloftslied schreef voor pasgetrouwde vrienden:
Als ’t zuiver vuur der nutte drift het hart doet blaaken.
Geniet all’ wat verrukt en vleit, behaagt en streelt.
Treê, aan de hand der Min, door ’t zalig huwlyksleven,
In wiens behaagelyke dreeven
De liefste lachjes, lustjes, kusjes, zuchtjes zweeven!
De zoete Eenstemmigheid verzelle alom uw’ treện!
De trippelende Vreugd strooi’ roosjes voor u heen’.
Voldoe Natuur; haar stem, haar lieve stem is heden
Het heilige bevel der staatelyke Reden;
[..] Dool nog een wyl in ’t hartvervoerend Hof der Zinnen.
In hun brievenromans overheerst overigens juist de negatieve kant van de vrouwelijke seksualiteit, daar gaat het over de bedreigingen waaraan jonge meisjes blootstaan om door lichtmissen, bedriegers dus, in de val gelokt te worden.
Branden
De achttiende eeuw geldt als een vrijzinnige eeuw met veel aandacht voor vrolijke seksualiteit. In de Nederlandse context komen we daar weinig van tegen. Daarvoor zouden we naar de pornografie moeten gaan. Overheersend daarin is vooral de mannelijke blik, maar er zijn ook gedichten die zogenaamd vanuit een vrouwelijke blik geschreven zijn – zogenaamd, want de schrijvers zijn voor zover we weten mannen. De bekende pornografische schrijver Pieter Boddaert schreef tegen het einde van de achttiende eeuw dit, vanuit de stem van een vrouw:
Kom lieve Pieter! Kom, wat deert u, dat gij toeft?
‘k Heb reeds een uur gewacht met open schoot en armen.
Ach! Hadt gij eens het zoet van mijn gestreel geproefd,
Gij liet uw Alida zo lang niet eenzaam karmen:
Mijn hart is louter min, zodra het aan u denkt,
Een prikkelend gevoel doorkruipt mijn teedre leden,
En dringt met kracht de thee, die nektar, naar beneden,
Die ons, in ’t minvermaak, de hoogste wellust schenkt.
Mijn lief! Ik smelt… ik hijg… mijn ingewanden gloeien,
Zie hoe mijn roosje kwijnt, acht! Komt het gauw besproeien!
In andere pornografische bundels vindt men meer van dit soort gedichtjes over branden die geblust moeten worden of gaatjes om te dichten.
Langzame klim
Als we nu naar de negentiende eeuw stappen, slaat de romantische liefde toe in de literatuur. Die staat buiten de lust. In romans van de eerste helft van die eeuw komt geen enkele toespeling op seksuele handelingen voor: een kus, verder gaat de lichamelijke bezegeling niet, en de mooiste dag van het leven is de trouwdag. Wel komen ook in die romans negatieve connotaties van seks voor: bij Van Lennep worden zowel in zijn roman Klaasje Zevenster als in Ferdinand Huyck pogingen tot aanranding beschreven.
En dan is er opeens een boek, in 1887, dat alle grenzen van toen overschrijdt. De schrijver is Lodewijk van Deyssel, 23 jaar oud als hij Een liefde publiceert. Daarin is de hoofdpersoon een jonggetrouwde vrouw, die voelt dat ze de lichamelijke aandacht van haar man verliest sinds haar kind geboren is. Op een warme dag zit ze buiten en masturbeert dan. Dat was tot dan toe in de officiële literatuur van Nederland nog niet voorgekomen. De hele scène is geschreven in de typische woordkunst van die periode, met veel aandacht voor impressies en sensaties:
De wind soesde om haar neus, over haar wangen, in zachte koeling, streek frischheid over haar oogledenranden, die naar de zon mondden, bebeefde haar heete hoofd met kil-prikkingen, onder de haren door. De zachte wind kwam door haar mouwen, onder haar onderbroek en door de spleten van haar ochtendjapon van voren tusschen de knoopen, naar haar huid en en plekte stil-frisch. Zij drukte haar linker voor-arm onder de borst en tot haar navel streek de breed verrassende koelte. Toen duwde zij in een kil-tinteling van de bladerstijve broekspijpen en rokken haar beenen tot elkaâr; haar geslachtsdeel leefde gloei-kittelend op als een daar verborgen beest; zij perste de handen aan-éen; haar oogen wolden hittewemelend rond; het was haar of haar beenen Jozef al omarmden, of de mond van haar geslachtsdeel hem wenkte en kuste.
Het boek werd choquerend gevonden, Lodewijk van Deyssel censureerde het zelf voor de 2e druk, die pas twaalf jaar later verscheen.
Maar is dit nu de vrouwelijke beleving van seks, de langzame klim naar een orgasme, het gevoel daarbij, of dat nu via eigen of wederzijdse stimulatie tot stand komt?
Sekskracht
Nee, dit is nog niet wat ik zou willen verlangen van kunstenaars. Ook in nieuwer tijden, als het voorkomen van seks gewoon is geworden in boeken van Jan Cremer, Jan Wolkers, Harry Mulisch vind ik nog niet de tederheid die ik zoek.
Ik heb ernaar gezocht. In bloemlezingen, in bundels, in boeken van vrouwen vooral. Soms kom ik iets tegen wat in de buurt komt van wat ik verwoord zou willen zien.
Ik las bij Andreas Burnier, in Een tevreden lach (1965):
Hoe ik je langzaam uitkleedde de eerste keer, streelde, warmde, ontdooide, tot je trillend van verwachting in mijn armen lag. Hoe er tussen ons geen sprake was van een (teleurstellend, triest) nabootsen naar vermogen van de coïtus, hoe het gemis, de onmogelijkheid mij in je uit te storten als een man, duizendvoudig gecompenseerd werd door de zoete verrukkingen van het lijf aan lijf veelvoudig verstrengeld zijn.
Ik las, recenter, Nina de la Parra in Make women come (2022):
Het is de eerste keer dat ze de kracht van haar orgasme in haar puurheid kan voelen, het komt als een golf die ze niet begrijpt, het voelt als een levenslang orgasme, die niet op één plek zit, maar overal: als een overgave waarover ze nooit ergens heeft gelezen, een overgave die ze nog nooit heeft gevoeld, eentje die ook de drieëndertigjarige Nina niet kan beschrijven, eentje die lelijk is, schreeuwt, krijst, trilt, bloedt, een trilling die niet te stoppen is – en ze begrijpt eindelijk waarom de wereld zo bang is voor die vrouwelijke sekskracht.
Oerkrachten
Ik lees Anneke Brassinga, Envoi, een raadselachtig gedicht, de lezer moet zelf de metaforen invullen:
Ik wil u aan mijn voeten leggen,
Knielende kameel
Met zachte mond uw droefenis
Besnuffelend –
Kom berg u in mijn zand.
Des werelds wildernis wil ik
Verzoenen, lippen drenkende
Kameel vol bulten zijn,
Wonden en builen dragend
Van de reis door brem en kuilen.
Reikt het tot zwerk, dit zacht oog
Dat sap weent van dorst?
Rijst er een horizon als ik u
Mijzelf reik, versmachtend?
Fata morgana, dorst naar ons.
En dan dient zich Bregje Hofstede aan. In prachtige vormen, met krachtige woorden beschrijft ze een bevalling en dan vloeit bij haar de lichamelijkheid van een moeder die net bevallen is en overal nog pijn heeft samen met het verlangen naar seks met de vader, terwijl het kind aan de borst ligt. Niets van wat er uit lichaamsopeningen kan komen laat ze ongenoemd, bloed, moedermelk, snot, tranen, zaad, poep, kots, en toch wordt het nergens vies of ongemakkelijk. Ze noemt het boek Oersoep, en het lukt Hofstede inderdaad om bij de oerkrachten van de seksualiteit te komen. Ik ga er niet uit voorlezen, dan zou ik er stukken uit moeten isoleren, terwijl het boek juist van het zinderend geheel afhankelijk is.
Treffend
Ik besluit met een smeekbede aan schrijfsters. Er is nood aan boeken en gedichten waarin getoond wordt hoe heftig en langdurig de vrouwelijke seksualiteit onderworpen is aan de mannelijke. Meer dan ooit, nu er weer een terugval is in feministische verworvenheden.
Maar er is ook nood aan romans en gedichten waarin de kracht, de schoonheid, de intensiteit en de zelfstandigheid van de vrouwelijke seksuele gevoelens beschreven worden op een manier die alle vrouwen zouden moeten herkennen. Romans die zo mooi zijn dat ze in de canon terechtkomen, gedichten die zo treffend zijn dat de vrouwen hierin de woorden herkennen die ze zochten bij wat zo’n wezenlijk deel uitmaakt van hun vrouwzijn.
Deze rede werd op 7 maart uitgesproken in de Nieuwe Kerk te Amsterdam
Eens met meer goede seksbeschrijvingen. zie bijv https://renzoverwer.wordpress.com/2025/03/08/en-we-hebben-er-weer-een/
Wordt de naam Rijneveld hier niet verkeerd geschreven?
De zinsnede ‘en de zelfstandigheid van de vrouwelijke seksuele gevoelens beschreven worden op een manier die alle vrouwen zouden moeten herkennen’ snap ik niet.
Het lijkt me dat dit objectief niet kan. Het feit dat je een bepaald geslachtsdeel hebt, zorgt er nog niet voor dat je je kan herkennen in ‘vrouwelijke gevoelens’. Niet iedereen is hetzelfde. Hoe kan iemand zoiets denken, ik snap het echt niet. Wat ik wel zie, is een neiging bij bep. vrouwen te vinden dat iedereen hetzelfde is/hetzelfde moet denken. Vrouwendag is daar ook een teken van: https://renzoverwer.wordpress.com/2025/03/08/vrouwendagvoor-gelijkheid-of-tegen-mannen/