Drs. P is geen sombere schrijver. Hier en daar is er zelfs humor in zijn werk te vinden. Maar het belangrijkste kenmerk is dat in de arena van het lied de dichter-zanger een sierlijke strijd levert met het rijm. We hebben natuurlijk alleen weet van partijen die Drs. P gewonnen heeft. Het lijkt zelfs onvoorstelbaar dat hij ooit een keer het onderspit heeft gedolven. De zwaarste tegenstanders kan hij aan, hij laat zich graag door een onmogelijk rijmwoord in het nauw brengen maar weet dan op een verbluffende manier weer te ontsnappen.
Drs. P kiest steeds voor moeilijkere opgaven en al te simpele oplossingen verwerpt hij. Hij gaat daarin zover dat hij de laatste jaren zelfs voor oogrijm kiest waarin “zijn” niet mag rijmen op ”klein” vanwege het gezicht.
Zijn strijd met het rijm brengt Drs. P vaak bij het ongerijmde en door de rijmdwang, die natuurlijk nergens zo gevoeld mag worden, komt hij op allerlei zijsporen terecht die soms dwars door de encyclopedie leiden. Ik ken geen dichter die zoveel wetenswaardigheden in zijn werk weet te verstoppen als Drs. P. Wie zijn liedjes als culturele bagage bij zich draagt, heeft een uitstekende algemene ontwikkeling.
Het lied Veerpont begint met de zin: Wij zijn hier aan de oever van een machtige rivier en die wij is kenmerkend voor de schrijver. Hij gebruikt de ik-vorm niet graag, hier kiest hij de positie van de deskundige die het ons laat zien en het treffend weet te verwoorden. De meeste liedjes van Drs. P staan in de derde persoon, wat typerend is voor ballades en verhalende gedichten. Zij was als kind naar Amsterdam gekomen zingt hij in Het hart eener deerne. Er komen wel ik-figuren voor in zijn werk, maar het is meestal een rol, de ik is een ander, een verhalenverteller, ridder, weduwvrouw of reiziger. Nee, wie naar persoonlijk getinte lyriek of naar autobiografische aanknopingspunten zoekt in het werk van de schrijver, heeft het niet gemakkelijk.
Omdat de schrijver zo weinig met zichzelf bezig is, zit er verrassend veel buitenwereld in zijn werk. Drs P leidt ons door vreemde landen, presenteert vreemde volken, uitgestorven beroepen en exotische gebruiken.
Ook in zijn muziekkeuze is zijn voorliefde voor het exotische en curieuze te bespeuren. Zuid Amerika heeft zijn voorliefde, maar ook Nederland bekijkt hij soms met het oog van een wereldreiziger. Grote steden worden veelal voorgesteld als poelen van ontucht en het platteland is immer achterlijk. Daar zijn nog afgelegen dorpen te vinden als Dreupeloord waar de moderne tijd slechts schoorvoetend wordt binnengelaten. Drs. P betreedt een gereconstrueerde wereld zoals ook Anton Pieck en Marten Toonder deden, maar het verschil met hen is dat P een onmiskenbare voorkeur heeft voor misdaad, ontucht en groente.
De personen die in zijn werk voorkomen zijn niet de meest alledaagse – een commensaal, een bekwame beiaardier, bonenpiksters – of beter gezegd: zijn in de loop der tijd onalledaags geworden.
Hier en daar heeft Drs. P wel een lied gezongen waar wat verwijzingen in zaten naar de actualiteit, maar meestal voelt men dat de situatie in een onbestemd verleden plaats vindt. De inrichting van de liedjes van Drs. P is “onbeschroomd ouderwets”. Er wordt een Nederlands gesproken dat verouderd is, men bouwt aan een de oude Scheveningse pier, het gepeupel zingt van Nieuwenhuis moet zakkies plakken, het is het fin de siècle van de negentiende eeuw. De beelden die opgeroepen worden, lijken afkomstig van de schilderijen van Isaäc Israëls die ook een voorkeur had voor de meisjes van de suikerwerkfabriek en anders van diens vader Jozef Israëls die met genoegen treurige bedelkinderen en arme vissersvrouwen schilderde.
Het literair klimaat dat uit het werk van Drs. P spreekt, is nog van vóór de Tachtigers met hun impressionistische gevoelsuitstortingen. Het werk van Drs. P hoort thuis bij 19e eeuwse humoristen als De Génestet en Piet Paaltjes of misschien nog wel meer bij Engelse dichters als Lewis Carroll, Edward Lear en de liedjesschrijver W.S.Gilbert.
Hij gebruikt ook graag de komische technieken van die tijd, overal in het werk van Drs. P vindt men komische uitweidingen, onderbrekingen van de vertelling, hij richt zich regelmatig tot het publiek met zinsneden als: O auditorium, Gijlieden of O kinderen en nette vrouwen waarmee hij geheel in de komische traditie de werkelijkheidsillusie doorbreekt. Hij mag ook graag een spel spelen met de romantische fictie, de culturele speeltjes van vroeger demonteert en monteert hij tot een nieuw geheel.
Met zijn karakters en personages zet hij oude komische tradities voort. Hun naamgeving is schertsend bedoeld, ze vertonen een grappig gedrag dat niet getuigt van een diepe menselijkheid maar van voorgeprogrammeerde instincten.
In een huiveringwekkende toekomstvoorspelling, waarbij vergeleken Orwells 1984 een doktersromannetje is, treedt bij Drs. P een mensensoort te voorschijn die totaal ontmenselijkt is: “Wij zijn maar speelgoedmannetjes, speelgoedmannetjes en meer niet helaas / Gewoon maar speelgoedmannetjes, en we zijn hier nu de baas”
Al spot de schrijver soms met de geringe ontwikkeling van zijn personages, al dragen ze rare namen en uiten ze zich curieus, in hun vak behoren ze nooit tot de middelmaat. Een middelmatige bonenpikster gaat met de pest in naar haar eentonig werk, maar bij Drs. P jubelt er een extatisch:
Ja, ook ik ga daaglijks bonen pikken
Bonen pikken ga ook daaglijks ik
Dat zijn wonderbare ogenblikken
Telkens als ik bonen pik
In een ander lied laat hij iemand aan het woord die geobsedeerd is door de kwadratuur van de cirkel en in het prachtige lied De veerpont spreekt een veerbaas die een diep inzicht heeft opgedaan door zijn uitzicht. Het 19e -eeuwse komische type van de beroepsmaniak is bij Drs. P nog springlevend.
De humor zit bij hem ook vaak in het contrast tussen uiterlijke en innerlijke waarde. Als de uiterlijke schijn, het burgermansfatsoen maar opgehouden wordt, dan is alles geoorloofd. Commensalen mogen juffrouwen vermoorden maar: zo’n juffrouw hoort in het kanaal maar niet bij ons in’t trapportaal.
Er is veel dood en misdaad, hypocrisie en bedrog te vinden in het werk van Drs. P Hij schetst een dwalende mensheid die leeft in een verruwde en oversekste tijd. De politiek biedt geen oplossing want “het oproer kraait, maar legt geen ei”. In de traditie van Gibbon en Huizinga beschrijft Drs. P de ondergang van praktisch alles en iedereen in het herfsttij van het heden. Hij geeft sterke maatschappijkritiek in ”Knolraap en lof, schorseneren en prei” maar niet alleen daar, de aanklacht en de waarschuwing zijn op veel plaatsen te vinden zijn werk.
Opvallende tekenen van zijn burgerlijk engagement zijn een indringende waarschuwing tegen De baardmijt en een protest tegen het bedrog van de reclame. In een lied waarin de doctorandus een vermanende vinger richt tegen de alcohol maakt hij de zedelijke achtergrond van zijn protest duidelijk: alcohol zorgt ervoor dat mensen zich ontheven voelen van de burgerdeugd en die burgerdeugd dat is de grootste deugd die verdedigd wordt in het werk van Drs. P.
Maar pas op, dat is geen zware kost, integendeel. Zijn thema’s en invalshoeken zijn altijd luchtig gekozen. De ondergang van de menselijke soort begint bij het de tong moeten uitsteken bij de dokter of ligt verborgen achter gezellige opsommingen van groente- en fruitsoorten. De zware slagschaduw van de taalverloedering ligt op de loer waar Drs. P onschuldig rijmt over leestekens. De officiële kunst van duistere schrijvers en kunstknoeiers die in coterietjes elkaar bewieroken wekt zijn spot op. “er hing een levensecht portretje van een cirkel aan de muur” is een van zijn onvergetelijke observaties.
Wat hij dan wel wil in de kunst spreekt hij uit in een lied: niet vermoeien maar stichten en boeien.
Het stichtelijke element in het werk van Drs. P zit bijvoorbeeld in de gedachte dat geluk vaak in tegenspoed verborgen zit. Achter de wolken schijnt bij hem de zon. Is de vrouw die gisteren nog een beklagenswaardige bedelares was, vandaag niet een goed beklante hoer geworden?
Voor de goede verstaander grossiert Drs. P in boeiende en stichtelijke levensbeschouwelijke inzichten. Het motief in de Zusters Karamazov is: wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in. In De veerpont komt de treffende gedachte voor: als ik niet de veerman was dan was een ander het, in Knolraap en lof, schorseneren en prei horen we: rampen bedreigen het menselijk leven. Elders: een miljoen dat is een leuk bezit en Blik vooruit houden en niet struikelen.
De filosofie in het werk van Drs. P is dat liefde zin geeft aan het leven. Dit verrassende inzicht leidt ons naar de positie van de vrouw in zijn werk. Een gewone vrouw zal men er niet gauw in aantreffen. Wel veel gevallen vrouwen, veile vrouwen en lichtekooien. Het zijn de jonge arbeideressen uit het werk van Isaäc Israëls en Breitner: de meisjes van de suikerwerkfabriek, bonenpiksters, waspitten, de meisjes van Verkade, dienstmeisjes, lichtekooien, de meisjes van het theater, die wel een kusje waard zijn en iemand als Ernestine, de begaafde mandoline-speelster.
In ‘Het hart eener deerne ‘horen we het klassieke verhaal van de verleide dienstbode die ten slotte toch niet zonder deernis is voor de man die haar in zonde heeft gestort. Dat is wel erg mannelijk hoopvol gedacht.
Het spreekt vanzelf dat het huwelijk meestal niet geslaagd is in het werk van Drs. P, immers
Ook al komt een huwelijk tot stand
Dan nog moet men niet teveel verwachten
Want de tegenstelling der geslachten
Loopt het echtpaar dikwijls uit de hand
zingt hij in ‘Onze nicht in Den Haag’. Eénmaal slechts, in ‘Mijn beste vriend’, is een zelfstandige vrouw aan het woord maar die versmaadt de man voor haar pekineesje die er prettiger eigenschappen op nahoudt.
Maagd, hoer, madonna. De vrouw die er natuurlijk het beste van af komt in het lied van Drs. P is de moeder . In een minder bekend lied laat hij Adèle Bloemendaal, die sterk heeft bijgedragen tot de P-bekendheid, een ode aan ‘Een moederhart’ zingen.
Het geluk wordt bij Drs. P nooit zonder conflict voorgesteld. Het is zeker niet dichtbij te vinden, hij plaatst het ware geluk bij voorkeur in exotische verten. In De vierde wereld schetst hij een gelukkig eiland met een mooi klimaat, bewoond door gelijkgezinden, die dommelen, dromen en talmen, een gebied terzijde van de wereld, maar wel met comfort. Maar helaas het bestaat natuurlijk niet.
Geluk wordt in het werk van Drs. P bij voorkeur alleen ondergaan, ’s avonds of ’s nachts onder een sterrenhemel in een ver land.
In het begin van ‘Ananas’ beschrijft hij zo’n piek-ervaring, een melancholieke avond in Vera Cruz met zachte stemmen, “de lucht was vol herinnering en van oude dromen”
Vera Cruz ligt niet onder handbereik. De vulpen wel. Het ware geluk zit in je hoofd. Taal heb je altijd bij je. Er is geluk in taal te vinden. In de gelukte formulering, de gelukte grap in het gelukte werk van Drs P.
Dank voor dit stuk! Ik was toevallig net naar zijn liedjes aan het luisteren om te zien (horen) wat hij precies met rijm doet. Inderdaad het natuurlijk laten overkomen van gezocht rijm, dat karakteriseert het. Niet veel creatieve vormen zoals rijm met het voorlaatste woord of over meer woorden. Wel een keer verrassen door juist niet te rijmen: het ‘Kralingse Plas’ in het op -iep rijmende ‘Winschoterdiep’.
“Hier en daar is er zelfs humor in zijn werk te vinden.” !?
grapje…
Schitterend stuk! Met de nodige onderkoeldheid geschreven.
Is er trouwens iemand die weet waarom er geen punt achter Drs. P mag?
dat wilde hij zelf, zie ook: https://nicolinevdsijs.nl/wp-content/uploads/2025/05/2021_Sijs_Ode-aan-de-punt_in-Drs-P-en-de-punt.pdf
Of er nog commensaals en bonenpiksters zijn, het lijkt me weinig waarschijnlijk. Maar bekwame beiaardiers zijn er gelukkig nog wel!