Gisteren, op zaterdag 17 mei 2025, ben ik begonnen aan een nieuwe ervaring. Deze werd mede mogelijk gemaakt door de noodgedwongen aanschaf van een nieuwe Fairphone-telefoon (zeg maar gerust: handheld computer; de refubishedness van mijn oude Apple SE was echt niet meer op te krikken) en bijpassende draadloze ‘oortjes’ plus een aanbieding via mijn DPG-Volkskrant-abonnement, namelijk: een jaar gratis de digitale applicatie Fluister (de simplistische taalgrapjes annex woord- of letterspelletjes hebben het eerloze veld van de marketing nog steeds niet verlaten).
Ik had de app eerder al eens verkend, op zoek naar goede e-boeken, leesboeken, dus, maar had hem vrij snel teleurgesteld in de virtuele prullenbak gekieperd: kraak noch smaak kende het erin vervatte aanbod toen. Wellicht gingen nu, door die oortjes, nieuwe werelden voor me open. Ik zie immers steeds meer mensen met van die propjes bengelend uit hun oren. Als ik ze zelf gebruikte, zouden ze misschien minder ranzig overkomen, ook die uit de oren van anderen.
Maar goed, ik had niet zo lang geleden een recensie gelezen, of een signalement, van Rouwdouwers (Atlas Contact, 2024) van Falun Ellie Koos (1992); het is hun debuut, en is genomineerd voor de Libris Literatuurprijs; daardoor kende ik hun naam. Dat boek werd het materiaal voor mijn nieuwe ervaring.
Het is… weer een ik-vertelling, een vertelling door Ada, die Ad wordt genoemd. Weer een ik-vertelling van de nauwlettend signalerende, minutieus descriptieve soort. Alles wordt benoemd en… gaat voorbij, ene oor, andere oor, als een veest in de frisse lucht met bluetooth. Niet bepaald iets waar ik zo maar stil voor blijf staan. Ik ben daar best consistent in, in mijn waardering voor ik-vertelsels, bedoel ik.
Daar komt nu bij dat iemand (Charlene Sancho, een 28-jarige actrice die al dertig andere boeken langs haar stembanden heeft laten gaan) het verhaal voorleest maar geen seconde de indruk weet te wekken dat ze het voor mij doet, dat ze mij iets wil vertellen, mij iets te vertellen heeft. Ja, de urgentie ontbreekt aan de voordracht, misschien ook wel aan de tekst. Dus waarom zou ik luisteren? Of zou ik dat juist moeten gaan oefenen?
Daar komt bij dat de voordracht vrij strak van tempo is, iets te snel voor mij en met te weinig variatie. Maar de snelheid is, blijkt na een paar bladzijden, op eenvoudige wijze en subtiel aan te passen. Dat is een zinrijk element van dit medium! De variatie is echter helaas niet te beïnvloeden met een schuifregelaartje.
Daar komt bij dat soms, of het leestempo nu langzaam is of snel, de vertelstem plotsklaps helemaal stilvalt; geen ademtocht zelfs is meer te horen. Er wordt dan, neem ik aan, een witregel ‘voorgelezen’. Maar die akoestische witregels zijn louter lange stiltes tussen twee min of meer identieke bundels van vrijwel gelijkvormige geluidsgolven; ik hoor in geen ervan, inhoudelijk noch qua intonatie, het einde naderen van de betreffende paragraaf en deszelfs slotzin. De stiltes overrompelen mij, argeloze luisteraar, iedere keer dat er een valt. Hoeveel beter zijn dan de gedrukte, zelfs de ver-e-readerde, de visuele, typografische afwisselingen van paragrafen tijdens het eigenogig schriftelijke lezen!!
Daar komt bij dat ik me een halfgare zombie voel als ik de hond uitlaat in het door gewoonterecht tot losloopgebied voor honden getransformeerde parkje, waar ik normaliter al uitlatende keuvelpraatjes houd met andere hond- en hondenminnaars en -minnaressen over honden, ijs en weder, autocraten en het gemoed.
Zie, daar komt bijvoorbeeld Herman D. ons tegemoet gestiefeld, de licht voorover gebogen, reeds lang gepensioneerde man met steevast een onverzorgde tweedagenbaard en twee honden, een grote en een kleine, allebei even ongehoorzaam, of in ieder geval net zo doof als hun baas, die al jaren heel andere dingen aan een visdraadje uit zijn bril in zijn oren heeft geplugd dan ik sinds vanochtend in de mijne. Herman, nog ouder dan ik en nog nooit gesignaleerd met een mobieltje, is, zeker sinds het onverwachte vertrek van zijn eega, altijd ernstig belust op wat slap gehouwehoer.
Ik plop mijn noise cancelling-oortjes beleefd uit mijn oren, groet Herman, en leg uit wat er met me loos is: ik luister naar een roman. Herman is van een generatie en opvoeding die hem geleerd hebben om in dergelijke situaties beleefd te glimlachen en na een groet, die me het beste wenst voor de rest van de dag, voort te kachelen, zijn sjokkende viervoeters achterna en richting een enkel kopje koffie. Hoewel onthutst door mijn eigen onbeschaafdheid, plug ik me opnieuw draadloos online en luister verder naar ‘blote, natte knieën op grindtegels’ terwijl ik in werkelijkheid met goed geschoeide voeten over het stoffige zandpad naar de uitgang van het uitgedroogde parkje wandel en onderwijl naar Freddy fluit omdat ook hij, zodra we op het trottoir zijn, weer aan de lijn moet.
Er wordt in mijn hoofd nog wat gepraat over hagelslag die op een bord regent. Morgen gaan we weer lekker off line, ik een beetje meer dan hij. Old school. Lezen doe ik daarna thuis wel. Met m’n ogen. En een kopje koffie.
vind ik een top artikel