Op een goede dag ontving ik een mailtje van Penguin Random House of ik de Max Havelaar naar het Portugees wilde vertalen. Ik ben geaccrediteerd vertaalster en af en toe vertaal ik wel eens wat. Toch was ik stomverbaasd, maar ook dolgelukkig. Mijn Nederlandse en Vlaamse vrienden en vriendinnen feliciteerden me, onze ambassadeur Margriet Leemhuis beloofde me dat het boek op de ambassade zou worden gepresenteerd en pas toen de roes voorbij was, besefte ik dat ik geen idee had waar ik aan begonnen was.
Eerste probleem: welke broneditie gaan we gebruiken? Geen idee. Maar wat ik wel uit ervaring weet is dat de brontekst altijd onderhevig is aan tekstuele instabiliteit. En inderdaad, de problemen beginnen op het moment dat Multatuli in 1859 zijn manuscript aan Jacob van Lennep overhandigt, die er veranderingen in aanbrengt. Tot en met de derde druk in 1871 heeft de auteur geen zeggenschap over zijn werk. Pas in 1875, als Multatuli de rechten over zijn boek weer in handen heeft, besluit hij het werk grondig te herschrijven en er aantekeningen en ophelderingen bij te doen, die in 1881 nogmaals door hem herzien worden.
Ruim een eeuw later verzorgt Annemarie Kets een historisch-kritische editie, dat wil zeggen een wetenschappelijke uitgave. Ik vond dat die kon dienen als brontekst voor mijn vertaling.
Een belangrijke, volgende stap was zoveel mogelijk te lezen over Multatuli en de Max Havelaar. Waarom is het boek zo bijzonder en nog de moeite waard om vertaald te worden? Ik vond op dbnl verschillende biografieën en artikelen.
In mijn vertaling heb ik een uitgebreid commentaar over de vertaling toegevoegd. Hierin vermeld ik waarom ik deze brontekst gebruikt heb. Ook noem ik de Portugese bijbeluitgave die ik gebruikt heb. Ik citeer voorts de andere vertalingen die me geïnspireerd hebben en ik ga in op de stijl van Multatuli. Ik leg uit waarom ik ervoor gekozen heb de karakternamen te vertalen: een probleem waar alle vertalers van Multatuli mee geconfronteerd worden. Vertaal ik namen zoals ‘Droogstoppel’ of niet? Het blijkt dat ieder tijdperk en iedere vertaler daar een oplossing voor heeft moeten vinden. Ikzelf heb gekozen om ze allemaal te vertalen.
Daarnaast leek het me belangrijk de lezer te waarschuwen voor het tegenwoordig politiek incorrecte taalgebruik van sommige personages als dominee Wauwelaar. Hoewel de ideeën die door hem en Droogstoppel geuit worden een spiegel zijn van de maatschappij waarin de auteur leefde en in strijd met de morele waarden van destijds, neemt de lezer al naar gelang de roman vordert afstand van Droogstoppel en zijn meningen.
Een ander vertaalprobleem waren de Maleise uitdrukkingen. Die zijn een probleem voor de Portugese lezer en dus heb ik een aparte woordenlijst gemaakt.
Wat het notenapparaat betreft, naast de noten van de auteur aan het eind van de roman zijn de vertalersvoetnoten beperkt tot het hoogstnoodzakelijke, maar zelfs zo zijn het er aardig wat geworden. Natuurlijk heb ik veel nuttige informatie in de editie van Annemarie Kets kunnen vinden, maar de vertaler moet zelf ook het een en ander uitleggen aan zijn specifieke lezerspubliek. In mijn vertaling staan dus de eindnoten van Multatuli en de voetnoten van mijzelf, waarin ook noten van Kets zijn verwerkt.
Ik ontdekte dat Philippe Noble de afgelopen 25 jaar tweemaal de Max Havelaar in het Frans vertaald heeft. Ik beschouw hem als een groot vertaler, dus besloot ik hem om advies te vragen. Hij antwoordde onmiddellijk en stuurde me zijn vertaling plus wat artikelen van zijn hand over de Max Havelaar. Naast de Franse vertaling heb ik ook dankbaar gebruik gemaakt van de Engelse, Spaanse en een (niet integrale) indirecte Portugese vertaling (1976), die was gebaseerd op de Engelse vertaling van Roy Edwards (1967). Ik vind het belangrijk te weten hoe mijn collega’s op verschillende momenten en in verschillende talen het werk hebben geïnterpreteerd.
Wat mij voorts goed uitkwam, is dat ik regelmatig contact heb met neerlandici en literair vertalers als Arie Pos en Jos van den Hoogen, die goed op de hoogte zijn van de Portugese taal en cultuur.
Naast de diverse vertaal- en interpretatieproblemen was er ook een disseminatieprobleem. Nagenoeg niemand in Portugal heeft ooit van Multatuli of zijn roman Max Havelaar gehoord. De kans is dan wel groot dat de vertaling omkomt in het aanbod nieuwe boeken dat wekelijks in de boekenwinkels verschijnt. Het toeval wil echter dat ik een bekende Portugese politica ken, Ana Gomes. Zij was de eerste ambassadeur die in 1999 de diplomatieke banden tussen Portugal en Indonesië hersteld heeft. En toevallig had zij de afgelopen zomer een prachtige serie voor de Portugese televisie gemaakt over ‘A minha Indonesia’ (Mijn Indonesië). Natuurlijk kende ze Multatuli en zijn Max Havelaar en was ze bereid een erg mooi voorwoord voor de vertaling te schrijven.
Zelf heb ik een nawoord geschreven. Het leek me belangrijk de lezer te situeren in de koloniale context van het negentiende-eeuwse Nederland en te tonen hoe revolutionair het boek was vanuit politiek oogpunt. Maar tegelijkertijd wilde ik de aandacht vestigen op hoe modern de roman is vanuit literair perspectief.
Het gaat natuurlijk nooit zoals we willen. De bijna twee jaar dat ik bezig was met de vertaling, waren een periode van tegenslagen, mijn zoon kreeg een hartinfarct, de hartziekte van mijn man werd steeds ernstiger en ik ben lelijk gevallen met als gevolg dat ik aan mijn arm geopereerd moest worden en minstens drie maanden niet kon werken. Gelukkig had ik een geduldige uitgever!
Ook kon ik het erg goed vinden met mijn reviseur. Inês Fraga is zelf ook vertaalster. Ze respecteerde veel van mijn keuzes, wilde haar stem niet laten overheersen. In mijn geval is een goede reviseur erg belangrijk. Nu ik al meer dan een halve eeuw in Portugal woon, heb ik geen moedertaal meer. Het is echter een ongeschreven wet dat de vertaler uit L2 naar zijn/haar moedertaal vertaalt. Volgens deze regel word ik meteen uitgesloten als vertaalster want eentaligheid is ondanks globalisering en migratie nog steeds de norm, met de moedertaalspreker als autoriteit. Vóór de opkomst van de natiestaat met een eigen identiteit en taal was het niet ongewoon dat de vertaler naar een vreemde taal vertaalde. We vinden het niet ongewoon dat Erasmus van het Grieks naar het Latijn vertaalde. En ook Spinoza schreef zijn filosofie niet in zijn moedertaal. Welke was overigens Spinoza’s moedertaal? Ladino, Nederlands, Portugees of Spaans?
Ik wil maar zeggen dat de ideale vertaler niet bestaat, iedereen heeft zijn sterke en zwakke kanten. Niemand beheerst de moedertaal zowel als de brontaal perfect. Trouwens als het zo zou zijn, dan zou er ook geen verschil zijn tussen moedertaal en brontaal en gaat de regel niet op. We zijn bekend met exofone schrijvers als Kader Abdolah, Fernando Pessoa of Paul Celan en met het belang van meertaligheid in onze cultuur. Waarom dan niet met exofone vertalers?
Patricia Couto is Researcher Centro de Estudos Comparatistas (Lissabon) en vertaalste
Ik kan alleen maar zeggen… Respect!