Minneklacht
ô Kracht der Min, hoe slaat gy my om ’t hart!
Mijn voorhoofd rookt van ’t hevig boezemblaken;
Dus klonk de zang van Dichter Leonard,
Om ’t rotsig hart van Celia te raken.
‘k Benij elk oog dat u aanschouwen mag;
Het linnen dat uw leden mag genaken;
‘k Benij de lucht en ’t schijnsel van den dag,
Dat weemlen mag of blozen op uw kaken.
‘k Benij den grond waar gy den voet op zet;
De zool vooral, die van uw tred mag kraken;
Ja zelfs den beer, van wiens gesmolten vet
De Parfumeurs uw hair-pomade maken.
Willem Bilderdijk (1756-1831)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Zo’n goeie 200 jaar vóór het toxisch feminisme.
Maar er is ook al sprake van een beer…