Le Poète et la Muse.
(Rodin)
Twee kindren nog, — maar die elkander kussen.
In ’t wazige gelaat, bleek overdroomd,
Is niets ontwaakt dan schaduwen van teêrheid:
Zij beiden zijn een sluimering nabij.
Ik peins hen in het geur-omrankt prieel
Der hoven, als de sterren willen schijnen,
En de avond, als een losse lelie drijvend,
Zich op de stilte wiegelt naar den nacht.
Mijn broeders, nu ook hier de scheemring zwijgt,
Gij wéét het wel: ons aller eerste lied
Was ’t broos verhaal van een gedroomde kus.
P.N. van Eyck (1887-1954)
uit: De getooide doolhof (1909)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter