Wat iedereen moet weten over taal (7)

Onlangs verschenen de resultaten van een onderzoek: wat vinden taalwetenschappers dat mensen moeten weten over taal? Dat resulteerde onder andere in een lijst van 25 vragen. Korte antwoorden op die vragen zet ik hier de komende weken op een rijtje.
Veel mensen denken als ze aan taal denken onwillekeurig aan geschreven taal. Het vak dat op de basisschool ’taal’ heet gaat zeker de eerste jaren voor een groot deel over leren lezen en schrijven. Het Nederlands lijkt daarmee in de eerste plaats een kwestie van letters. Dan zal dat voor andere talen ook wel gelden.
Schraal
Toch zien de meeste taalwetenschappers de gesproken taal als veel belangrijker. Het schrift is veel jonger dan de gesproken taal: een verschil van 5.000 tegenover 50.000 jaar (de getallen zijn allebei aan discussie onderhevig, maar dit geeft in ieder geval de orde van grote weer). Bovendien wordt de meerderheid van de talen op de wereld nog altijd niet geschreven, maar wel gesproken. Omgekeerd zijn er geen serieuze voorbeelden van talen die wel geschreven maar niet gesproken worden. En zelfs in een geschreven taal als het Nederlands zijn de verhoudingen volkomen scheef. Volgens sommige schattingen zeggen mensen zo’n 20.000 woorden per dag; hoeveel woorden mensen gemiddeld schrijven per dag is volgens mij nooit geschat, maar ik denk niet dat dit er gemiddeld meer dan 200 zijn, en eigenlijk vermoed ik dat 20 (een boodschappenlijstje) nog dichter in de buurt ligt. Ik ken niemand die 20.000 woorden per dag schrijft. Over de extreem productieve Britse filosoof Bertrand Russell heb ik weleens gelezen dat hij aan 10.000 woorden kwam. Maar die man sprak daarnaast ook nog heel veel.
Een ander verschil is dat kinderen wereldwijd de gesproken taal moeiteloos oppikken (zie vraag 2), maar dit geldt nooit voor geschreven taal: die moeten kinderen bewust leren, over het algemeen nadat ze de gesproken taal al voor een belangrijk deel kennen.
Je zou de geschreven taal daarmee als een afgeleide van de gesproken taal kunnen zien, en dan is het in sommige opzichten ook nog een verarmde afgeleide. Zinsintonatie, stemgebruik, lichaamstaal, ze worden allemaal weggefilterd. Mensen konden vroeger in hun handschrift ook nog wel wat emotie leggen, en tegenwoordig worden interpunctie en emoji gebruikt, maar dat blijft allemaal heel schraal vergeleken wat mensen in levenden lijve met hun taal doen.
Zwarte inkt
Natuurlijk heeft geschreven taal ook voordelen. De schrijver kan zaken delen met lezers die zich niet in dezelfde ruimte bevinden. Geschreven taal kan bovendien bewaard worden, terwijl gesproken taal vluchtig is. (Althans, dat gold lange tijd, tot de geluidsopname werd uitgevinden – veel korter dan vijfduizend jaar geleden.) Wat nu nog steeds geldt is dat je geschreven taal veel gemakkelijker en sneller tot je kunt nemen, en dat je als lezer meer overzicht hebt over een betoog dan als luisteraar. Niemand weet wat de toekomst brengt, en of de geschreven taal nog 5.000 jaar zal bestaan valt niet te zeggen. Maar de komende eeuw vast nog wel.
Hoe dan ook is ook het denken van taalkundigen sterk beïnvloed door geschreven taal. Analfabeten worden helaas minder snel taalwetenschapper. Om carrière te maken moet je bovendien heel veel artikelen en boeken lezen en schrijven, je bent dus zelfs als foneticus heel veel met geschreven taal bezig. Bovendien is het makkelijker om geschreven taal uit te pluizen: het staat voor je op papier, je kunt er op je gemak naar kijken. Er zijn in de loop van de tijd ook wel manieren bedacht om gesproken taal te visualiseren, bijvoorbeeld middels spectogrammen en toonhoogtecontouren, maar die blijven toch minder gemakkelijk te lezen.
Dat de geschreven taal bewust of onbewust voor ons model staat voor taal, levert volgens sommige taalwetenschappers problemen op. Geschreven taal is vaak veel ‘cleaner’, en bestaat bijvoorbeeld vooral uit afgemaakte zinnen. Wie praat, maakt zinnen niet af, eindigt ze anders dan ze beginnen, enzovoort. Misschien is dat wel niet alleen de norm maar hoe taal feitelijk werkt, terwijl veel taalkundige theorieën nog uitgaan van het primaat van de afgemaakte zin.
Hoever die invloed van geschreven taal op de taalkundige theorieën gaat, is een onderwerp van discussie. Sommige taalkundigen zeggen dat de moderne taalwetenschap taal te veel ziet als een abstract verschijnsel, dat losgekoppeld is van het menselijk lichaam waar iedere taaluiting uiteindelijk uit voortkomt. Dat kan dan het gevolg zijn van het feit dat we taal nu eenmaal zien als iets dat in zwarte inkt op een wit papier staat.
Rij symbolen
Een voorbeeld kun je ook vinden in de studie van taalklanken. Het is heel gebruikelijk om ervan uit te gaan dat een woord als man bestaat uit drie klanken naast elkaar. Er is een onder taalkundigen heel populair transcriptie-instrument, het Internationaal Fonetisch Alfabet, waarin je de klank van het woord ook weergeeft als /mɑn/. Op een bepaalde manier is dat echter niet in overeenstemming met de fysieke werkelijkheid: als iemand het woord man zegt, produceert ze luchttrillingen die op allerlei manieren in elkaar overlopen. Er zijn geen grenzen tussen drie precies afgebakende klanken, er is eerder sprake van een vloeiende beweging.
Toch zijn er volgens veel taalkundigen genoeg redenen om die afbakeningen van klinkers en medeklinkers te hanteren; redenen die niets te maken hebben met het schrift. We kunnen bijvoorbeeld in iedere taal een over het algemeen redelijk beperkte verzameling steeds terugkerende klanken vaststellen, de klinkers en de medeklinkers, die fungeren als legosteentjes waarvan ieder woord gemaakt is. Ook zijn er aanwijzingen dat mensen die even niet meer op een woord kunnen komen, zich nog wel bijvoorbeeld de allereerste klank kunnen herinneren.
Je zou het wat dat betreft ook zo kunnen zien dat het alfabetisch schrift alleen maar een succes kon worden doordat het niet zozeer weergeeft wat er in de lucht trilt, maar hoe woorden in ons hoofd zitten. Wat dat betreft is het dan overigens wel weer opvallend dat het niemand ooit lijkt te zijn gelukt om een succesvol – dat wil zeggen: algemeen geaccepteerd – schriftsysteem voor gebarentalen te bedenken. De manier waarop die in elkaar zitten is kennelijk lastiger weer te geven in een rij symbolen achter elkaar.
Relevente lemma’s in de Taalcanon: Zijn er talen zonder letters? van Marian Klamer en Letters, wat zijn dat eigenlijk? van Dirk Bakker
De focus op geschreven taal bij het beschrijven van taal heeft natuurlijk ook zijn weerslag op de waanzinnige moeilijkheid om dierentalen (of ‘dierentalen’) (of dieren’talen’) te transcriberen/translitereren en er chocola van te bakken. Een lange weg!
Meningen zijn herhaalbare meningen die als ze verschillen toch meningen blijven. Sinds de jaren zeventig heeft het besef zich algemeen verbreid dat iedere omschrijving van wat literatuur zou zijn niet juister of onjuister is dan willekeurig welke andere omschrijving.’
Orde van grootte.
Meteen een mooi voorbeeld van hoe taal als klanken in je hoofd zit en dat er bij het schrijven allerlei spellingregels of -conventies bovenop komen. Marc zat alweer vijf woorden verder waarschijnlijk.
Hoeveel % van de mensen met Nederlands als ‘moedertaal’ zouden dit tijdens het lezen ontdekken?
“Hoever die invloed van geschreven taal op de taalkundige theorieën gaat, is een onderwerp van discussie.” Dat is zeker zo, ook in de Nederlandse taalkunde, zie A. Kraak (2006) Homo loquens en homo scribens. Over natuur en cultuur bij de taal. Amsterdam University Press. Zie verder de discussiebijdragen over dit boek in Nederlandse Taalkunde 13, 2008(3).