Hoe ver kunnen we terug in de tijd?
Taalkundige reconstructie begint bij de simpele observatie dat sommige talen verdacht veel op elkaar lijken.
Neem bijvoorbeeld het Nederlandse vader, het Duitse Vater, en het Engelse father – dat is wat je noemt verdacht veel gelijkenis.
Dat zou in theorie het gevolg van ontlening kunnen zijn. Ontlening is immers ook de oorzaak van de gelijkenis tussen het Nederlandse computer, het Duitse Computer, en het Engelse computer.
Maar een woord als ‘vader’ behoort – anders dan ‘computer’ – tot de meest fundamentele laag van een taal. En fundamentwoorden ontleen je niet zo snel. Aannemelijker is dat het Nederlands, Duits en Engels een gemeenschappelijke voorouder hebben, van wie ze dit woord alle drie geërfd hebben.
Die gemeenschappelijke voorouder noemen we het Proto-Germaans. Dat ‘Proto-’ wil zeggen dat deze taal nooit op schrift is gesteld, en dus alleen als reconstructie bestaat. Logisch, want het Proto-Germaans werd gesproken gedurende de eerste eeuwen voor Christus in het noordelijke deel van Europa. Het schrift, uitgevonden in het Midden-Oosten, was daar toen nog niet gearriveerd.

In Zuid-Europa werd destijds al wél volop geschreven. Daarom kennen we de gemeenschappelijke voorouder van het Frans, Spaans, en Italiaans niet als het ‘Proto-Romaans’, maar gewoon als het Latijn van de Romeinen.
Die luxe hebben we in Noord-Europa dus niet – het Proto-Germaans moeten we reconstrueren. Dat doen we door de verschillende Germaanse talen met elkaar te vergelijken en systematische correspondenties te ontdekken. Op die manier kunnen we met relatief veel zekerheid tot het Proto-Germaanse *fadēr komen. Die asterisk maakt duidelijk dat het hier om een gereconstrueerd woord gaat.
En dat Proto-Germaanse *fadēr lijkt weer verdacht veel op het Latijnse pater, het Oudgriekse πατήρ (patēr), en het Sanskriet pitā́. Daarom denken we dat al deze talen óók een gemeenschappelijke voorouder hebben: het Proto-Indo-Europees.
Het Proto-Indo-Europees werd tussen 4500 en 3500 v. Chr. gesproken, waarschijnlijk op de Euraziatische steppe, in wat nu het zuiden van Rusland en Oekraïne is. Ook deze gemeenschappelijke voorouder kunnen we goed reconstrueren.

Voor die reconstructie beschikken we namelijk over talen die in een vroeg stadium op schrift zijn gesteld, zoals het Oudgrieks, Latijn, Sanskriet, en Hettitisch. Maar ook het Litouws, dat pas rond de zestiende eeuw na Christus (!) in geschreven vorm opduikt, is vanwege bepaalde archaïsche elementen ontzettend belangrijk voor onze reconstructie. Het Proto-Indo-Europese woord voor ‘vader’ is *ph₂tēr.
De logische vervolgvraag is: welke taal lijkt er dan weer verdacht veel op het Proto-Indo-Europees? De grootste kanshebber is waarschijnlijk het Proto-Oeralisch, zelf de gemeenschappelijke voorouder van onder andere het Fins, het Ests, en het Hongaars – drie talen die in Europa gesproken worden, maar van oorsprong dus niet Indo-Europees zijn.

De gemeenschappelijke voorouder van het Proto-Indo-Europees en het Proto-Oeralisch wordt wel het Proto-Indo-Oeralisch genoemd. Die taal zou om en nabij het jaar 6500 v. Chr. bestaan hebben. Let wel: we zijn inmiddels zó ver terug in de tijd dat er nauwelijks iets zinnigs over te zeggen valt. Een Proto-Indo-Oeralisch woord voor ‘vader’ reconstrueren blijkt bijvoorbeeld onmogelijk.
Het gesuggereerde verwantschap tussen het Proto-Indo-Europees en het Proto-Oeralisch is gebaseerd op veel kleinere dingen, zoals de ‘n’ in het ontkennende partikel (Latijn: nē, Hongaars: nem) of de ‘t’ in het persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon (Latijn: tū, Hongaars: te). Sommige taalkundigen vinden dit bewijs te mager en wijzen het bestaan van het Proto-Indo-Oeralisch daarom af.
Toch zijn er ook taalkundigen die nóg verder teruggaan. Vooral in de twintigste eeuw was de reconstructie van het zogeheten Proto-Nostratisch erg populair. Het Proto-Nostratisch was de ultieme taalkundige voorouder, waaruit in elk geval een deel van de verschillende taalfamilies ter wereld ontstaan zou zijn. Vandaag de dag wordt reconstructie van het Proto-Nostratisch onmogelijk geacht. Dat wil niet zeggen dat het nooit bestaan heeft. Maar het is simpelweg te lang geleden.

DIt stuk verscheen eerder op Aron Groots substack.
Laat een reactie achter