Een voornaamwoord in de tropen

Voor een goed voornaamwoord kun je me ‘altijd’s nachts wakker maken. Ze zijn me allemaal even leven en allemaal even intrigerend: het ik waarmee een zin verwijst naar degene die de zin uitspreekt, alsof dat een samenhangend individu is, het jullie dat zowel onderwerp, lijdend voorwerp als bezitter kan zijn, het hij dat zijn genderneutraliteit verliest.
In Folia Linguistica schrijft Bart Jacobs zo over een nieuwe ontdekking: or. Hij vond het in het Skepi een uitgestorven Caraïbisch twijgje van de tak die het Nederlands is. Daarover was tot voor kort niet zo veel bekend, maar Jacobs ontdekte een aantal jaar geleden een nieuwe bron van informatie. (Cefas van Rossem schreef daar indertijd over voor Neerlandistiek.)
Zeeuws
Dankzij die bron kennen we nu enkele honderden woorden. Waaronder or, dat functioneerde als voornaamwoord voor de derde persoon meervoud, zowel als onderwerp als als lijdend voorwerp (de zinnetjes zijn indertijd duidelijk door een Engelstalig persoon genoteerd, dat zie je aan de spelling):
- Ikke weese dinkie joe sa weese Kos or
Ik dacht (dat) jij hen gekust zou hebben - Oar say, dat fail yanafoo set
Zij zeggen dat (er) veel yanafoo (kwade geesten) zijn
Waar komt dat or vandaan? Het zet Jacobs aan tot een zoektocht naar de geschiedenis van Nederlandse voornaamwoorden. Uiteindelijk is zijn conclusie: het komt waarschijnlijk uit het Zeeuwse haar dat in de koloniale tijd de functie had van derde persoon meervoud, ook voor mannelijk.
Lief
Voor hij daar is, geeft Jacobs een compacte geschiedenis van meervoudig haar in het Nederlands. In het middelnederlands functioneerde het alleen als bezittelijk voornaamwoorden (‘de ridders en haar paarden’), maar gaandeweg kon het ook de functies van persoonlijk voornaamwoord vervullen (‘de ridders kwamen en wij zagen haar’). Dat die functie in het Nederlands voor dit woord helemaal verdwenen was kwam volgens Jacobs misschien doordat normatieve grammatici in de vroegmoderne tijd graag een verschil tussen mannelijk en vrouwelijk wilden maken, een verschil tussen hen en haar. Die poging werd op zichzelf geen groot succes, maar ze betekende dat uiteindelijk de mannelijke vorm won. De Zeeuwen die ondertussen in Guyana zaten hadden natuurlijk niet veel boodschap aan wat grammatici wel of niet wilden. Zij gebruikten hun haar, dat vervolgens in het Skepi terechtkwam.
Deze standaardisering van haar is het onderwerp geweest van recent onderzoek dat Machteld de Vos; Jacobs verwijst er ook naar, al geeft hij er een licht andere draai aan. Dat is misschien ook niet het belangrijkste: dat standaardtaal in de nogal wilde koloniale situatie niet de allereerste verantwoordelijkheid was, zal niemand verbazen. Maar we houden hier toch maar mooi een lief klein voornaamwoordje aan over. Or.
Laat een reactie achter