“Nederlands, is dat niet gewoon Duits?” Met deze opmerking maak je in Nederland niet veel vrienden, maar Duits is wel een stuk makkelijker te leren als je het Nederlands al beheerst. Dat ondervond de polyglot Shiba Ryōkai 司馬凌海 (1839–1879) ook halverwege de negentiende eeuw, toen hij zo goed als de eerste Japanner was die zich de Duitse taal eigen maakte. Dit was mede dankzij het Nederlands.
Shiba werd geboren op het kleine eilandje Sado, bekend om zijn ietwat paradoxale reputatie als goudmijn en ballingsoord. In 1850, op elfjarige leeftijd, trok hij met zijn grootvader Iemon naar Edo (nu Tokyo), waar hij begon met het leren van de Chinese klassieken zoals dat elk goed samoeraikind betaamde destijds.
Op dertienjarige leeftijd begon hij Nederlands en geneeskunde te studeren onder de hofartsen Matsumoto Ryōho en Matsumoto Ryōjun 松本良順 (1832–1907). Vooral de laatstgenoemde gaf deze scherpe jongen alle gelegenheid om zich te ontplooien.
Matsumoto Ryōjun, onder andere de persoonlijke arts van de laatste shogun Tokugawa Yoshinobu, vertrok in 1857 naar Nagasaki om in de leer te gaan bij de Nederlandse medicus en fotograaf J. L. C. Pompe van Meerdervoort (1829–1908). Als zijn assistent had hij Shiba in gedachten, die inmiddels alweer teruggekeerd was naar Sado. Shiba stemde in en zo vergezelde hij Matsumoto Ryōjun naar Nagasaki.
Shiba’s taalkundige talent liet zich meteen gelden. Hij absorbeerde het Nederlands van Pompe als een spons. Naar een verluid nam hij tijdens de colleges van Pompe pijlsnelle aantekeningen in het Klassiek Chinees, de schrijftaal bij uitstek van die tijd. Dit deed hij naar eigen zeggen omdat het compact en papierbesparend was. Een nog bestaand voorbeeld hiervan is zijn werk Naigaku hitsuki 内科学筆記 (Aantekeningen over interne geneeskunde).
Daarnaast was hij ook regelmatig te vinden in de grote Chinese wijk van Nagasaki, waar hij in een mum van tijd ook het gesproken Chinees (waarschijnlijk het Hokkien in plaats van het Mandarijn) leerde beheersen. Hij wisselde bovendien ook veel poëzie uit met de wat meer geleerde Chinezen in Nagasaki, aangezien Shiba een begaafde dichter was.
De leergierige Shiba maakte gretig gebruik van de meertaligheid van de Nederlandse staf van het opleidingsinstituut voor de marine in Nagasaki. Door de jaren heen wist hij zich ook het Engels en het Duits machtig te maken.
Tegen 1868, het jaar van de Boshin-oorlog, was zijn Engels goed genoeg om als tolk te dienen voor de Ierse arts in Britse dienst William Willis. Deze arts was het hoofd van de medische staf van het domein van Satsuma, die samen met Chōshū de dienst mocht uitmaken in het nieuwe Japan van keizer Meiji. Zo droeg Shiba ook zijn steentje bij aan de overwinning van de keizer gezinde alliantie.
Vooral zijn Duits was voortreffelijk. Toen de Duitse militaire arts Benjamin Carl Leopold Müller (1824–1893) in1871 op uitnodiging van Japan arriveerde om het medisch stelsel van Japan te moderniseren, was Shiba waarschijnlijk de enige man in het land die gekwalificeerd was om als zijn tolk te dienen. Toen Müller hem vroeg hoeveel jaren hij in het Duitsland had gewoond, zal hij de Duitser ongetwijfeld verbaasd hebben met zijn antwoord: nul komma nul jaren.
In de laatste jaren tot zijn dood aan tuberculose in 1879 was Shiba zeer actief als tolk en medisch specialist. Hij was medeverantwoordelijk voor het eerste woordenboek Japans-Duits en Duits-Japans, en leerde er doodleuk ook nog even Russisch, oud Grieks en Latijn bij.
In zijn veel te korte leven van veertig had hij zijn land welgeteld nul keer verlaten. Ik kan mij weinig historische polyglotten bedenken die in zulke beperkte omstandigheden zo ontzettend veel taalkennis hebben kunnen opdoen.
Ondanks de brede taalkennis van Shiba, werd hij in Japan voornamelijk ingezet vanwege zijn brede kennis van het Duits. Maar waarom was het Duits zo belangrijk, en waarom waren er niet meer Japanners die rond de overgang van het shogunaat naar het bewind van de Meiji keizer het Duits beheersten?
Japan had in de zestiende eeuw al uitgebreid kennis gemaakt met vele Europese machten: Portugezen, de Spanjaarden, de Engelsen, de Nederlanders, de Fransen, en later ook de Russen en Amerikanen klopten geregeld bij de Japanners aan de deur. Soms goedschiks, soms kwaadschiks. De Duitsers waren echter nog vrij onbekend voor de Japanners.
Pruisen, de machtigste van de verschillende Duitse koninkrijkjes, prinsdommetjes en bisdommetjes die toen nog een lappendeken van kleurtjes vormden op de wereldkaart, was een landmacht en projecteerde haar macht nog niet zo actief naar de verre uiteinden van de wereld zoals Frankrijk en Engeland.
De eerste pogingen tot contact met Japan in 1860 en 1861 resulteerden wel in een handelsverdrag. Dit wordt ook wel beschouwd als het officiële begin van de Duits-Japanse betrekkingen.
De geopolitieke ambities van Japan zouden in een rap tempo groeien, want Pruisen had de ambitie om de Duitse staten te verenigen tot een groot rijk: Duitsland. Dit lukte ook toen zij de Fransen vernederden in 1871 en hun kersverse natie afkondigden in het Paleis van Versailles. Het nieuwe verenigde Duitsland streefde nu ook naar een plaats in de zon, net als rivalen Engeland en Frankrijk.
Japan was op zijn beurt in 1868 mondjesmaat begonnen met de modernisering van het land. Zoals ik ook schreef in mijn artikel vorige week over de Nederlandse medicus Bauduin, moest Japan in de leer bij verschillende westerse grootmachten om een moderne natiestaat op te richten. In eerste instantie was er veel interesse in de grootmacht Frankrijk.
De capabele Chōshū generaal Ōmura Masujiro 大村益次郎 (1824-1869) kreeg de verantwoordelijkheid voor het opbouwen van een nieuw, modern leger, en zag het Franse leger als het perfecte voorbeeld. Het shogunaat, de verliezers, hadden overigens ook veel militaire steun ontvangen van de Fransen. Ōmura’s carrière werd echter abrupt onderbroken toen hij door conservatieve extremisten werd vermoord.
Twee jaar later kwam het nieuws van Frankrijks vernederende nederlaag ook binnen bij de Japanners. Niet Frankrijk, maar Duitsland was ineens de onbetwiste grootmacht op het continent. Dit deed de Japanse beleidsmakers twijfelen aan hun eerdere keuze voor Frankrijk, en in 1874 werd duidelijk gekozen om het Duitse leger te verkiezen boven het Franse. In de militaire geneeskunde was die keuze in 1871 al gemaakt.
Op grote schaal haalde Japan allerlei Duitse medische en militaire adviseurs het land binnen. Vooral met Jacob Meckel (1842–1906), protegé van de legendarische Von Moltke, haalde Japan een grote vis binnen. Japan had echter een groot probleem: Japan en Duitsland hadden nauwelijks een gedeelde geschiedenis: wie moest er in hemelsnaam gaan tolken voor al deze Duitse heren?
Iedereen in Japan richtte zijn ogen Shiba Ryōkai, zo ongeveer de enige man die Duits kon in het hele land. Voor hij het wist, stond hij overal en nergens voor iedereen te tolken. De colleges van deze Duitse adviseurs waren volledig van hem afhankelijk: als Shiba de nacht ervoor te diep in het glaasje had gekeken (wat hij naar verluidt regelmatig deed), ging het college niet door.
Shiba zou na zijn vroege dood in 1879 voor een groot deel in obscuriteit verdwijnen. Hij heeft niet eens een Engelstalige Wikipedia-pagina, laat staan een Nederlandstalige of Duitstalige. Volledig onterecht, want hij is een van de meest bijzondere polyglotten (samen met de Chinees-Maleisische Gu Hongming 辜鴻銘 (1857–1928)!) over wie ik ooit heb gelezen.
Hij heeft een hele generatie ambitieuze jonge Japanners toegang gegeven tot exclusieve kennis over Europa en de moderne geneeskunde. Zonder een taalkundig genie en een pionier als Shiba Ryōkai had Japan de moderne Duitse kennis waarschijnlijk niet zo snel eigen kunnen maken. Op zijn beurt had Shiba het Duits wellicht ook niet zo snel kunnen leren zonder zijn beheersing van het Nederlands. Want ja, het Nederlands, is dat niet gewoon Duits?
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Thom van Dam
Ik wil even kwijt dat ik dit een prachtig verhaal vind, en blij ben dat ik het heb gelezen! Dank!
Mee eens. Prachtig artikel dit!