Nader tot de romans van Lucky Fonz III en Mr. Rhijnvis Feith
Eeuwen scheiden Van de goden vervuld (2024) van Lucky Fonz III en Julia (1783) van Mr. Rhijnvis Feith, maar wat de tijd scheidt, kan de lezer bij elkaar brengen. Daar is bij beide romans ook alle aanleiding toe. De tijd heeft de afstand tussen beide romans onlangs aanzienlijk verkleind. De roman van Feith is vorig jaar door Arjen van Meijgaard in hertaling uitgebracht. Die hertaling heeft Julia voor lezers van nu ‘leesbaar’ gemaakt en van de roman in zekere zin een tijdgenoot gemaakt van die van Lucky Fonz III. Niet in alle opzichten natuurlijk: de geest die in de hertaalde Julia waait, draagt 1783 als datum. Er is nog een tweede inklinking van het tijdsverschil: wie, zoals wij, beide romans na elkaar leest, laat ze onwillekeurig met elkaar botsen, met elkaar ook in verband brengen. Met deze beschouwing, waarin we beide romans met elkaar confronteren, willen we lezers tot een vergelijkbaar leesavontuur verleiden.
Beide auteurs begaven zich met de publicatie van hun roman op voor hen onbekend, nieuw terrein. Feith stond in 1783, toen hij zijn Julia publiceerde, vooral bekend als dichter en literatuurtheoreticus. Lucky Fonz III had een aantal cd’s met liedjes uitgebracht en genoot faam als singer-songwriter toen hij in 2024 als romanschrijver debuteerde. Wat beide romans in het bijzonder met elkaar verbindt, is de ontmoeting met een geliefde en God. In de romans van Feith en Lucky Fonz III draait het om de liefde en de ontmoeting met het goddelijke.
Liefde
Beide liefdesgeschiedenissen openen met de ontmoeting van de geliefden. Bij Feith ‘in een van die bekoorlijke zomersche avondstonden’, bij Lucky Fonz III eveneens in de zomer, maar ‘rond middernacht’. Op een ‘bijna heilige schaduwplek’ loopt in Feiths roman de eenzame ik-figuur Eduard verlangend rond en daar hoort hij een ‘zachte vrouwenstem’, die van Julia. Het is liefde op het eerste gezicht. De omgeving, in alles een ‘locus amoenus’, had niet alleen de lezer, maar misschien ook Eduard op de gedachte gebracht dat liefde in de lucht hing. Bij de roman van Lucky Fonz III brengt Jonas de ik-figuur Mikah in contact met Hadassa en hij weet al dat de twee bij elkaar horen. Jonas, getekend als ‘straatpredikant’, brengt als een profetische matchmaker Mikah en Hadassa met elkaar in contact. In Van de goden vervuld moedigt de ruimte de geliefden aan: eerst is er het strand, waar beiden elkaar in de sprookjesachtige nacht naderen, en later blijkt de duinpan, waar de geliefden precies in passen, alleen voor hen te bestaan. Op het eiland gelden de gebruikelijke natuurwetten niet, de zwaartekracht is er ‘minder verticaal’. De liefde breekt met natuurgetrouwheid.
In beide romans naderen de voorbestemde geliefden elkaar voorzichtig en onzeker. Zij zoeken elkaar om in een gemis te voorzien: het ‘hulploos meisje’ Julia en de eenzame Eduard zoeken een lotgenoot, Mikah en Hadassa willen ontkomen aan de door hen ervaren druk, in de hoop redding of verlossing te vinden. Hadassa zit vast met haar scriptie en is op de vlucht voor de gebondenheid die ze wel wil accepteren, maar die ze ook vreest. Mikah is bij zijn zoektocht naar de liefde op tal van duistere paden beland en in New York zelfs op een doodlopende weg. Dan ook nog moet hij zijn onvruchtbaarheid aanvaarden. Voor hem is het eiland een thuis, voor Hadassa de plaats waar ze ‘heling’ zoekt.
Al snel staan de relaties tussen Eduard en Julia en Mikah en Hadassa in het teken van een onafwendbaar afscheid. Voor Eduard en Julia is dat besef van eindigheid er van meet af aan. Samen bezoeken zij een grafkelder, meer dan eens hebben zij bij grafstenen tranen vergoten. Zo leven zij in het volle besef van sterfelijkheid. Julia’s vader dwarsboomt de liefde van beiden, later bezegelt haar dood het aardse afscheid. Hadassa zegt al na enkele dagen dat haar verblijf op het eiland, en ook de relatie met Mikah, slechts een week zal duren. Haar vlucht krijgt het karakter van een time-out: zij weet dat zij zich moet en zal voegen en het leven moet leiden dat voor haar uitgestippeld is.
Voor Mikah en Eduard blijft de herinnering aan de verloren geliefde present. Hadassa en Mikah ontmoeten elkaar vele jaren later nog, de herinnering aan de week op het eiland is niet vervaagd, maar geen bron van onrust. Eduard blijft na Julia’s dood tot haar spreken, bezoekt haar grafzerk en laat zich in zijn leven en denken door haar leiden.
In beide romans wordt de indruk gewekt dat de daarin beschreven liefde niet van ‘deze tijd’ is. In zijn opdracht schrijft Feith aan zijn vriendin, die hem heeft aangemoedigd het verhaal te vertellen, dat zijn Julia ‘niet voor de achttiende eeuw geschikt’ is. Zo’n expliciete bekentenis tot het ‘unzeitgemässe’ is in Van de goden vervuld niet te vinden, maar na Mikah’s relaas van zijn onenightstands, scharrels, bootycalls en het avontuur in een Berlijnse darkroom voelt de week met Hadassa als een eigentijdse oefening in hoofse liefde. In beide romans keren de geliefden zich als het ware af van het modieuze en vinden een eigen innige weg in hun liefde.
God
In Julia is liefde het hoogst denkbare, met dien verstande dat de aardse liefde (en het leven op aarde) een voorbereiding is op de hoge hemelse liefde. Steeds zoeken Eduard en Julia dat perspectief, niet alleen bij hun bezoek aan een grafkelder, maar ook in hun correspondentie. Zij weten zich onderworpen aan de Voorzienigheid en verzetten zich niet tegen de grillen van het lot. Eduard ziet die grillen als een beproeving: de beslissing van Julia’s vader en haar dood stellen zijn geloof en zijn godsvertrouwen op de proef. Het lijkt erop dat Julia en Eduard een vergelijkbaar godsgeloof koesteren, maar in de roman worden, ook al door het perspectief dat voornamelijk bij Eduard berust, vooral de door Eduard ondergane beproevingen getoond. Bij leven en dood wijst Julia hem de weg.
Mikah en Hadassa worden gekoppeld door campingbaas Jonas. Diens charismatisch ‘enthousiasme’ maakt hem bij uitstek geschikt om Mikah in contact te brengen met de ‘ongelofelijke’ Hadassa. Hij is bereid de alomtegenwoordigheid van God, in alles en iedereen, te zien. Zijn van God vervulde enthousiasme is voor hem niet alleen een genot, maar ook een plicht. Als Jonas zijn zegenrijke werk verricht heeft, verdwijnt hij uit beeld: de regisseur heeft als ‘le grand horloger’ zijn werk gedaan en kan gaan. Het is nu aan Mikah en Hadassa zelf een vervolg te geven aan hun eerste, gearrangeerde ontmoeting. Als ankerpunten fungeren daarbij liefde en geloof. Zeker de prominente rol van het geloof mag in de wereld van ‘millennials’ verbazing wekken.
In hun religiositeit verschillen Mikah en Hadassa overigens veel meer dan Julia en Eduard van elkaar. Hadassa lijkt in de greep van De Overtuiging, een sektarische geloofsgemeenschap die met strikte regels rond huwelijk, gezin en rol van de huisvrouw, verwant lijkt aan conservatieve stromingen binnen het protestantisme. Jezus’ woorden zijn leidraad voor het leven van de Overtuigers, ook van Hadassa; zendingsdrang is hen niet vreemd. Voor Hadassa is een definitieve breuk met De Overtuiging ondenkbaar. Integendeel, zij raakt in de week op het eiland vastbesloten om terug te keren naar haar geloofsgemeenschap, te trouwen en zich te voegen. Dat belemmert haar niet op het eiland heel vrij met Mikah om te gaan.
Mikah gaat op dezelfde vrijmoedige manier met Hadassa om. Al is hij op veel momenten prudent en voegt hij zich als een heuse hoofse minnaar naar haar verlangens. Mikah, na zijn studie Engels uitgegroeid tot een succesvolle singer-songwriter, is net als Hadassa vertrouwd met geloven, maar zijn geloof draagt een andere signatuur. ‘Als kindje was ik verliefd op God. Ik zag hem overal (…) God maakte alles mooier.’ Dat naïeve geloof uit zijn kinderjaren, waarin zijn dankbaarheid aan God in extatische momenten kan overgaan, is met zijn wording tot kunstenaar wel veranderd, maar niet verdwenen. ‘Maar geloof is geen beslissing: het wordt je gegeven, daarna heb je het, hou je het of verlies je het. Niet meer geloven is ook geen beslissing’. Voor Mikah lijkt geloven een vorm van genade.
In zijn studietijd en in de jaren als muzikant heeft Mikah een aantal nieuwe goden ontdekt. De titel van de roman maakt niet voor niets gebruik van een meervoud: Van de goden vervuld. Mikah is helemaal weg van Bob Dylan: hij bestudeert zijn teksten en in een aantal opzichten volgt hij hem na, ‘de imitatione Bob’. Mikah hecht ook geloof aan rituelen en gewijde voorwerpen zoals het kettinkje en de riem. Zijn religiositeit is veelkantig, door heimwee en verlangen bepaald.
Wat de godsdienstigheid van Mikah en Hadassa, van Eduard en Julia verbindt, is de liefde. Beide romans tonen een grote innigheid en een aanstekelijk verlangen. Bij alle verschillen in tijd is dat de hoofdzaak, zo overbruggen beide romans de afstand van eeuwen.
Geraadpleegde bronnen:
- Mr. Rhijnvis Feith, Julia. Editie J.J. Kloek en A.N. Paasman. ’s-Gravenhage, 1982.
- Rhijnvis Feith, Julia. Hertaling Arjen van Meijgaard. Groningen, 2024.
- Lucky Fonz III, Van de goden vervuld. Amsterdam / Antwerpen, 2024.
Laat een reactie achter