Over kennis, betekenis en wat daartussen ligt
Er zijn dagen waarop ik denk: AI weet alles. En tegelijk niets.
Dat klinkt paradoxaal, maar is het misschien niet. Want AI weet op een manier die losstaat van betekenis. Ze herkent, sorteert, anticipeert – maar begrijpt niets. Ze weet zonder ervaring, zonder context, zonder noodzaak.
Dat besef kwam bij mij pas echt toen ik met leerlingen werkte aan argumentatieve teksten. Ze mochten AI als hulpmiddel gebruiken – en wat ze kregen, was grammaticaal correct, logisch opgebouwd en indrukwekkend compleet. Maar het voelde leeg. Alsof er geen enkele poging was gedaan om betekenis aan de tekst te geven, het was een opsomming van kale, uit de data opgeviste, argumenten. En opvallend: juist die kaalheid stoorde de leerlingen. Ze begonnen te herschrijven. Niet om het beter te maken, maar om hun eigen argumenten te gebruiken.
Elektriciteit
Daar ligt misschien het begin van een gedachte over cultuur. Want wat bij AI ontbreekt, is precies dat wat cultuur voortbrengt: betekenis. Als toevoeging aan kennis, als bedding in de context van het leven. Cultuur is het ordenen van wat wij weten. En ze doet dat via verhalen in beeld en taal, in rites en rituelen. En betekenis ontstaat niet in data, maar komt uit ervaring, herinnering, pijn en hoop.
Soms denk ik aan wat Hannah Arendt schreef over het begin van denken: dat denken ontstaat waar zekerheden ophouden. Misschien is dat wat cultuur beoogt – een ruimte waarin niet alleen kennis circuleert, maar ook twijfel, symboliek, meerstemmigheid. AI kan geen cultuur voortbrengen, omdat ze niet aarzelt. Ze redeneert, maar reflecteert niet.
En toch is ze nu onder ons. Zoals elektriciteit ooit geruisloos ons huis binnenkwam, de smartphone in onze handen sloop, is AI in onze hoofden gekropen. Niet als bewustzijn, maar als verlengstuk van ons kennen. En dat roept de vraag op: wat gebeurt er als kennis zich loszingt van betekenis?
En wat nu?
Misschien is cultuur juist die plek waar betekenis overeind blijft, ook als kennis ons overspoelt. Misschien moeten we daar, in het onderwijs, in de kunst, in onze taal, opnieuw durven stilstaan bij de vraag: wat wil ik eigenlijk begrijpen? Niet: wat weet ik. Maar: wat betekent het voor mij om te begrijpen?
Filosofen als Foucault zouden zeggen dat kennis nooit neutraal is. Wie haar bezit draagt macht, bepaalt wat gezegd mag worden, wie gehoord wordt. En juist daarom is cultuur essentieel – omdat zij ruimte biedt voor het ongepaste, het ongemakkelijke, het poëtische. Cultuur is geen bezit van de elite, maar een weefsel van betekenissen waarin wij onszelf en de ander tegenkomen.
En als ik het onderwijs opnieuw zou mogen vormgeven, zou ik beginnen met dat ongemak. Met het verschil tussen weten en begrijpen. Met de stilte die nodig is voordat betekenis zich aandient.
AI brengt ons de kennis, die overal ter wereld in clouds ligt opgeslagen, en waar wij gretig gebruik van mogen (misschien wel moeten) maken. Maar cultuur vraagt: en wat nu? En dat is een vraag die AI niet zal kunnen beantwoorden; betekenis van kennis kleeft aan de mens.
Precies, de stilte die nodig is voordat betekenis zich aandient. Stilte waar emotie begint, gevoel gevormd wordt en het denken begint. Dit kan AI niet, nooit en te nimmer. Eudaimonia is iets van emotie, gevoel om een ander te verheffen. Proust, Joyce en noem maar op, begrepen deze betekenis. AI is een verzameling van een dode wereld die af is.
Interessant: het idee dat de culturele sector de plek is waar betekenis nog een plaats heeft. Als taalkundige hoop ik echter dat er toch ook nog ooit eens een taalkundig antwoord komt op wat betekenis precies is. Dat we meer te weten komen over hoe dieren, dingen en mensen in ons hoofd een plekje hebben, en hoe we daarover kunnen nadenken in termen van wat ze doen, hoe waarschijnlijk een toekomstbeeld is enzovoort. Het meeste taalkundige onderzoek gaat, begrijpelijkerwijs, over de vormen, maar er is interessant onderzoek dat bijvoorbeeld laat zien hoe woordvolgorde bijdraagt aan de betekenis. Het is wel zo dat de beschrijving hoe daar betekenis aan gekoppeld kan worden, wordt, noodzakelijkerwijs, weer in vormen wordt uitgedrukt. Maar het doel is: op basis van de vormen begrijpen hoe je in taal vorm en betekenis kunt koppelen en waarom alleen de mens dat op deze manier doet.
Het lijkt mij toch dat je moet gaan kijken welk taalmodel en welke manier van prompten moet gebruiken voor welk probleem. Als je daar mee begint, vooronderzoek naar doet en steeds handiger gaat prompten, kan ai een superhandig middel zijn. De laatste tijd gebruik ik steeds meer stand alone modellen. Als je Anything LLM of LMstudio gebruikt, kun je “shoppen” naar taalmodellen, die je (bijvoorbeeld van de site huggingface) kunt downloaden en dan met een van die twee programma’s draaien. En zijn al honderden modellen die je via GGUF files kunt downloaden.
In een 19e eeuws tijdschrift genaamd “het leeskabinet” heb ik een bespreking gevonden, in de vorm van een soort toneelstukje, van de almanakken die in november 1860 uitkwamen. Huisgezin verveelt zich, oudste zoon leest een boek (opmerkelijk stukje: “Max Havelaar was het natuurlijk niet ; want dat hadden
ze een heele poos geleden al gelezen , en buitendien , dat iets anders hem in handen gevallen was , bleek voldoende uit den slaperigen toon waarop hij las , en uit den uitroep : ” Bah ! hoe alledaagsch ! hoe vervelend ! “”) en dáár komt vaders! Met de drie almanakken. De vierde verscheen helaas niet meer. Dagen achtereen verpoost de familie zich met het bespreken en voorlezen van de gedichten en stukjes in de almanakken, oa de eerste Nederlandse vertaling van een gedicht van Edgar Allen Poe, waar de jongste dochter maar niets van snapt.
Ok. Was dit een normale manier van het bespreken van die almanakken? Waren er ook nog andere recenties die op deze manier geschreven werden? Je kunt alle jaargangen lezen. Maar wat ik deed was alle jaargangen die op google books stonden in anything LLM stoppen, een GGUF van Llama er tegen aan gooien en wifiloos (!) en zonder dat een Amerikaanse server zaken van mij opslaat (want lokaal) heb ik op diverse manieren gezocht in de jaargangen. Je geeft aanwijzingen over “voorlezen” zoekt op iets dat met jaarboekjes of almanakken te maken heeft, iets over voordragen enz. Het is meer een semantisch web dan zoeken op directe woorden.
uiteindelijk bleek die manier van recenseren niet zo heel vaak voor te komen (wel in andere tijdschriften die ik er in gevoed had), maar vond wel de prachtige verzuchting, a la “het archief” van Heerema van Voss, dat “tijdschriften en almanakken na publicatie niet meer gelezen worden”.
Tuurlijk, je controleert nog even steekproefsgewijs, maar op zo’n manier inzetten is een ai echt een zegen in zoeken.