•• Uit Soms blijft iets, de nieuwe bundel van Froukje van der Ploeg.
Het was toen we nog geen lichaam hadden
We waren spaghettislierten door de gangen
plakten aan elkaar door te weinig olie
in het water vouwden onze octopusdelen
onder tafel vonden nog geen ruggengraat
Vielen eindeloos uit ringen van fietsen
klimrekken, voskleurige pony’s, banken
door de slappe lach. Koektrommels leeg
chips, friet bij de FEBO na sluitingstijd
van de kroegen, zoete bubbels in roze en groen
we voelden niets. Bogen om lantaarnpalen, hadden
nog geen lichaam. Ziekenhuizen waren voor oma’s
die we herkenden aan hun handtasjes bij het bed
Wij hadden geen lichaam, want je hebt pas een lichaam
als het in de weg zit, breekt na een val
bloedt op verkeerde momenten, pijn onthoudt
na een ontmaagding die later een schending blijkt
niet zoals in films. Toen hadden we een lichaam.
Het werd dikker door bier, dunner als we huilden
langer als we rechtop stonden, uitstegen boven jongens
olie smeerden, een ruggengraat vonden.
Froukje van der Ploeg (1974)
uit: Soms blijft iets (Querido, 2025)
Abonnees van Laurens Jz Coster krijgen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter