Het wachten is nog op en uitgave van het toneelwerk van Vonne van der Meer. Op de lijst met haar publicaties op Wikipedia prijkt Weiger nooit een dans als zelfstandige titel, maar op Boekwinkeltjes is dat alleen te vinden op cd, in een uitgave van de blindenbibliotheek. En ik weet niet hoe ik nog cd’s moet afspelen. (Als iemand dat boekje heeft, ik wil het graag kopen.)
Wel heeft er in 1994 een tekst in het tijdschriftTirade gestaan met die titel, en dat nummer staat integraal online. Het toneelstuk beslaat er zo’n 25 pagina’s in, dat lijkt me niet genoeg voor een zelfstandige uitgave. Als iemand mijn pogen leest om het verzameld werk van Vonne van der Meer te lezen en beschikt over een uitgave van Weiger nooit een dans, meldt u dan bij mij! Met een scan ben ik al heel blij.
In Tirade is Weiger nooit een dans vooral een dialoog. Een vrouw, een zangeres, komt midden in de nacht, een trap afgestommeld in een hotel. Beneden zit een grijze nachtportier, en tussen de twee ontspint zich een gesprek over het leven en de dood, en vooral over God. Hij was eerder nooit ver weg, maar 1994 was het jaar waarin Van der Meer zich bekeerde,
Weiger nooit een dans is onwerkelijker dan het meeste van Van der Meers werk. Het speelt zich niet af in een omgeving waarvan je je kunt voorstellen dat hij echt bestaat. Of de nachtportier daadwerkelijk bestaat, dat kun je je na afloop afvragen. Misschien was het allemaal een droom of een visioen. Tegelijkertijd worden allerlei thema’s uit Van der Meers werk aangeraakt, om te beginnen de intimiteit die een gesprek met een volslagen vreemde kan hebben (‘Zo’n gesprek als wij nu hebben, kan toch alleen omdat we elkaar nooit meer terugzien?’) De zangeres heeft die ervaring bovendien verhevigd als ze op het podium staat – ook dat thema komen we vaker tegen:
Waarom ik mezelf binnenste buiten keer voor zalen met wildvreemde mensen. Mezelf erin gooi, zonder enige reserve, in het volle licht. Maar ook terug wil, terug de duisternis in, terug onder de rokken van mijn moeder, terug haar lichaam in, het warme water in.
In een eerder verhaal van Van der Meer krijgt de fascinatie voor de vreemdeling vorm in een obsessie van een vrouw voor een ‘man uit München’ van wie haar is verteld dat ze met hem een loge in een theater zal delen. In dit stuk bekent de vrouw dan weer een obsessie met een ‘man uit Essen’, die ze in Essen in de zaal hoopt te zien.
Zo komen in dit stuk allerlei verwijzingen terug naar eerder werk van Van der Meer. Maar het belangrijkst is toch wel de kennismaking met God, die voor de zangeres vooral een Mede-Kunstenaar lijkt te zijn. Door zich in Hem als Collega te verplaatsen, is ze beter gaan begrijpen waarom God zich niet met de mensen bemoeit:
Ineens begreep ik: als je iets maakt dat werkelijk de moeite waard is, laat je het los. Dan is iemand vrij om het beste van het leven te maken, maar ook om het te vernietigen.
De nachtportier heeft lange nagels, en de vrouw begrijpt niet waarom dat zo is, maar de toeschouwer of de lezer denkt natuurlijk: hij is de Duivel. Na de dialoog is er nog een epiloog. De nachtportier is weg, de schoonmaker heeft hem nog nooit gehoord en nog nooit gezien.
In de KB-catalogus is de titel te vinden als een uitgave van de Bezige Bij uit 1996 met 47 pagina’s. Op Bol tweedehands te vinden.
Zoek bij boekwinkeltjes.nl alleen op titel (niet op naam dus) bij ‘bookshop boekerietje’ voor 3,95 verkrijgbaar.