
Vandaag ben ik 30 jaar doctor in de letteren. Dat betekent dat ik die titel inmiddels langer wél dan niet draag. De meeste dagen denk ik er niet aan, er is weinig dat me eraan herinnert. Je kunt natuurlijk inmiddels allang niet meer aan de universiteit werken zonder gepromoveerd te zijn – toen ik promoveerde was dat nog anders – dus in die zin bouw ik iedere dag voort op die promotie. Maar in het moderne Nederlandse leven maakt een mens nauwelijks gebruik van die titel, al is het de hoogste academische titel die er is. (De titel professor is niet eens wettelijk beschermd en het wordt hoog tijd dat op zijn minst iedereen die college geeft die titel dragen mag zoals in alle beschaafde landen.)
Zoals veel onderzoekers zie ik de tijd dat ik werkte aan mijn proefschrift als de allerbeste tijd van mijn werkzame leven: jarenlang iedere dag met dat boek bezig zijn, en bijna alleen maar met dat boek. Ik gaf ook wel wat college, maar dat was vooral een welkome afleiding, en ik heb een keer in een commissietje gezeten dat moest onderzochten hoe het kwam dat promovendi in Tilburg, daar werkte ik, relatief lang over hun promotie deden. We interviewden onder andere enkele promotoren. Eén zei: ‘Het begeleiden van promovendi is mijn hoogste prioriteit, maar ik heb er niet altijd tijd voor. Dat was niet mijn begeleider, ik had met alle drie juist eindeloze discussies over het vak, over mijn proefschrift, over de richting waar het heen moest met de wetenschap.
Digitaal stof
Ik geloof dat het een zorgelozer tijd was voor iedereen: ik had het als promovendus makkelijker dan promovendi nu, mijn begeleiders hadden het makkelijker dan ik nu. Ik werkte aan een volkomen abstract proefschrift zonder enige maatschappelijke relevantie, over klinkers in het Nederlands, in Nederlandse dialecten, in het Frans, in het Noors en in het Gotisch, en maakte me geen zorgen over wat er daarna zou komen. Dat kwam wel goed. Ik vond heel veel andere dingen ook interessant, en daar las ik ’s avonds boeken over, of ik ging naar een kroeg om een kriekenbier te drinken met andere promovendi die me vertelden waar zij mee bezig waren. Het idee dat de gemiddelde promovendus nu plaagt dat je snel, snel, snel jezelf moet bewijzen, dat je artikelen moet publiceren, dat je moet laten zien dat je beter bent dan anderen, dat bestond nog niet.
Kriekenbier, aan de andere kant, is in Nederland uit de meeste schappen verdwenen, het smaakt naar de jaren negentig.
Wat wel bestond, in Tilburg: het inmiddels alom aanwezige idee dat de academische wereld in elkaar stort. Voortdurend werd de afdeling waar ik werkte (‘Vergelijking van grammaticamodellen’) bedreigd, of als dat niet zo was, onze faculteit, of als dat ook niet zo was, de universiteit. Het heeft me achteraf klaargemaakt voor de regering-Schoof en de nasleep ervan. Maar ook dit alles trok ik me niet aan.
Ik ben ook steeds nog wel trots op mijn proefschrift, ik zie het als een van de beste dingen die ik heb geschreven. De bevindingen uit die tijd zijn wat mij betreft grotendeels blijven staan, al komt het ook wel doordat er niet heel veel ander onderzoek naar is gedaan, dat het had kunnen verbeteren. Hopelijk komt dat nog. Ik bouwde in dat proefschrift zelf ook voort op resultaten van anderen, van soms wel zestig jaar eerder. Hopelijk zijn er over dertig jaar nog promovendi in de fonologie, en haalt een ervan mijn proefschrift onder het digitale stof vandaan om te laten zien wat er niet aan klopte.
Voor het zover is, neem ik vanavond een kriekenbier.
PROOST & PROFICIAT, dr. Marc!!! Nog vele mooie wetenschappelijke jaren in de Neerlandistiek gewenst!
(door een fan die geniet van alle meesterlijke artikelen van deze nu ‘30-jarige Doctor’!)
Beste Marc, mooi is dat, dat omzien in verwondering. Nog mooier is de hoop op bijstelling en je gevoel voor de continuïteit in de vakbeoefening. Als een vuurtje dat voortdurend onderhoud nodig heeft.
Hartelijk gefeliciteerd, Marc. Zelf was ik dit jaar 26 jaar geleden gepromoveerd, nog net in de vorige eeuw. Ik wil dat over vier jaar nu dan ook wel andermaal bescheiden herdenken.
Heerlijke herkenning: (….) en ik heb een keer in een commissietje gezeten dat moest onderzochten hoe het kwam dat promovendi (….)
Ik ben bijna 29 jaar geleden gepromoveerd en ik heb eerlijk gezegd veel minder rooskleurige herinneringen aan die tijd, uit eigen ervaring en wat ik om me heen zag. Ik kende toen bovendien een bedrijfsarts bij de UvA en die zei dat ze in geen beroepsgroep zoveel stressgerelateerde klachten zag als onder promovendi. Je hebt – denk ik- geluk gehad met je promotor en plek, Marc.