Alle leden van de Dienst Communicatie waren naar de vergaderruimte in het C-gebouw afgezakt. Ze hadden zich alfabetisch van links naar rechts op hun respectieve stoelen gezet. Aan gene zijde van het lokaal stond een persoon in lang zwart pak, met achter zijn rug een drietal individuen van gelijksoortige snit. Toen iedereen gezeten was, nam de man vooraan het woord.
‘Awel, mannekes, ik ben blij dat ge allemaal op mijn uitnodiging zijt ingegaan. Mijn naam is Guido Gezelle en nee, ik ben gene verkoper van vélos.’
Slechts een enkeling durfde te grinniken, want de meeste aanwezigen waren te beducht om zich nu te laten kennen. Het gelaat van Gezelle verried in ieder geval totaal geen emotie.
‘Wij zijn hier bij elkander vanwege een zeer serieuze zaak. Zoals ge ongetwijfeld weet, hemmekik namens de taalkeuringsdienst de laatste drie maanden al ullie documentatiemateriaal doorgelicht, helegans, samen met de ploeg hier achter mij, bestaande uit Jos, Julia en Jef.’
Die opsomming van namen gaf een mooie alliteratie van woorden die met een Franse zj begonnen. Guido Gezelle zette een klein brilletje op zijn neus, haalde een blad papier uit zijn binnenzak, en begon daaruit voor te lezen.
‘Wij hebben in het bijzonder gekeken naar ullie folders voor studenten, naar de affiches op de noorderzijde, insgelijks de affiches op de zuiderzijde van deze campus. Daarenboven hebben wij doorgenomen de verschillende websites, de perscommuniqués, de menukaarten in de menza, de informatie over brandbeveiliging, de notulen van de faculteits- en universiteitsraden, en het laatste boekske over Erkennen & Waarderen. En tenslotte hebben wij ook het strategisch plan van voor naar achter en van achter naar voor geëxamineerd. En ik kan u verzekeren: dat was ne hele kloefer!’
De spanning over het finale verdict was te snijden.
‘En het spijt mij zeer om u het volgende te moeten laten geworden.’
De ernstige gezichten op het drietal achter hem deden vermoeden dat er een ongemakkelijke boodschap aankwam.
‘Onze conclusie op basis van veelvuldige en gedetailleerde inspectie van de documenten hierboven vernoemd is dat aan deze instelling bijzonder slecht Vlaams gebezigd wordt. Het niveau Vlaams is echt anobi…is echt aboni… amobi…enfin, is echt beneden alle peil.’
Menige blik in de zaal was nu op de grond gericht.
‘Ziehier enkele voorbeelden van taalverloedering hier geconstateerd. Het lijstje is lang. Zo hebben wij gelezen: snelweg in plaats van autostrade, magnetron in plaats van microgolf, sinaasappel in plaats van appelsien, leuk in plaats van plezant, …. En zo kan ik nog wel effekes doorgaan. En weet ge wat zo spijtig is?’
Guido Gezelle laste even een pauze in.
‘Ge dreigt daardoor de aansluiting met de wereldtalen te verliezen, met het Engels of het Duits bijvoorbeeld. Tegenwoordig wordt er hier al om drie uur ’s middags afgesproken, in plaats van om drie in de namiddag. Kijk naar het Engels: noon – afternoon. En dan lopen we ergens naartoe, in plaats van gewoon ergens naartoe te gaan. Terwijl in het Vlaams zo’n schoon onderscheid bestaat tussen lopen en gaan. Zoals in het Duits: laufen – gehen.’
De portee van zijn betoog was helder. Bij het verlaten van het zaaltje kreeg iedereen een stapeltje met publicitair materiaal van de universiteit in de handen gestopt, waarin met rode stift foute expressies waren gecorrigeerd. Toen Guido Gezelle daarna bij een van de achterblijvers nog snel vroeg waar hij zijn patatten kon afgieten, had de toegesprokene geen idee waarover hij het had. Gelukkig kon Gezelle wel geholpen worden door een van zijn landgenoten die hem wist te vertellen waar de toiletten zich bevonden.
Erg leuk, eh… plezant!
Dat Brabantse taaltje past helemaal niet bij Guido Gezelle. Daar had een of andere vorm van West-Vlaams bij gepast.
Heel juist! Overigens snap ik niet wat hiervan de bedoeling is. Nog eens de aandacht vestigen op typisch Vlaams-Brabantse afwijkingen van de standaardtaal? Die kennen we toch al lang, denk ik. Of is dit een parodie op het taalgebruik van een Vlaming die verbonden is aan de universiteit van Tilburg? Iets voor ingewijden dus?
Ik neem aan dat de onderliggende boodschap erop neerkomt dat de kritiek op de verengelsing van het hoger onderwijs gelijkaardig is aan het amechtige West-Vlaamse provincialisme/particularisme van een Gezelle. Maar dat is slechts een gok.
Guido Gezelle klinkt hier inderdaad bijzonder Brabants, maar een zinsnede als “ne hele kloefer” in plaats van “nen ele kloefer” suggereert dat hij geen moedertaalspreker van de zgn. Vlaamse tussentaal is. Althans, naar mijn persoonlijk taalgevoel wringt dit (nog afgezien van het gegeven dat het woord “kloefer” me onbekend was).
Daarnaast verbaast ’t me ook dat de eerwaarde heer Gezelle blij was en niet gewoon kontent en dat ie ’t over “elkander” in plaats van gewoon “malkander” heeft. En in mijn ouderlijk huis spraken we niet ’s middags of in de namiddag af, maar ’s noones of in d’achternoon – dat gaf pas aansluiting met de wereldtalen!
Nuja, zo kunnen we nog uren doorgaan. Het weergeven van een spreektalig register is nogmaals een heikele onderneming gebleken.
Als we dit verhaal 100% serieus moeten nemen, dan lijkt mij dat de fout die Swerts maakt de fout is die veel Nederlanders maken, namelijk denken dat elk Vlaams woord door elke Vlaming wordt gebruikt, daarbij voorbijgaand aan variatie naargelang de persoon, de regio, de sociale klasse, de historische periode enz.
Overigens herinner ik me een bericht van enkele decennia (?) geleden over een scriptie of proefschrift die ging over het Nederlands dat Nederlanders denken dat Vlamingen spreken. Kan iemand mij de titel of de naam van de auteur geven of vertellen of de tekst nog ergens in te zien is en zo ja, waar?
(Marc Swerts is een Vlaming.)
Opgegroeid in Antwerpen, getrouwd met een Westvlaamse (afkomstig uit de streek van Gezelle) en al enkele decennia woonachtig in Belgisch Limburg.