
Het aspect van de taal dat zich vooralsnog het minst leent voor wetenschappelijke studie, is dat van de woordbetekenis. Wat betekenen willekeurig gekozen woorden zoals kat, vrijheid, helaas, saai? Er staan definities in het woordenboek, maar met definities valt die betekenis nooit precies te vangen.
Dit schrijft Van Dale over kat:
viervoetig klein huisdier, afstammend van de wilde kat, uit het geslacht Felis uit de familie van de katachtigen van de orde van de roofdieren, met spitse oren en ogen die ’s nachts goed kunnen zien, dat muizen vangt, miauwt, spint en blaast, volgens het volksgeloof beschikkend over negen levens (omdat katten vaak aan gevaarlijke situaties lijken te ontsnappen) en bij het vallen meestal op de pootjes terechtkomend;
Op ieder aspect valt wel iets af te dingen. Een kat die een poot verliest of die door een genetisch defect nooit een vierde ‘voet’ heeft gehad (hebben katten voeten?) is niet meer ‘viervoetig’, maar nog steeds een kat. Zoiets geldt ook voor de ‘spitse oren’ en de ‘ogen die ’s nachts kunnen zien’, en voor het gedrag (er zijn katten die geen muizen vangen, niet miauwen, niet spinnen en/of niet blazen).
Wat is klein in dit verband? Een kat is groter dan een muis, is dat van belang? Is een lynx groot? Doet de afstamming ertoe – en als kat gedefinieerd wordt als afstammend van ‘de wilde kat’, is die definitie dan niet circulair? Is de plaats in de biologische stamboom belangrijk, ook al zal menig wereldburger zich hiervan niet bewust zijn, en was er al sprake van katten voordat Linnaeus ons iets over stambomen kwam vertellen?
In ons hoofd
Heel wonderlijk zijn ook de verwijzingen naar het volksgeloof (is dat nu bepalend voor een individuele kat), of voor het ‘meestal’ op de pootjes terechtkomen. Hoe vaak moet je een beest uit het raam naar beneden gooien om te kunnen constateren dat het een kat is?
Dit alles is geen kritiek op Van Dale. De definitie in dat woordenboek is nogal barok, maar op de kortere definities in de prestigieuze Franse Robert (‘Petit mammifère familier à poil doux, aux yeux oblongs et brillants, à oreilles triangulaires, aux griffes rétractiles’) of de wereldberoemde Amerikaanse Merriam-Webster (‘a carnivorous mammal (Felis catus) long domesticated as a pet and for catching rats and mice’) valt dezelfde kritiek te geven. Voor al die definities geldt dat je er eigenlijk alleen iets aan hebt als je al ongeveer weet wat een kat is.
We hebben waarschijnlijk dan ook de betekenis van kat niet in ons hoofd als een definitie. De betekenis van een woord kan niet worden gevat niet een heleboel andere woorden? Wat is het dan wel?
Een kat gevoeld
In een recent artikel doen de taalkundigen Raymond Jackendoff en Katrin E. Erik een voor de hand liggende suggestie: in ons hoofd is een woord een knooppunt tussen allerlei aspecten in het geheugen, een lijstje met plaatsen in het geheugen waar allerlei relevante zaken te vinden zijn.

De fonologie is een aanduiding van hoe het woord kat klinkt (in dit plaatje in het Engels). De syntactische informatie is (in ieder geval) dat het een zelfstandig naamwoord is (N betekent nomen; in het Nederlands zou hier ook nog de informatie moeten staan dat het gaat over een de-woord). De ‘semantische’ informatie is bijvoorbeeld dat het gaat over een levend wezen, zodat we aan katten kunnen toeschrijven dat ze slapen of sluipen (en muizen vangen, miauwen, spinnen en blazen) en dat je naar ze verwijst met hij of zij. Dit is het soort informatie waarmee we woorden in categorieën in kunnen delen: katten zijn in dit opzichte hetzelfde als honden, mensen, eenhoorns enzovoort.
Maar voor de precieze informatie, voor datgene dat katten onderscheidt van alle andere levende wezens, hebben we verwijzingen nodig naar andere delen van het geheugen. We hebben bijvoorbeeld, zeggen Jackendoff en Erik, een geheugen voor ruimtelijke objecten. Daarvoor staat het fotootje van een kat, hoewel ons feitelijke geheugen natuurlijk niet zo gedetailleerd is (een kat heeft niet per se streepjes op de vacht zoals op de foto) en we bovendien ook op andere manieren ons ruimtelijk geheugen vormen, zoals met de tastzin. Ons feitelijke ruimtelijke geheugen van een kat is een gemiddelde van alle keren dat we een kat hebben gezien of gevoeld.
Aanknopingspunt
Dat laat dan overigens nog steeds onbekend hoe we dan met name de eerste keren dat ze een kat zagen of voelden, wisten dat we een kat van doen hebben.
Wat geldt voor de betekenis geldt trouwens denk ik ook voor de vorm: we weten dat voor de klank van een woord niet alleen een abstracte structuur nodig is zoals hierboven gegeven, maar dat mensen in hun uitspraak ook subtiel beïnvloed worden door hoe andere mensen het woord uitspreken. Net als voor de betekenis is er dus zowel een abstract deel van het woord als een concreet deel.
Het is maar een kort artikeltje, van Jackendoff en Erik, en de oplossing is dus maar schetsmatig, terwijl de kwestie die ze aanroeren heel mysterieus is. We hebben nog een een lange weg te gaan voor we er iets van begrijpen. Toch biedt dit artikel denk ik een aanknopingspunt.
.
Hoe wisten we de eerste keer dat we een kat zagen of voelden, dat we met een kat van doen hadden?
Net zoals toen we een stukje van een ei van een dinosaurus vonden:
Oertijdmuseum Boxtel vindt miljoenen jaren oude schaal van dino-ei in VS – https://nos.nl/l/2583103