Ana Maria van Valen

In de serie Tekstportretten laat Jan Renkema iemand poseren in zijn tekstatelier, ter gelegenheid van een bijzondere aanleiding. Ana Maria van Valen is dit jaar als docente in Surabaya voorzitter geworden van het pas opgerichte Netwerk Internationale Neerlandistiek in Azië. NINA is het forum voor neerlandistiek in China, India, Indonesië, Japan, Kazachstan en Zuid-Korea.
Toen ik 2,5 jaar oud was, werd ik opgehaald uit een kindertehuis in Jakarta. Mijn Nederlandse ouders vertelden later dat ik in Nederland per se zonder schoentjes en zonder sokjes in de sneeuw wilde lopen. In Bogor, waar ik geboren ben, liep iedereen altijd blootsvoets. Ik kende ook nog Javaanse liedjes en wat flarden van zinnen. Ik kwam terecht in een echt Sliedrechts gezin met drie oudere Nederlandse jongens, en later nog een Indonesisch zusje. Bij ons thuis werd plat-Sliedrechts en Zeeuws gesproken. Later ontmoette ik andere adoptiekinderen uit Limburg en Friesland. Dan hoorde ik heel ander Nederlands. Ik heb een goede jeugd gehad, met heel liefhebbende adoptieouders. Ik kon ook goed zwemmen, wedstrijdsport. Nu weer hier in Surabaya, ben ik tweede geworden van Oost-Java als master zwemmer.
Tussen culturen
Op mijn achttiende ging ik op eigen uitdrukkelijk verzoek met mijn adoptieouders een paar weken naar Indonesië. Toen heb ik voor het eerst mijn biologische vader en moeder en mijn echte familie ontmoet. Ik herkende direct bepaalde trekjes, en typische gebaren die ik van mezelf ook ken. Ik heb een Nederlandse laag, met daaronder een Indonesische bodem. Hier in Nederland loop ik langzaam, daar loop ik te snel. In Indonesië is het gezellig met de grote familie en de doorlopende eetcultuur zonder veel planning. Ik voelde me verwesterd in denken. Ik was ook meer geëmancipeerd en zelfstandig, en ik deed vooral dingen alleen. Maar in Indonesië is je identiteit veel socialer. Waar ben je dan thuis? Als ik met mijn Nederlandse naam in Nederland een afspraak maak, kijken ze vaak verbaasd: een Indonesische! Maar in Indonesië zeggen ze: ‘Goh, jij komt niet van hier, jij spreekt de taal niet vloeiend. Thailand misschien?’
Ik heb altijd graag met mensen willen werken. Na de Pabo ging ik verder in cultureel-maatschappelijk vorming, met daarna een master in Special Needs Education. In Rotterdam vond ik werk bij inburgeringscursussen. Ik voelde me altijd ook erg aangetrokken tot scholen met kinderen die geen Nederlands spreken. Niet verwonderlijk natuurlijk dat ik met mijn achtergrond mij ging specialiseren in Nederlands als tweede taal. Daarna kreeg ik de kans om te gaan werken bij het NOB, het Nederlands Onderwijs in het Buitenland, op een expat-school in Singapore. Dat was voor mij zoiets als ‘Azië voor beginners’, op een heel centraal punt in dat grote Azië, heel veilig met Nederlandse en Aziatische collega’s. Maar Indonesië bleef trekken. Via familie kreeg ik een baan aan een taleninstituut in Surabaya. Zo ging mijn loopbaan dus van basisschool via high school naar het academisch onderwijs.
Onderwijl werd ik ook actief in een vereniging voor kinderen die net als ik geboren zijn in Indonesie, maar opgegroeid in Nederland. Sommigen zijn niet als baby maar al als schoolgaand kind naar Nederland gekomen, en dat gaf vaak veel meer identiteitsproblemen. Als coördinator heb ik geholpen dat zo’n tachtig kinderen uiteindelijk herenigd werden met hun biologische ouders. Ik heb in dit bestuurlijk werk goed leren organiseren ‘tussen culturen’.
Paspoorten
Vreemd, ik heb niet echt een Nederlandse identiteit, maar ze zien me ook niet altijd als een een Indonesische. Ik heb leren leven met grote culturele verschillen, maar ik voel me nu in beide culturen toch wel thuis, ondanks de verschillen. Het verkeer is hier op Java altijd zigzag, in Nederland is alles gestroomlijnd. Wij zitten hier op de grond, maar in Nederland zitten we op de bank. Hier leeft men met de instelling ‘dat zien we morgen wel weer’. In Indonesië vindt men sparen iets vreemds. In Nederland moet je wel op tijd komen; hier maakt men nauwelijks afspraken. Voor de mensen hier ben ik te Nederlands-direct; in Nederland ben ik te voorzichtig. Hier houdt men meer rekening met elkaar in een grote familie, en in Nederland is men vaak onverschillig-tolerant. En toch lukt het, hoewel het qua identiteit altijd zoeken blijft. Misschien heb ik daarom wel zoveel plezier in de neerlandistiek in Indonesië. Hier kun je, door de zo bijzondere en vaak helaas ook wrede koloniale geschiedenis, geen geschiedenis of rechten studeren zonder kennis van Nederlandstalige archieven en jurisprudentie uit voorbije eeuwen.
In mijn onderwijs probeer ik bruggenbouwer te zijn. Ja, zo leef ik hier, laverend tussen twee continenten. Ik had graag twee paspoorten gehad, zoals dat bij bijvoorbeeld iemand uit Columbia in Nederland wel kan. Maar zo zijn helaas de regels niet. Ik heb nog steeds een Nederlands paspoort, en een Indonesisch verblijfsdocument.
Impulssubsidie
In Surabaya kwam ik erachter dat er in Azië nauwelijks ondersteuning is voor de studie van de neerlandistiek. Het is ook zo’n groot continent. Maar er zijn uit de VOC-tijd en later nog zoveel Nederlandse invloeden. Al die Nederlandstalige archieven in Sri Lanka, Deshima, Taiwan, en in India en China. Ook is er naar verhouding veel belangstelling voor de kunst en cultuur uit de Lage Landen, en zijn er economische banden. Helaas is dat veel te weinig bekend.
Op een bijeenkomst in Jakarta begreep ik dat de Taalunie een impulssubsidie overwoog voor de neerlandistiek in Azië. Ik deed een aanvraag voor het opzetten van een platform Neerlandistiek voor docenten en onderzoekers. En we kregen een startsubsidie! Voor het opzetten van een website, voor uitwisseling en het organiseren van bijeenkomsten. Heel veel bijzonder werk waarin je nieuwe mensen leert kennen in hun cultuur. We wilden bijvoorbeeld eerst de kleur oranje in ons logo, maar dat is toch wel heel Nederlands. Het Nederlands kan gezien worden als een taal in de wereld. Het is nu mango-oranje geworden, omdat in alle Aziatische landen deze vrucht voor komt. En hoe communiceer je met collega’s in China waar WhatApp niet mogelijk is? We communiceren per e-mail en via Zoom, Teams online. We Chat is ook een mogelijkheid die we nog moeten uitproberen.
Op de eerste bijeenkomst waren zo’n veertig neerlandici aanwezig. Uit Seoul waar de overheid de studie van vreemde talen zo stimuleert. Uit Astana (Kazachtstan) waar dit jaar een aantal studenten graag een bijzondere kleine taal wil studeren. Uit Japan waar ook interesse is voor bijvoorbeeld Vlaamse literatuur. En zo zijn er ook voorbeelden uit India en China, en misschien in de toekomst uit andere Aziatische landen. In totaal zijn er nu zo’n honderdtal neerlandici werkzaam aan universiteiten in Azië. De meesten natuurlijk in Indonesië, gelet op onze geschiedenis. Op een volgende bijeenkomst zullen zich vast meer onderzoekers, docenten en vertalers willen aansluiten. Zeker als ze een kijkje nemen op onze site: www.netwerknina.com


Laat een reactie achter