
Voor taalkundigen zijn alle taalvariëteiten in principe gelijkwaardig, maar iedereen weet ook dat sommige meer aanzien hebben dan andere. Door inconsistente nationale en regionale beleidskeuzes worden niet alle taalvariëteiten gelijk behandeld.
Nederland en het noorden van België vormen samen de Nederlandse Taalunie (NTU). Sinds het oprichtingsverdrag van 1980 (Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie) geldt dit gebied als één taalgebied. In 2004 sloot Suriname zich daarbij aan. Op het vlak van de erkenning van regionale talen is er echter een verschil tussen Nederland en België, omdat Nederland het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden (met een Engelse afkorting: ECRML) heeft geratificeerd, en België niet.
In Nederland zijn het Fries, het Nedersaksisch en het Limburgs onder het Handvest erkend. Dat gebeurde na succesvolle lobby van vertegenwoordigers van de sprekers, geïnspireerd door het Duitse voorbeeld, waar het Nedersaksisch al de status van regionale taal had. Het Fries had overigens al langer een officiële status in de provincie Fryslân (Friesland). De term Fries verwijst zowel naar de gestandaardiseerde taal als naar de vele lokale dialecten (waarbij Fries dan als verzamelnaam wordt gebruikt). Het Fries valt nu onder deel III van het Handvest, dat ruimere rechten en ondersteuning biedt. Het Nedersaksisch en het Limburgs zijn daarentegen niet gestandaardiseerd en bestaan uit een grote diversiteit aan dialecten die samen die namen dragen. Zij zijn in Nederland erkend volgens deel II van het Handvest, wat minder bescherming en steun inhoudt dan voor het Fries.
Ook andere regio’s hebben geprobeerd hun streektalen erkend te krijgen onder het Handvest. In zowel Nederland als België hoopten groepen sprekers op dezelfde status voor hun taal. In België adviseerde de NTU echter tegen erkenning van het Limburgs. Vanuit diezelfde houding raadde de NTU ook af om in Nederland nog andere streektalen een officiële status te geven. Zo werd het verzoek van Zeeland om het Zeeuws als regionale taal te laten erkennen afgewezen. De Nederlandse regering besloot vervolgens, in lijn met het NTU-advies, geen verdere streektalen via het Handvest te erkennen (Belemans 2011).
Het gevolg is een ongelijk beleid ten aanzien van de streektalen in Nederland. Voor taalkundigen zijn alle taalvariëteiten gelijkwaardig, maar in de praktijk zijn sommige dialecten door beleidskeuzes wél erkend en beschermd, en andere niet. Die laatste worden beschouwd als varianten van de standaardtaal. Dat is een kunstmatige scheidslijn, want het beleid volgt bestuurlijke grenzen in plaats van taalkundige isoglossen.
Het Handvest kent bovendien geen procedure om een regionale taal weer zijn status te ontnemen. Ook zou het intrekken van de erkenning van het Nedersaksisch en het Limburgs nooit op draagvlak kunnen rekenen bij de betrokken taalgemeenschappen.
Dit is een vertaling van de Engelstalige inleiding op Digit Magazine.
Het volledige working paper in het Engels staat hier.
Dat klopt, maar de verschillen in erkenning tussen enerzijds het Fries en anderzijds het Limburgs en Nedersaksisch zijn niet helemaal los te zien van de ambities van de taalgemeenschappen. In het geval van het Fries heeft de Rijksoverheid het over ‘bestendiging van beleid’ en dat beleid is al sinds de vroege 20e eeuw emanciperend en sinds de jaren ’80 gericht op gelijkwaardigheid aan het Nederlands. De emanciperende maatregelen die daarbij horen, zoals gebruik van de taal in de politiek, in de rechtspraak en in de media, worden in de Limburgs- en Nedersaksischtalige gebieden nauwelijks nagestreefd en soms zelfs expliciet onwenselijk of onnodig genoemd. Ik zou het toejuichen als al die talen daadwerkelijk gesteund zouden worden, maar de Rijksoverheid lijkt hier met de vorm van erkenning de wensen van de taalgemeenschappen meer te volgen dan zelf te sturen.
Het grootste verschil in behandeling tussen talen zit ook niet tussen het beleid voor Fries, Limburgs en Zeeuws. Zeker worden die talen verschillend behandeld, maar als je wat uitzoomt, worden ze alle drie stiefmoederlijk behandeld, en ontberen ze de brede steun die het Nederlands krijgt. Zelfs een nieuwkomer als het Engels wordt op allerlei manieren meer door de overheid gesteund dan de kleine talen (of dialecten of streektalen of hoe mensen ze maar noemen).
Dat het Engels meer gesteund wordt dan de dialecten zou heel misschien iets te maken kunnen hebben met economie?
“De Nederlandse regering besloot vervolgens, in lijn met het NTU-advies, geen verdere streektalen via het Handvest te erkennen (Belemans 2011).” Bij BZK is het verzoek ingediend om het Gelders Kleverlands te erkennen. Het is in behandeling. Terwijl het Kleverlands als onderdeel van het Limburg wel erkend is evenals het Kleverlands in Nordrhein-Westfalen moet het Gelders Kleverlands die erkenning tot nu toe ontberen. Heel vreemd! Gelukkig heeft de Provincie Gelderland zich aangesloten bij het streven van de Stichting Gelders Kleverlands om deze streektaal ook in deze provincie de status van Deel II te geven.
Graag wil ik in dit verband wijzen op het net verschenen goed doortimmerde beleidsdocument van Henk Bloemhoff: https://wb-nsc.nl/rapporten/erkenning-van-streektalen-nedersaksisch-en-limburgs/.