• Door naar de hoofd inhoud
  • Skip to secondary menu
  • Spring naar de eerste sidebar
  • Spring naar de voettekst
Neerlandistiek. Online tijdschrift voor taal- en letterkunde

Neerlandistiek

Online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek

  • Over Neerlandistiek
  • Contact
  • Homepage
  • Categorie
    • Neerlandistiek voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal

’n Voorspèlbare spèlling voor de e

19 oktober 2025 door Martijn Mak 8 Reacties

“Alle mènsen worden vrij èn gelijk in waardegheid èn rèchten geboren. Zij zijn begiftegd mèt verstand èn geweeten, èn behoren zich jeegens èlkander in ‘n geest van broederschap te gedragen.” Zo luidt Artikel 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als de spelling van de korte, lange en doffe e eenduidig wordt. Hierin worden dit de regels voor de spelling van de e:

  • Een lange /e/-klank wordt altijd een [ee] (reeden).
  • De korte /ε/ schrijf je altijd met een [è] (rèdden).
  • De doffe /ə/, ook wel stomme /ə/ of sjwa genoemd, wordt altijd als [e] geschreven (maken, vrolek, nodeg). Voor een medeklinker in korte woordjes is de doffe /ə/ een apostrof (m’n, ‘t).

Hiermee wordt de Nederlandse spelling een stuk consistenter, maar het betekent wel dat de spelling van één op de zes van alle woorden verandert. Hierbij tel ik de veranderingen een ⟶ ’n en het ⟶ ‘t niet mee, aangezien die spellingen al toegestaan zijn.

Deze spellingswijziging zou ten eerste de tekortkoming van de bestaande spelling oplossen dat de [e] nu gebruikt wordt voor drie klanken: de lange /e/ zoals in kleding, de korte /ε/ zoals in spel en de doffe /ə/ in de. Doordat die ene letter voor drie klanken staat, bestaan er woorden die hetzelfde gespeld worden, maar verschillend uitgesproken worden. Voorbeelden zijn kartel (kartelmes en drugskartel), beken (van bekennen of van beek), bekeren (met ik-vormen beker of bekeer), bedelen (met ik-vormen bedel en bedeel) en regent (van het werkwoord regenen of van regenten en vorsten). Er zijn bovendien nog veel meer voorbeelden te bedenken van woorden die met dezelfde letters eindigen maar toch niet rijmen (oogrijm): knevel – gevel – bevel en geland – beland – eland zijn daar twee van. Ook de woorden en, een en één illustreren het probleem dat we voor drie verschillende klanken allemaal de [e] nodig hebben, waardoor we diakritische tekens moeten gebruiken om lidwoord een van telwoord één te onderscheiden. In mijn voorstel worden deze woorden èn, ‘n en een.

Ten tweede zorgt dit voorstel ervoor dat de spelling van de doffe /ə/ consistent wordt. Nu is die namelijk meestal een [e] (de, maken), maar ook vaak een [ee] (een), een [i] (nodig) en een [ij] (lelijk). Af en toe is het een apostrof (met z’n allen) of iets exotischers (de [ae] in gynaecoloog).

Ik ben tot dit voorstel gekomen door empirisch onderzoek, literatuuronderzoek en door een methode te formuleren om over spellingswijzigingen na te denken. Ik laat eerst zien dat een doorzichtige spelling kinderen helpt lezen, en dat spellingswijzigingen van alle tijden zijn. Daarna stel ik een paar uitgangspunten voor waaraan een spelling volgens mij moet voldoen. Vervolgens laat ik een overzicht zien met hoe vaak Nederlandse klinkers op bepaalde plekken op bepaalde manieren gespeld worden. Hiervoor maak ik gebruik van columns van Paulien Cornelisse in de Volkskrant van maart 2025, waarvan ik de woorden codeer en met een Excelmodel analyseer. Met deze data en met mijn uitgangspunten in de hand doorloop ik een stappenplan om tot mijn voorstel te komen. Aan het einde kijk ik nog naar alternatieve voorstellen, waarna ik afsluit.  

Waarom wijzigen

Het feit dat de [e] voor drie klanken gebruikt wordt is relevant, omdat het de Nederlandse spelling minder doorzichtig maakt. Doorzichtigheid betekent in dit verband dat er een duidelijk verband is tussen letters of lettercombinaties (grafemen)en klanken (fonemen). Kinderen leren sneller talen lezen die een doorzichtige spelling hebben (Borleffs et al., 2019). Voor kinderen die een ondoorzichtige spelling moeten leren, zoals die van het Deens, Engels, Frans of Portugees, duurt het langer om deze goed te leren. Ook zorgt een ondoorzichtige spelling ervoor dat het lezen moeilijker wordt voor kinderen die daar van zichzelf al moeite mee hebben. Hoewel de Nederlandse spelling bekendstaat als relatief doorzichtig, is er ook in het Nederlands terrein te winnen. Ook in het Nederlands is de relatie tussen klanken en letters niet altijd één-op-één.

Hoewel doorzichtige spellingen dus voordelen hebben, roepen voorstellen om de spelling te wijzigen en zo doorzichtiger te maken vaak emotionele reacties op. Vaak wordt een spellingswijziging gezien als het aanpassen van de taal. Maar een spellingswijziging heeft geen enkele invloed op de gesproken standaardtaal, met zijn stelsel van zwakke en sterke werkwoorden, lidwoorden, meervoudsvormen, enzovoorts. Een spellingswijziging verandert alleen de schrijfwijze van de verschillende klanken die onze taal rijk is, bijvoorbeeld om deze schrijfwijze doorzichtiger en actueler te maken. Dan sluit de spelling dus beter aan bij de gesproken standaardtaal.

Het doorvoeren van spellingswijzigingen is dan ook niks nieuws, want dit heeft door de eeuwen heen verschillende keren plaatsgevonden (Onze Taal, z.d.). Tot en met de achttiende eeuw was er nog geen officiële eenheidsspelling van het Nederlands. In 1804 kreeg het Nederlandse de eerste officiële spelling, die van Matthijs Siegenbeek, waarin onder meer wordt gekozen voor de [ij] in plaats van voor de [y]. Deze spelling werd vervangen door de spelling-De Vries en Te Winkel uit 1863, met bijvoorbeeld de wijziging van kaghel naar kachel. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd de spelling weer aangepast, met onder meer de verandering van mensch naar mens en het stoppen met schrijven van naamvalsuitgangen. De volgende herziening vond plaats in 1995, waarna reaktie niet meer goed gerekend werd en bessesap veranderde in bessensap. Een laatste kleine wijziging vond plaats in 2005.

Daarnaast zijn er in de loop der tijd verschillende partijen geweest die het oneens waren met de keuzes die voor de spelling gemaakt waren. Dit begon al direct met de spelling-Siegenbeek (Onze Taal, n.d.). Ook in de jaren 1960 en 1970 woedden er hevige debatten over de spelling, waarin bijvoorbeeld werd voorgesteld de spelling van de [ei] en [ij] te harmoniseren, of –isch voortaan te schrijven als -ies (fantasties) (Verstegen, 1974). Ook recenter zijn er voorstellen gedaan, bijvoorbeeld om de werkwoordspelling te vereenvoudigen (Neijt, 2021; Sandra, 2021). Aangezien veel van deze voorstellen als doel hebben de spelling doorzichtiger te maken, is een vreemde eend in de bijt de nevenspelling van Olivier van Renswoude (2020), die een etymologische spelling voorstelt waarin bijvoorbeeld en als än gespeld wordt en steen als sten.  

De uitgangspunten

Hoewel spellingswijzigingen van alle tijden zijn, is het natuurlijk vervelend als een verandering te ingrijpend is. Mensen die de spelling al geleerd hebben, hebben waarschijnlijk moeite aan de verandering te wennen. Ook in het verleden hebben spellingsveranderaars geprobeerd om zo min mogelijk te wijzigen. Dit was bij de spelling-De Vries en Te Winkel bijvoorbeeld al een uitgangspunt (Onze Taal, z.d.). Verstegen (1974) gebruikt in zijn artikel De spelling van 1990 een steekproef om te berekenen hoeveel woorden er veranderen. Recenter stelde Sandra (2021) voor om met lexicale databestanden de impact te analyseren van voorstellen tot spellingswijziging. 

Een goede spellingswijziging maakt de spelling dus doorzichtig en begrijpelijk, maar is niet te ingrijpend. Zo is bijvoorbeeld het voorstel om gulukuch te schrijven (Z., 1966) wel doorzichtig, maar te ingrijpend. In mijn voorstel wordt het gelukkeg, wat doorzichtig is maar ook minder sterk verschilt van de huidige spelling gelukkig. De keuze om voortaan gelukkeg te schrijven en niet bijvoorbeeld gulukuch volgt uit een aantal uitgangspunten die voor een doorzichtige, begrijpelijke en niet te ingrijpende spellingswijziging moeten zorgen:

  1. Elk foneem moet in een bepaalde positie maar op één manier geschreven kunnen worden. Op dit moment wordt de doffe /ə/ in vrolijk, nodig en koper echter verschillend geschreven.
  2. Elk grafeem moet, in een bepaalde plek in het woord, maar op één manier uitgesproken kunnen worden. De lettergreep ken in het woord kenteken wordt echter in de eerste en de derde lettergreep op twee verschillende manieren uitgesproken.
  3. Er moet zo min mogelijk veranderen aan de spelling. Dus de beste voorstellen zijn degene waarbij de spelling van zo min mogelijk woorden verandert. En als woorden op meerdere manieren uitgesproken kunnen worden, sluit de spelling aan bij de uitspraak die het dichtst bij de huidige spelling ligt.
  4. De spellingsregels moeten leerbaar zijn, en mogen niet te complex worden. Er mag dus niet voor elk foneem een afwijkend setje spellingsregels gelden.

Ik maak gebruik van voorbeeldteksten om stap 3 te toetsen en dus te bepalen hoe vaak fonemen voorkomen en hoe vaak ze op verschillende manieren gespeld worden. Hiervoor kies ik voor columns, omdat dit genre een combinatie van formele en informele taal bevat. Ik heb gekozen voor columns van Paulien Cornelisse uit de Volkskrant in maart 2025, omdat deze columns kort zijn en afwisselende thema’s hebben. Daardoor zit er meer variatie in dezelfde hoeveelheid materiaal dan in langere columns over bijvoorbeeld de politiek. In totaal bevat deze steekproef 2015 woorden, waarvan 776 unieke.

Vervolgens heb ik de spelling en uitspraak van deze 776 unieke woorden gecodeerd. Het woord beter bestaat bijvoorbeeld uit de grafemen [b][e][t][e][r] en uit de klanken /b//ee//t//ə//r/. Ik heb een Excelmodel gebouwd dat vervolgens bepaalt hoe het woord gespeld moet worden volgens bepaalde spellingsregels. Het doet dit op basis van de keuzes van de gebruiker voor de spellingsregels en de plek in het woord van de verschillende fonemen. Voor uitspraakinformatie ben ik uitgegaan van de website woordenlijst.org van de Taalunie. Deze geeft vaak verschillende uitspraakopties, wat het best recht doet aan de verschillende accenten en voorkeuren in het Nederlands. Als uitspraakinformatie daar ontbrak, ben ik uitgegaan van de website anw.ivdnt.org van het Instituut voor de Nederlandse Taal.

Spellingen in verschillende posities  

Mijn steekproef geeft inzicht in hoe vaak klinkers ergens voorkomen. Klinkers kunnen namelijk in verschillende posities in een woord staan: de /a/ kan bijvoorbeeld in een open lettergreep staan (later) of in een gesloten lettergreep (maar). En hij kanaan het einde van een woord staan (besta) of in het midden (fanatiek). Ik onderscheid vijf van zulke posities, waarvan er twee ook nog kunnen worden onderverdeeld. Dit zijn de posities waar ik in de uitgangspunten ook naar verwijs. In verschillende posities kunnen verschillende spellingsregels gelden: zo wordt de /a/ in open lettergrepen enkel geschreven (ga) en in gesloten lettergrepen voluit (gaan).

Dit zijn de vijf posities: klinkers aan het einde van woorden (1), klinkers voor een doffe /ə/ (2), klinkers in overige open lettergrepen (3), klinkers in een woord bestaande uit één gesloten lettergreep (4) en klinkers in overige gesloten lettergrepen (5). Deze vijf posities worden ook door mijn Excelmodel herkend en staan in onderstaande tabel. De tabel bevat de Nederlandse klinkers, en laat zien hoe die in verschillende posities gespeld worden. In de kolom helemaal links staan de symbolen van klinkers volgens het Internationaal Fonetisch Alfabet (bijvoorbeeld /ɛi/), met daarbij een voorbeeld van een woord met die klinker (in dat geval rijk). Rechts daarvan staan kolommen met de posities waar die klinker voorkomt. Als voorbeeld nemen we de rij met de /ɛi/ en de kolom 4. Gesloten lettergreep – Enige lettergreep. Daaruit blijkt dat de /ɛi/ in woorden bestaande uit één gesloten lettergreep in de steekproef meestal met een [ij] geschreven wordt (mijn, zijn) en soms met een [ei] (reis). Als we een ander voorbeeld nemen in dezelfde kolom, bijvoorbeeld de doffe /ə/, blijkt dat die in deze positie in de steekproef altijd als [ee] geschreven wordt (een). Overigens komen niet alle mogelijke schrijfwijzen in de steekproef voor. Zo komt de spelling als [ae] voor de doffe /ə/ er niet in voor (gynaecoloog). Ook kent het Nederlands klanken die niet in de steekproef en dus niet in de tabel voorkomen, zoals de langgerekte /ɛ:/ – de laatste klinker in miljonair en geblèr.

spellingtabelDownloaden

De posities en kolommen in de tabel sluiten aan bij de spellingsregels in het Besluit bekendmaking spellingvoorschriften 2005:

  • De tabel maakt ten eerste onderscheid tussen open (kolommen 1-3) en gesloten lettergrepen (kolommen 4-5), omdat veel lange klinkers in open lettergrepen korter geschreven worden dan in gesloten lettergrepen. Je schrijft bijvoorbeeld staren (sta- is open) naast staar (gesloten). Zie paragraaf 2.1 in de leidraad bij het Besluit.
  • Binnen open lettergrepen maakt de tabel onderscheid tussen drie posities, namelijk op het einde van een woord (kolom 1), voor een doffe /ə/ (kolom 2ab) en elders (kolom 3ab). Dit heeft te maken met de spelling van de lange /e/- en de /i/-klanken. Aan het einde van een woord en voor een doffe /ə/ schrijf je de lange /e/ bijvoorbeeld voluit, zoals in twee en feeëriek (paragraaf 2.3 in de leidraad), terwijl je hem in open lettergrepen verder altijd kort schrijft (lelijk, bezig). Ook de /i/ schrijf je aan het einde van een woord in de regel voluit (olie), terwijl je hem op andere plekken ook vaak met een enkele [i] tegenkomt (chemicaliën, figuur) (paragraaf 2.5 in de leidraad).
  • Kolommen 2 en 3 zijn beide onderverdeeld in een deel a en deel b. Dit komt door de lange /i/-klank. Beklemtoond is die vaak [ie] (knieën, spiegel) en onbeklemtoond vaak [i] (oliën, gitaar) (paragrafen 2.5 en 7.4 in de leidraad). Aangezien je als lezer niet kunt zien waar de klemtoon ligt, behandel ik kolom 2ab als één kolom. Hetzelfde geldt voor kolom 3ab.
  • De gesloten lettergrepen zijn opgedeeld in twee kolommen omdat de doffe /ə/ in woorden van één lettergreep (kolom 4) anders dan anders gespeld wordt: nooit [e], maar altijd [ee] of [‘] (een, d’r). In langere woorden (kolom 5) schrijf je de doffe /ə/ nooit als [ee] of [‘].

Sommige korte klinkers zoals de /ɑ/ in pannen staan in deze tabel overigens onder ‘open lettergrepen’, ondanks dat de eerste lettergreep pan- is en dus officieel gesloten is. Ze staan alsnog op deze plek, omdat de /n/ in pannenniet langer is dan in enkelvoud pan.De dubbele [nn] heeft dus niets met de uitspraak van de /n/ te maken, en alles met die van de /ɑ/. Ik heb deze keuze gemaakt, zodat te zien is dat medeklinkers meestal verdubbeld worden tussen een korte klinker en een andere klinker (paragraaf 2.2 in de leidraad). 

Waarom mijn voorstel?

Nu er een tabel met data is, kunnen de uitgangspunten gebruikt worden om de analyse te doen. Hiervoor heb ik hieronder een stappenplan uitgewerkt. Aan de hand van dit stappenplan laat ik zien hoe ik tot mijn spellingsvoorstel gekomen ben. Dit stappenplan kan overigens ook op andere kwesties losgelaten worden dan die van de e. Wie zich zorgen maakt dat deze stappen multi-interpretabel zijn, kan in de bijlage stroomschema’s vinden die deze stappenplannen in detail uitwerken.

Stap 1. De eerste stap zorgt ervoor dat altijd duidelijk is hoe je een klinker leest en schrijft, zonder dat er te veel woorden veranderen. Hiervoor gebruiken we de tabel hierboven, die is samengesteld aan de hand van het Excelmodel. We laten hierbij de fonemen die op twee manieren uitgesproken kunnen worden, zoals de tweede [e] in exemplaar, voor nu buiten beschouwing.

  • Als er in een bepaalde positie (kolom) twee spellingen bestaan voor dezelfde klinker, kies ik voor de meest gangbare spelling. De doffe /ə/ is in gesloten lettergrepen van langere woorden (kolom 5) bijvoorbeeld een [e], [i] of [ij], waarvan de spelling als [e] het meest voorkomt. Dus als we de doffe /ə/ altijd consistent willen schrijven, schrijven we deze liever altijd als [e] dan als [i] of [ij]: liever kunnen, verwacht, zinneg en natuurlek dan bijvoorbeeld kunnin, virwacht, zinnig en natuurlik.
  • Het kan echter voorkomen dat ook een andere klinker in die positie meestal zo geschreven wordt. In hetzelfde voorbeeld is dat de korte /ɛ/ zoals in forel: ook die wordt daar als [e] geschreven. In zulke gevallen vergelijk je van beide klinkers hoe vaak ze zo geschreven worden. Aan de klinker die het vaakst zo geschreven wordt, hoeven we verder niks meer te veranderen. Voor de andere klinker moet een alternatieve spelling bedacht worden. In het voorbeeld staat de [e] vaker voor een doffe /ə/ dan voor een korte /ɛ/. Dus schrijven we de doffe /ə/ voortaan als [e], en moeten we voor de korte /ɛ/ een nieuwe spelling verzinnen.

Momenteel mogen sommige woorden op verschillende manieren geschreven worden. Zo bestaat het naast ’t en houd naast hou. Ik beschouw het wisselen tussen bestaande alternatieven niet als spellingsverandering. Als we dus bijvoorbeeld voortaan alleen hou of ’t zouden gaan schrijven in plaats van houd en het, tel ik dat niet mee bij de aantallen woorden waarvan de spelling veranderd wordt.

Ook houd ik een aantal soorten woorden buiten beschouwing in mijn analyse, namelijk zuiver uitheemse woorden (leenwoorden waarvan we de spelling niet vernederlandst hebben); tussenwerpsels (zoals huh en pfiew); plaats- en personennamen (zoals München of DiCaprio), tenzij het gaat om buitenlandse namen die een aparte Nederlandse spelling hebben (zoals Spanje of Brezjnev); klanken die veranderen vanwege de buurklank (de /t/ in ontdekt wordt bijvoorbeeld niet uitgesproken vanwege de /d/ die erna komt); en uitspraaknuances van hetzelfde foneem, oftewel allofonen (zo spreken veel mensen de lange /e/ in zeer en zee anders uit, maar het wordt in beide woorden tot hetzelfde foneem gerekend). Bij samenstellingen kijk ik naar de spelling van de losse delen. 

Omdat deze stap wellicht nog wat abstract klinkt, is het misschien het best om hem direct toe te passen op de Nederlandse klinkers. Aan de hand van de tabel doen we dat voor de doffe/ə/, de korte /ɛ/ en de lange /e/.

  • De doffe /ə/ wordt in de meeste posities, namelijk kolommen 1, 3ab en 5, vooral met een enkele [e] geschreven.
    • In kolom 1, dus op het einde van woorden, is er geen ander foneem dat ook met een [e] geschreven wordt. We kunnen de doffe /ə/ aan het einde van het woord volgens stap 1 dus gerust met een [e] blijven schrijven. 
    • In kolom 3ab is er een probleem: de doffe /ə/ en lange /e/ kunnen op dezelfde manier geschreven worden, namelijk met een [e]. Als je de woorden niet kent is het daardoor bijvoorbeeld niet duidelijk dat de eerste [e] in relateren en bewaren verschillend uitgesproken wordt. Hetzelfde geldt voor de eerste [e]’s in hameren en flaneren. Een van beide klanken moet hier volgens stap 1 dus anders geschreven worden. De [e] staat in totaal in kolom 3ab vaker voor de doffe /ə/ dan voor de lange /e/. Volgens stap 1 mogen we de /ə/ dus als [e] blijven schrijven, en mogen de eerste [e]’s in bewaren, gezicht en hameren blijven staan.
    • In kolom 5 wordt de /ə/ in bijvoorbeeld klonten hetzelfde geschreven als de korte /ɛ/ in woorden als ontken. Ook hier wordt de [e] het vaakst voor de /ə/ gebruikt, waardoor klonten hetzelfde geschreven kan blijven.

In kolom 4 gaat het net anders. Hier wordt de doffe /ə/ in het woordje een met een [ee] geschreven, maar hetzelfde geldt voor de lange /e/ in woorden zoals veen. Hoewel het woordje een vaker voorkomt dan woorden als veen en deeg, kan de gehele verwarring vermeden worden. Aangezien een nu al ook als ’n geschreven mag worden, kan de spelling als ’n aangehouden worden en hoeft er verder niks te veranderen (’n teen).

Samenvattend, de doffe /ə/ wordt volgens stap 1 altijd als [e] geschreven, behalve in woordjes van één gesloten lettergreep, waar hij met een apostrof geschreven wordt.

  • De korte /ɛ/ wordt in de steekproef altijd als [e] geschreven zoals in pret. De medeklinker na de korte /ɛ/ wordt bijna altijd verdubbeld als de lettergreep anders open zou zijn: prettig. Meestal is de uitspraak van woorden met een korte /ɛ/ duidelijk, maar niet in kolom 5, zoals we hierboven al zagen. De korte /ɛ/ wordt hier hetzelfde geschreven als de doffe /ə/ (ontken versus klonten), waarbij de [e] het vaakst voor de doffe /ə/ gebruikt wordt. Dus moet er voor deze klank in deze kolom iets anders bedacht worden. Een goede optie is de [è]: ontkèn. Deze letter wordt namelijk al gebruikt in bijvoorbeeld het tussenwerpsel hè en is bekend van Franse woorden zoals après.

Volgens stap 1 mag de korte /ɛ/ kortom meestal met een [e] geschreven worden, met twee uitzonderingen: als de lettergreep anders open zou zijn, wordt de medeklinker verdubbeld, en in gesloten lettergrepen van woorden langer dan één lettergreep krijgt hij een accent grave.

  • De lange /e/ wordt vaak als [ee] geschreven: deeg, slee. In kolom 3ab wordt hij als [e] geschreven (relateren, flaneren). Hierboven zagen we al dat dat voor onduidelijkheid kan zorgen, want ook de vaker voorkomende doffe /ə/ wordt zo geschreven (bewaren, hameren). Volgens stap 1 moeten we dus iets anders verzinnen. Een goed alternatief is om helemaal consistent te zijn en ook hier de [ee] te gebruiken (flaneeren). Hiermee veranderen bepaalde woorden, zoals beenen, deelen en teeken, terug naar hun vooroorlogse spelling (Van Spijk, 2025).

Al met al zorgt stap 1 er dus voor dat de lange /e/ altijd met een [ee] geschreven wordt.  

Stap 2. We hebben nu gezorgd dat de spelling en uitspraak van de korte /ε/, lange /e/ en doffe /ə/ altijd duidelijk zijn. Maar we willen ook voorkomen dat de spelregels te ingewikkeld worden. Dat ligt nu echter wel op de loer: voor de korte /ε/ volgde uit stap 1 de regel dat hij alleen in gesloten lettergrepen, alleen in woorden van méér dan een lettergreep, een accent grave krijgt. Voor de andere korte klinkers, zoals de korte /ɑ/, geldt zo’n regel niet. Je krijgt dus perk – pèrken naast park – parken. Krijg dat maar aan iemand uitgelegd die de spelling moet leren.  

Hier corrigeer ik voor in deze stap, om te voorkomen dat er voor iedere klinker een eigen spellingsregel geldt. Om precies te zijn, we willen niet dat een bepaalde klinker op een bepaalde manier gespeld wordt, terwijl er voor vergelijkbare klinkers andere spellingsregels gelden. In zulke situaties moet de spellingsregel van dat foneem zo aangepast worden, dat die beter aansluit op de spelling van vergelijkbare klinkers.

Om dit concreet te maken, passen we het meteen toe op de doffe, korte en lange e:

  • Stap 2 is niet van belang voor de doffe /ə/, want er zijn geen klinkers die ermee vergelijkbaar zijn: het is een categorie op zichzelf. Aan het voorstel voor de /ə/ – altijd een [e], maar een [‘] in korte gesloten woordjes – hoeven we dus niks te veranderen.
  • Zoals gezegd volgt uit stap 1 de spellingsregel dat de korte /ɛ/ als [e] geschreven wordt in woorden van één lettergreep of als er een dubbele medeklinker na volgt, en anders als [è]. Aangezien alle andere korte klinkers altijd met dezelfde letter geschreven worden, zou de /ɛ/ de enige uitzondering vormen. Volgens stap 2 mag dat niet, waardoor de /ɛ/ in álle posities met een accent grave, dus als [è], geschreven zou moeten worden. In open lettergrepen komt er dan, net als bij alle andere korte klinkers, een dubbele medeklinker na. Naast pit – pitten krijgen we dus pèt – pètten en naast park – parken krijgen we pèrk – pèrken. 
  • De lange /e/ wordt volgens het voorstel altijd als [ee] geschreven, ongeacht of het om een open of gesloten lettergreep gaat. Dit is niet ongebruikelijk onder de lange klinkers: ook de oe- en eu-klanken worden altijd voluit geschreven (boer en boeren, deur en deuren). Ook de ie-klank wordt in open lettergrepen vaak voluit geschreven (dieren, niet diren). Volgens stap 2 is het dus prima om de lange /e/ altijd voluit te schrijven: als [ee].

Uit stappen 1 en 2 is nu dus gevolgd dat we de doffe /ə/ altijd als [e] moeten schrijven, behalve voor een medeklinker in korte woordjes, waar het [‘] wordt. Waar we nu [e] schrijven en een korte /ɛ/ uitspreken, moeten we voortaan [è] schrijven. En de lange /e/ schrijven we altijd voluit.

Stap 3. We komen nu aan bij de laatste stap in het stappenplan. Deze stap heeft betrekking op woorden die op twee manieren kunnen worden uitgesproken, zoals christen (met een k- of ch-klank) of farmaceut (met een eu- of ui-klank).  Ik kies ervoor om in dit soort gevallen zo conservatief mogelijk te spellen. Dus als je beide uitspraakopties opschrijft volgens de normale spellingsregels (farmaseut/farmaceut tegenover farmasuit, en cristen/kristen tegenover christen), en één van de twee opties lijkt het meest op de huidige spelling (in dit geval farmaceut en christen), dan spellen we het woord volgens die uitspraakoptie.

Als we dit toepassen op het vraagstuk van de e, blijkt dat sommige [e]’s zowel met een doffe /ə/ als met korte /ɛ/ uitgesproken kunnen worden, bijvoorbeeld de tweede [e] in exemplaar. De meest conservatieve spelling is om deze tweede [e] als [e] te blijven schrijven: èxemplaar. Dit komt overeen met de uitspraak als doffe /ə/ en lijkt meer op de huidige spelling dan het alternatief èxèmplaar. Een heel veel vaker voorkomend voorbeeld is het, dat je kunt uitspreken als /hɛt/ en /hət/, maar dat in de praktijk toch meestal /ət/ of zelfs /t/ luidt (Van der Sijs, 2010). Volgens stappen 1 en 2 zou je dit woordje dus kunnen spellen als hèt, h’t, ’t of t, waarbij ’t ook nu al een toegestane spelling is. Het wordt daarom volgens stap 3 ‘t.

Een foneem niet in de steekproef: de langgerekte /ɛ:/

Tot slot is er nog één foneem dat niet in de voorbeeldtekst voorkwam, maar dat wel relevant is voor deze analyse: de langgerekte è, oftewel de /ɛ:/. Mijn voorstel zou zijn om deze als [ai] te schrijven. Dit voorstel volgt uit de uitgangspunten. In veel woorden wordt deze namelijk al als [ai] geschreven, zoals in miljonair, de vernederlandste versie van het Franse millionnaire. Dan zijn er nog een paar klanknabootsende woorden waarin deze klank als [è] wordt geschreven: blèren en blèten. Volgens mijn voorstel wordt dit dus blairen en blaiten.

De keuze om de langgerekte /ɛ:/ altijd als [ai] te schrijven, kan tot verwarring leiden. Er is namelijk een andere klank die ook zo geschreven kan worden: de /ɑi/-klank. Woorden waarin de [ai] voor een /ɑi/ staat, zijn vaak Nederlandse aanpassingen aan een buitenlands woord, zoals mais (via het Spaanse maiz afkomstig uit het Taino mahís (Van der Sijs, 2010)) of failliet (van het Franse faillite). Omdat ik denk dat de [ai] vaker voor een /ɛ:/ dan voor een /ɑi/ staat, is mijn voorstel de /ɛ:/ als [ai] te spellen en de /ɑi/ met iets anders. Dit kan bijvoorbeeld de [aj] zijn zoals in de jongensnaam Kaj: majs en fajiet.

Minder ingrijpende alternatieven

Het huidige voorstel verandert 16 procent van alle woorden in de steekproef en is daarmee behoorlijk ingrijpend. Alleen al door de korte /ɛ/ voortaan als [è] te schrijven, verandert 11 procent van de woorden. Dit komt grotendeels door stap 2, die voorkomt dat de spellingsregels te complex worden. Laten we daarom met behulp van het Excelmodel kijken welke opties er zijn om het woordbeeld minder te veranderen, door complexere spellingsregels toe te staan.

Het meest effectief om het huidige woordbeeld te beschermen, is om af te spreken dat de korte /ɛ/ in korte woordjes geschreven mag worden zonder accent grave, dus simpelweg als [e]. Dus je houdt dan bijvoorbeeld bevèl, maar in plaats van bèd schrijven we bed. Dit kan niet tot verwarring leiden, want de doffe /ə/ schrijven we volgens het voorstel in zulke woordjes met een apostrof (‘t, ‘n, d’r). In dit alternatief zorgt de spellingswijziging van de korte /ɛ/ nog maar voor een verandering van 4 procent van de woorden. Dit maakt de regel wel lastiger, namelijk ‘Een korte /ɛ/ schrijf je als [è], behalve in woordjes van één lettergreep.’ Ook zorgt het voor praktische problemen: als je bed schrijft, schrijf je dan bedrand of bèdrand? Bij bedrand is de uitspraak niet meer duidelijk, want hoe kun je uit de spelling nou opmaken dat het begin van bedrand niet uitgesproken wordt als dat van bedrag? Maar als je bèdrand schrijft, verandert de spelling van het woord bed opeens wanneer het in een samenstelling verschijnt. Of je moet voor bed-rand gaan, maar dan worden de regels voor het schrijven van samenstellingen weer complexer. En deze regel impliceert dat vèrder de vergrotende trap is van ver, waardoor beide vormen minder op elkaar lijken – en laat gelijkvormigheid, volgens het Besluit bekendmaking spellingvoorschriften 2005, nou net een van de basisbeginselen van de spelling zijn.

Verder kunnen we het aantal veranderende woorden beperken door geen accent grave te schrijven als er ook medeklinkerverdubbeling na de [e] komt. Een woord als peddel kan namelijk maar op één manier uitgesproken worden, en er is geen verwarring mogelijk met het woord pedel. Er is helaas weinig winst te behalen door geen accent grave te schrijven voor een dubbele medeklinker: dan verandert 10 in plaats van 11 procent van de woorden. Wel zorgt het weer voor praktische problemen: naast vertèl krijg je vertellen (minder gelijkvormigheid), en het roept vragen op in de spelling van samenstellingen. Hoe schrijf je het voorvoegsel hèr- zoals in hèrzien als de volgende letter met een [r] begint? Wordt het hèrrijzen of herrijzen? En hoe voorkom je dat je bij onmiddellijk en verricht de [e] leest als korte /ɛ/?

 Veranderingen door de spelling van de korte /ɛ/Veranderingen in het gehele spellingsvoorstel
Basisvoorstel: altijd [è]11%16%
Alternatief 1: altijd [è], behalve in korte woordjes4%9%
Alternatief 2: altijd [è], behalve voor dubbele medeklinker10%15%
Alternatief 1 en 2 samen3%8%

Tot slot

Met dit voorstel kunnen we de ambiguïteit wegnemen in de spelling en uitspraak van woorden met een korte, lange of doffe e. De doffe /ə/ wordt een [e], behalve in woorden van één gesloten lettergreep, waar hij met een apostrof geschreven wordt. De korte /ɛ/ wordt met een accent grave geschreven: [è]. En de lange /e/ wordt altijd voluit geschreven, dus als [ee]. Het is hiermee duidelijk dat wèrving niet rijmt op verving en dat legènde niet rijmt op neegende. Ook is bij een onbekend woord als geemelek duidelijk hoe je het uitspreekt, terwijl de huidige spelling gemelijk minder uitsluitsel geeft over de uitspraak. En veenlijken zijn nu duidelijk dode lichamen in het veen, en geen mensen die wat weg hebben van veengronden. Het voorstel is wel ingrijpend: uit een analyse aan de hand van een Excelmodel blijkt dat maar liefst 16 procent van de woorden verandert in een steekproef met columns van Paulien Cornelisse. Door een complexere spellingsregel in te stellen voor de korte /ɛ/ wordt het mogelijk om het aantal veranderingen te halveren.

Voor zover ik weet is dit een nieuw voorstel om de ondoorzichtige spelling van de korte, lange en doffe e op te lossen. De dubbele uitspraakmogelijkheden omdat de [e] drie klanken vertegenwoordigt, zijn natuurlijk wel eerder opgemerkt. Zo wijdt Hans Bennis (2015) er in zijn boek Korterlands een passage aan. Opties om deze dubbelzinnigheid met een spellingswijziging te wijzigen focusten zich vaak op de spelling van de doffe /ə/, waarmee ook wordt opgelost dat de doffe /ə/ zoveel verschillende spellingen heeft. Zo is in opiniestukken of vakliteratuur gesuggereerd dat de doffe /ə/ in een doorzichtige spelling met een [u] gespeld zou moeten worden, dus gulukuch in plaats van gelukkig (zie bijvoorbeeld Z., 1966; Verstegen, 1974), of met een [ə] (Bennis, 2015; Fokker, 1969). Mensen die dit voorstelden, vonden dit vaak onhaalbaar of onwenselijk.

Wijzigingen om de doffe /ə/ te spellen met een [u] of een speciaal teken zijn inderdaad erg ingrijpend: uit het Excelmodel blijkt dat in dat geval 32 procent van de woorden verandert. Het ligt dus veel meer voor de hand om niet de spelling van de doffe /ə/, maar die van de korte /ε/ en lange /e/ te veranderen. Toch heb ik geen eerdere voorstellen kunnen vinden om het e-probleem op deze manier op te lossen.

Het voorstel in dit artikel berust op een aantal uitgangspunten, die zijn uitgewerkt in een stappenplan. Deze zorgen ervoor dat voorstellen de spelling niet alleen transparant maken, maar dat de voorstellen tegelijkertijd niet te ingrijpend en complex worden. Ik denk dat dit stappenplan om de spelling systematisch door te lichten nieuw is. Het stappenplan kan ook op andere problemen in de spelling losgelaten worden.

Er zijn echter meer uitgangspunten die je zou kunnen toevoegen of weglaten om tot andere conclusies te komen. Je kunt bijvoorbeeld ook proberen zo min mogelijk digrafen (lettercombinaties) te gebruiken voor klanken, zodat je bijvoorbeeld lézen zou krijgen in plaats van leezen. Er zijn namelijk studies die erop wijzen dat digrafen moeilijker te lezen zijn dan losse letters (Borleffs et al., 2019), en digrafen kosten natuurlijk meer ruimte. Ook zou je gelijkvormigheid als uitgangspunt kunnen nemen, zodat verschillende varianten van hetzelfde woord op elkaar lijken. Nu worden bijvoorbeeld bloed en bloeden allebei met een [d] geschreven, ook al staan ze voor een andere klank, maar lijken leef en leven weer een stuk minder op elkaar. Andere uitgangspunten kunnen zijn dat een spellingsvoorstel wat moet doen aan de meest gemaakte spelfouten, of dat er empirisch bewijs moet zijn dat het voorstel het leven van basisschoolleerlingen en tweedetaalleerders makkelijker maakt. Of zou je uitzonderingen op je regels moeten kunnen maken voor de meest voorkomende woorden? Ook meet ik nu het aantal veranderende woorden, maar je zou ook kunnen kijken naar het aantal veranderende letters, waarbij het toevoegen van een diakritisch teken bijvoorbeeld maar telt als een halve verandering.

Verder heb ik de uitspraak volgens de Taalunie en het Instituut voor de Nederlandse Taal voor waar aangenomen, maar je zou een eigen fonologische analyse kunnen doen. Volgens de standaarduitspraak rijmt status bijvoorbeeld niet op cantates, maar spreken de meeste mensen de laatste klinker in de praktijk wel echt verschillend uit? Of moeten we eigenlijk states schrijven?

Ik ben erg benieuwd wat lezers van mijn voorstel denken: Is mijn voorstel voor de spelling van de korte, lange en doffe e inderdaad logisch? Zijn mijn uitgangspunten inderdaad de meest relevante bij het doen van spellingsaanpassingen? Zijn al mijn aannames aannemelijk, bijvoorbeeld dat de aanpassing van een naar ’n niet telt als spellingswijzing? Ik ben erg benieuwd wat hier de ideeën over zijn, en hoe de resultaten veranderen als je de uitgangspunten en aannames aanpast.

Bronvermelding

Bennis, H. (2015). Korterlands. Prometheus. Geraadpleegd van https://neerlandistiek.nl/wp-content/uploads/2023/05/Korterlands_125x200.pdf

Borleffs, E., Maassen, B.A.M., Lyytinen, H., & Zwarts, F. (2019). Cracking the Code: The Impact of Orthographic Transparency and Morphological-Syllabic Complexity on Reading and Developmental Dyslexia. Frontiers in Psychology, 9(2534). Geraadpleegd van doi.org/10.3389/fpsyg.2018.02534

Fokker, A.D. (1969). De sjwa. Onze Taal, 38(11/12), p. 72. Geraadpleegd van https://www.dbnl.org/tekst/_taa014196901_01/_taa014196901_01_0063.php

Instituut voor de Nederlandse taal. (z.d.). Algemeen Nederlands Woordenboek. Geraadpleegd van https://anw.ivdnt.org/search

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. (2006). Besluit bekendmaking spellingvoorschriften 2005. Staatscourant, 2006(49), p. 12. Geraadpleegd van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2006-49-p12-SC73416.html

Nederlandse Taalunie. (2023). Woordenlijst.org. Geraadpleegd van https://woordenlijst.org/

Neijt, A. (2021). De monsterlijke werkwoordspelling – wat kan ervoor in de plaats komen? Neerlandistiek. Geraadpleegd van https://neerlandistiek.nl/2021/05/de-monsterlijke-werkwoordspelling-wat-kan-ervoor-in-de-plaats-komen/

Onze Taal. (z.d.) Spellinggeschiedenis. Geraadpleegd van https://onzetaal.nl/schatkamer/lezen/taal-en-maatschappij/spelling-geschiedenis

Van Renswoude, O. (2020). Nadänken over spelling. Taaldacht. Geraadpleegd van https://taaldacht.nl/2020/10/24/nadanken-over-spelling/

Sandra, D. (2021). “Kijk, de keizer heeft geen kleren aan”. Neerlandistiek. Geraadpleegd van https://neerlandistiek.nl/2021/05/kijk-de-keizer-heeft-geen-kleren-aan/

Van der Sijs, N. (samensteller) (2010). Etymologiebank. Geraadpleegd van https://etymologiebank.nl/

Van Spijk, Y. (2025). Die goeie ouwe taal. Ambo|Anthos.

Verstegen, P. (1974). De spelling van 1990. De Revisor, 1(3), p. 26-32. Geraadpleegd van https://www.dbnl.org/tekst/_rev002197401_01/_rev002197401_01_0060.php

Z. (1966). Fonologische spelling. Onze Taal, 35(7/8), p. 30-31. Geraadpleegd van https://www.dbnl.org/tekst/_taa014196601_01/_taa014196601_01_0045.php

Bijlagen

stroomschemaDownloaden

Delen:

  • Klik om af te drukken (Opent in een nieuw venster) Print
  • Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Opent in een nieuw venster) E-mail
  • Klik om te delen op Facebook (Opent in een nieuw venster) Facebook
  • Klik om te delen op WhatsApp (Opent in een nieuw venster) WhatsApp
  • Klik om te delen op Telegram (Opent in een nieuw venster) Telegram
  • Klik om op LinkedIn te delen (Opent in een nieuw venster) LinkedIn

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Aan het laden...

Gerelateerd

Categorie: Artikel Tags: spelling, taalbeschouwing

Lees Interacties

Reacties

  1. Robbert-Jan Henkes zegt

    19 oktober 2025 om 10:19

    Mak schijnt ervan uit te gaan dat er van elk geschreven woord maar één uitspraak bestaat. Dat is het paard achter de wagen spannen. Een geschreven woord volgt slechts een zekere uitspraakconventie. Het is de omgekeerde wereld om aan de hand van geschreven woorden te willen weten of te willen kunnen vaststellen hoe ze worden uitgesproken. Zoals Joyce al zei: Rotten from the foundations up, dit voorstel.

    Beantwoorden
    • Ronald V. zegt

      19 oktober 2025 om 10:58

      Een driewerf neen, meneer Henkes. There is n’t something rotten, meneer Shakespeare. Het is een stevig fundament. Maar nog lang niet voldoende.

      Laten we elke medeklinkerklank een eigen symbool geven, elke lange klinkerklank symboliseren door een dubbele klinkerletter en elke korte klinkerklank door een enkele klinkerletter. Kort is kort, lang is lang.

      Laatu wu nuu un beetju aan du slag gaan.

      Die NG in “angst” kan een Q worden. Dus: aqst. En “qua” wordt gewoon “kwaa”. En “quasi” wordt “kwaasii”. De Q wordt dus hergedefinieerd.

      Wu sgreifu.

      Du speliq is furukuluk. Frei naar Remkoo Kampurt.

      Etseeturaa.

      Lekker sixty seven. Tot welzijn des volks. Weet je wel. 🙂

      Maar toch … Ik waardeer de creativiteit van de schrijver van het artikel. Maar persoonlijk laat ik de spelling liever bij het oude. Wie de spelling wil veranderen, zou consequent moeten zijn. En al die consequenties verknallen het vertrouwde, verknochte woordbeeld.

      Beantwoorden
  2. Jan Uyttendaele zegt

    20 oktober 2025 om 10:36

    Leuke denkoefening, maar totaal onrealistisch.

    Beantwoorden
  3. Weia Reinboud zegt

    20 oktober 2025 om 10:57

    Ooit schreef ik in de schoolkrant hierover en probeerde de u voor de sjwa, wat in mijn dialect wel voor de hand ligt, ‘Hulluvusums’ heeft namelijk geen enkele echte sjwa, de lippen zijn viermaal iets getuit. Waarmee je meteen tegen de kwestie aanloopt waarom een bepaalde uitspraak tot de spellingnorm zou moeten leiden en de andere uitspraak niet. Ik zeg bijvoorbeeld gynécoloog, in tegenstelling tot wat de Woordenlijst beweert.
    Over spelling vind ik alles leuk hoor en ik zie met enige jaloezie hoe prachtig de Hongaarse spelling en uitspraak corresponderen. Lees maar eens een stuk Hongaars luidop, ook als je geen Hongaars kent is dat heel makkelijk. Haha, helemaal niet, want je moet de conventies wel kennen en drastisch oefenen.
    Jouw è is ook zo’n conventie, in feite voeg je een nieuw teken aan het alfabet toe. Dan zou ik eerder de sjwa zelf invoeren en die nog facultatief maken ook. Bij het leren schrijven sommige lastige woorden met sjwa spellen en later zonder sjwa. Voor tweedetaalleerders ook heel handig als je soms een sjwa tegenkomt.
    Maar dan heb je meerdere beelden voor hetzelfde woord! Dat schijnt verschrikkelijk te zijn! Dat was in de tijd van de toegelaten plus voorkeurspelling ook het geval, dat diende afgeschaft te worden! Ik heb dat nooit begrepen, auditief zijn mensen heel tolerant en kunnen ze ondanks de enorme uitspraakvariatie de betekenis van de klanken meestal direct achterhalen, terwijl visueel twee schrijfopties al tot migraine zouden lijden. Twee! Mal.
    In je literatuurlijst mis ik wel je voorganger Roeland Kollewijn. Veel van zijn voorstellen hebben het nog gehaald ook, die gebruiken we dagdagelijks.

    Beantwoorden
    • Martijn Mak zegt

      31 oktober 2025 om 11:38

      Het is inderdaad belangrijk om recht te doen aan de verschillende uitspraakvarianten. Woordenlijst.org noemt vaak al meerdere uitspraakopties (bijvoorbeeld ‘lopen’ met of zonder uitgesproken n), maar ik denk dat die opties niet altijd volledig zijn.

      Het kan zeker een optie zijn om een speciaal teken facultatief te maken! Het Russisch doet dat bijvoorbeeld ook met hun /jo/-klank: die schrijf je officieel met [ё], maar meestal wordt gewoon [е] gebruikt. Dat zou je ook met de [è] in dit voorstel kunnen doen. In het Russisch lijkt dat geen probleem, dus dat hoeft dan niet tot migraine te leiden inderdaad. In het Engels vind ik het ook niet heel storend dat je in Britse en Amerikaanse teksten soms verschillende spellingen tegenkomt.

      Beantwoorden
  4. Anneke Neijt zegt

    23 oktober 2025 om 09:31

    Veel bewondering voor je analyses! Goed onderbouwd met cijfers. Maar het voorstel zal stuiten op weerzin van taalgebruikers. Misschien omdat ze een eenmaal verworven spelling als deel van hun identiteit of als onvervreemdbaar deel van de identiteit van hun taal ervaren.

    Naast dit gevoelen of deze mening over de wenselijkheid heb je natuurlijk meer aan een reactie die ingaat op de inhoud van je voorstel. Eerst een detail, daarna enkele opmerkingen die in mijn ogen meer de kern raken.

    (a) Je schrijft “Maar een spellingswijziging heeft geen enkele invloed op de gesproken standaardtaal”. Dat moet een verschrijving zijn. Stel dat we het meervoud van ‘compromis’ niet als ‘compromissen’ maar als ‘compromieën’ hadden geschreven? Dan zouden we nu het enkelvoud niet met een /s/ op het eind zijn gaan uitspreken. Ander voorbeeld: de spelling ‘villa’ maakt dat sommigen daar een korte /i/ gebruiken. En het toevoegen van een n in samenstellingen heeft wel degelijk invloed op de interpretatie – er kleeft toch, onherroepelijk, een meervoudsbetekenis aan het achtervoegsel -en. Dat effect was overigens kort na de wijziging sterker dan zeven jaar later, zie ‘Seven years later’ (https://www.mpi.nl/publications/item60596/seven-years-later-effect-spelling-interpretation).

    (b) Misschien heeft het voorstel een ontwrichtende invloed op dat lastige verenkelen in open lettergrepen. De Nederlandse spelling is in de vorige eeuwen ontworpen vanuit het idee dat de Latijnse spelling navolging verdiende (vandaar de letters uit het alfabet) en dat je via een systeem van lettercombinaties genoeg tekens zou kunnen maken om het grotere aantal klinkers te kunnen weergeven. Hoe je klinkerletters moet combineren – daarover verschilden de meningen (moet het aa zijn of ae bijvoorbeeld; uiteindelijk werd het aa, ee, oo en uu). Maar de essentie is dat er lange en korte klinkers zijn, geschreven als a/aa, e/ee, o/oo en u/uu. Dat systeem wordt minder belangrijk als je er e/ee niet langer in betrekt. Je rammelt aan de fundamenten van het verenkelen en verdubbelen.

    (c) Het voorstel schendt de verdeling van taken die in de loop der tijd in het Nederlands is ontstaan. Door het combineren van klinkerletters is een Nederlands systeem ontstaan waarin de diakritische tekens geen rol hebben in het onderscheiden van de fonemen. Ze fungeren wel als markering van klemtoon of contrast (déze of díe?) en syllabegrenzen (zeeën). Daarnaast komen diakritische tekens voor in woorden die zijn overgenomen uit andere talen (‘appelcarré, löss, crème’, maar niet ‘appèl’ want dat is gewoon ‘appel’ in het Frans; dit illustreert misschien de neiging om diakritische tekens zoveel mogelijk te vermijden). Het voorstel doorbreekt deze taakverdeling: letters zijn er om fonemen mee aan te duiden en diakritische tekens zijn er voor de prosodie. Dat maakt het voorstel om de korte e te schrijven als è minder voor de hand liggend. Die spellingverandering strookt ook niet met mijn intuïtie (terwijl ik geen enkele moeite zou hebben met ‘maanen, beeken, groote’).

    (d) De noodzaak van juist deze vereenvoudiging lijkt mij niet zo groot. De spelling van de doffe /e/ is alleen lastig voor beginnende lezers (die van het primaire onderwijs) . Voor beginnende spellers is ‘doffe /e/ schrijf je als e’ geen groot probleem. De koppeling van de doffe /e/ met de letter e komt zo vaak voor, en het aantal morfemen dat ermee gespeld wordt is zo klein, dat die koppeling geen aparte training behoeft. In de nieuwste methode (‘Zo Leer Je Kinderen Lezen en Spellen’ van Schraven, ook opgenomen in de methode Staal van Malmberg) wordt de spelling van de doffe /e/ niet op klankniveau getraind, maar geleerd via morfemen (je, te, de, me, we, be-, ge-, ver-, -eren, -elen, -en, -je enz.), en dat verloopt goed. Het probleem betreft het lezen. Ook na de basisschool veroorzaakt de e wel eens leesproblemen, maar over een lastig woord zoals tegelijk struikel je niet meer, en een woord zoals ‘belangstellende’ wordt dan niet meer gelezen als bel-angst-ellende. Dat er wat vaker ‘en’ in plaats van ‘e’ geschreven wordt in de spelling van na 1995 is gunstig geweest voor de lezer: ‘berenvel, verenpracht’ enz. zijn beter te lezen dan ‘berevel’ en ‘verepracht’. De context maakt duidelijk welke ‘e’ als doffe /e/ gelezen moet worden en welke ‘e’ als korte /e/.

    (e) Welke invloed heeft het voorstel op de spelling van bastaardwoorden zoals ’thema’ en ‘logopedie’ (theema en logopeedie)? Verdubbeling van klinkerletters komt in die groep van woorden alleen voor in de laatste lettergreep, die een vernederlandste spelling heeft, bijvoorbeeld ‘avontuur’.

    Tot slot, het voorstel om ee niet te verenkelen is wel heel zinvol. Ik zou dat dan uitbreiden naar ‘nooit verenkelen’ in het inheemse deel van de woordenschat. Het verenkelen is aantoonbaar storend is voor de ervaren lezer; het is beter om ‘beek – beeken, groot – groote, maan – maanen’ enz. te schrijven, zie ‘Learnability of graphotactic rules’ (https://quantling.org/~hbaayen/publications/VerhoevenEtAl2006.pdf). Zelf heb ik eens onderzoek gedaan naar de ontwikkelingsgang van de Nederlandse spelling, vanuit de vraag of de balans tussen het fonologische en morfologische principe in de loop der tijd veranderd is (De logica van de geschiedenis, https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/104897/190505.pdf?sequence=1). Het blijkt dat we in de tijd van Vondel beter naar hem hadden moeten luisteren, want hij was voorstander van niet-verenkelen. Nu is het waarschijnlijk te laat om die fout nog te kunnen of willen repareren.

    Verwijzingen
    Neijt, Anneke. 2003. De logica van de geschiedenis. In Els Ruijsendaal, Gijsbert Rutten & Frank Vonk (eds.), Bon jours Neef, ghoeden dagh Cozijn! Münster: Nodus Publikationen. 177-18
    Neijt, Anneke, Robert Schreuder & Harald Baayen. 2004. Seven years later. The effect of spelling on interpretation. Linguistics in the Netherlands 21. 134–145.
    Schraven, José (19951, 202311). Zo leer je kinderen lezen en spellen. Handboek voor groep 2 t/m 8. Z.p.: Uitgeverij Pica. https://www.zoleerjekinderenlezenenspellen.nl/
    Verhoeven, Ludo, Rob Schreuder & R. Harald Baayen. 2006. Learnability of graphotactic rules in visual word identification. Learning and Instruction 16. 538-548.

    Beantwoorden
    • Martijn Mak zegt

      31 oktober 2025 om 11:24

      Bedankt voor de uitgebreide reactie! Volgens mij zijn dit een aantal belangrijke punten.

      Wat betreft (a): ‘geen enkele invloed’ is inderdaad niet de juiste formulering. Er bestaat natuurlijk zoiets als spellingsuitspraak. Het ging me er vooral om dat een spellingsvoorstel voor mij iets anders is dan een poging om de gesproken taal actief te veranderen.

      Wat betreft (b): er wordt in het voorstel inderdaad minder verenkeld in open lettergrepen. Op dit moment worden de oo, aa en uu consistent verenkeld. De ee wordt meestal ook verenkeld, maar dan weer niet voor een sjwa of op het einde van een woord. In die zin deed de ee al niet helemaal mee, maar een risico zou inderdaad zijn dat de resterende verenkelingsregels misschien minder goed automatiseerbaar worden omdat ze minder gebruikt worden. Misschien zou je zoiets aan de hand van een experiment kunnen achterhalen.

      Wat betreft (c): het is inderdaad een nadeel dat het voorstel een diakritisch teken invoert voor een bepaalde foneemwaarde. Ik vind het persoonlijk ook mooi dat de Nederlandse spelling vergeleken met veel andere talen nauwelijks van diakritische tekens gebruik maakt. Dus dat is dan de nevenschade van dit voorstel. Er bestaat namelijk wel een manier om zonder diakritische tekens de uitspraak volledig transparant te maken, maar die verandert het woordbeeld volledig. Je zou de sjwa namelijk altijd als [i] kunnen schrijven (zoals in ‘nodig’), de korte i als [y] (zoals in ‘gymnastiek’) en verder de korte en lange e via de verdubbelings- en verenkelingsregels schrijven. ‘Dyt ys dan in voorbeeldzyn.’ Dit ziet er gelijk behoorlijk heftig uit. Ik vind ‘implemènteeren’ een stuk makkelijker leesbaar dan ‘ymplimenterin’.

      Wat betreft (d): ik denk dat het klopt dat de spelling van de e vooral voor beginnende lezers voor problemen zorgt. Dat kan natuurlijk alsnog reden zijn om daar eens goed naar te kijken, en dit voorstel daarbij te betrekken. Maar ik denk inderdaad dat bijvoorbeeld de werkwoordspelling hoger op het prioriteitenlijstje van toekomstige spellingswijzigingen zou moeten staan. En hoewel mijn voorstel zo is gekozen dat het zo min mogelijk ingrijpend is, is het inderdaad alsnog maar de vraag hoeveel animo ervoor is. De korte, lange en doffe e komen veel voor, waardoor het woordbeeld alsnog wel zal veranderen.

      Wat betreft (e): het betekent inderdaad dat er ook verdubbeling in eerdere delen van bastaardwoorden kan plaatsvinden. Op zich lijkt me dat geen groot probleem. Het heeft wel invloed op de gelijkvormigheid: de [e] in logopedie is volgens Woordenlijst.org een sjwa, en die in logopedisch een lange e. Dus dan krijg je logopedie naast logopeedisch.

      Wat betreft het laatste punt: ik vrees ook dat het te laat is om lange klinkers altijd voluit te spellen. In het inheemse deel van de woordenschat is het inderdaad niet storend, en vergroot het zowel de transparantie van de spelling als de gelijkvormigheid. Maar – zoals u schrijft in het artikel uit 2003 – in bastaardwoorden krijg je dan woorden als ‘cooaalietie’ voor ‘coalitie’, en daar zijn we niet aan gewend. Dus dan moet je of twee systemen naast elkaar hanteren (voluit in inheemse woorden, verenkelen in bastaardwoorden), of gevoelsmatig vrij heftige spellingen gebruiken voor bastaardwoorden.

      Beantwoorden
      • Anneke Neijt zegt

        3 november 2025 om 13:34

        Over dat prioriteitenlijstje – geheel mee eens dat de werkwoordspelling op dit moment bovenaan staat. Het is wel lastig om te bepalen hoe ver je zou moeten gaan. De -t van de 3e persoon enkelvoud weglaten als de stam eindigt op een -d, lijkt me een eerste, meest gemakkelijk te aanvaarden wijziging. Je krijgt dan ‘zij word’, en ‘zij wend zich naar me toe’ tegenover ‘zij went daar wel aan’. Maar ja, de altijd klagende Nederlander zal zeggen over deze minieme wijziging: ‘kut met dt – dat pakken ze ons ook al af’.

        Beantwoorden

Laat een reactie achter bij Robbert-Jan HenkesReactie annuleren

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

Primaire Sidebar

Gedicht van de dag

Sint Nicolaas

Zie eens, Mietje! wat al lekkers
U, Sint Nicolaas al bragt;
Omdat ge’ als gehoorzaam Meisje,
Uw verpligting hebt volbragt.

➔ Lees meer

Bekijk alle gedichten

  • Facebook
  • YouTube

Chris van Geel

Stomme H – om voor je uit te prevelen als er niets meer te zeggen is.

Bron: Barbarber, november 1967

➔ Bekijk hier alle citaten

Agenda

30 januari 2026: Poëzie in Cyberspace

30 januari 2026: Poëzie in Cyberspace

7 december 2025

➔ Lees meer
2 januari 2026: Vlekflits

2 januari 2026: Vlekflits

5 december 2025

➔ Lees meer
11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

11 december 2025: Anne Frank, schrijfster

3 december 2025

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle agendapunten

Neerlandici vandaag

Geen neerlandici geboren of gestorven

➔ Neerlandicikalender

Media

Double Dutch

Double Dutch

7 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
Waarom anderstaligen ook literaire teksten moeten lezen

Waarom anderstaligen ook literaire teksten moeten lezen

6 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek 1 Reactie

➔ Lees meer
Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

Dichter Esther Jansma (24 december 1958-23 januari 2025)

2 december 2025 Door Redactie Neerlandistiek Reageer

➔ Lees meer
➔ Bekijk alle video’s en podcasts

Footer

Elektronisch tijdschrift voor de Nederlandse taal en cultuur sinds 1992.

ISSN 0929-6514
Bijdragen zijn welkom op
redactie@neerlandistiek.nl
  • Homepage
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Over Neerlandistiek
  • De archieven
  • Contact
  • Facebook
  • YouTube

Inschrijven voor de Dagpost

Controleer je inbox of spammap om je abonnement te bevestigen.

Copyright © 2025 · Magazine Pro on Genesis Framework · WordPress · Log in

  • Homepage
  • Categorie
    • Voor de klas
    • Vertelcultuur
    • Naamkunde
  • Archief
    • 10 jaar taalcanon
    • 100 jaar Willem Frederik Hermans
  • E-books
  • Neerlandistische weblogs
  • Jong Neerlandistiek
  • Frisistyk
  • Mondiaal Neerlandistiek
  • Over Neerlandistiek
  • Contact
 

Reacties laden....
 

    %d