In het Nederlands gebeurt het gewoon morgen

Kan een taal de mens onvoorzichtiger maken? De Amerikaanse econoom Keith Chen verwierf een jaar of 13 geleden faam met de bewering dat dit inderdaad zo was. Chen had een groot aantal talen in een database bekeken en daarbij steeds genoteerd of die taal al dan niet verplicht de toekomende tijd uitdrukt met het werkwoord. Voor het Engels geldt dat bijvoorbeeld: in die taal kun je niet zeggen ‘I do this tomorrow’, maar is een hulpwerkwoord van de toekomende tijd nodig ‘I will do this tomorrow’. In het Nederlands kun je wel zeggen ‘I doe dit morgen’.
Vervolgens keek Chen in allerlei andere databases naar het spaargedrag en de gezondheid van mensen die woonden in landen waar de twee soorten talen gesproken werden. Volgens hem bleken mensen met talen met een verplichte toekomende tijd (zoals het Engels) minder te sparen en ook minder gezond te leven dan mensen met talen zonder zo’n verplichte toekomende tijd (zoals het Nederlands). De verklaring: zo’n hulpwerkwoord zet als het ware een scherm voor die toekomende tijd, maakt deze minder reëel. Als je zegt ‘wie teveel rookt, valt binnenkort dood neer’, maakt dat meer indruk dan wie zegt ‘who smokes too much, will die soon’.
Er kwam heel veel kritiek op Chens onderzoek, dat talen en landen wel heel erg op één hoop gooide, niet heel erg deskundig gebruik maakte van de informatie in de taalkundige database, en ook wel gebaseerd leek te zijn op een nogal naïef idee over de relatie tussen taal en denken (de zogeheten sterke versie van de Whorf-hypothese, die stelt dat taal het denken bepaalt).
Het zou kunnen gebeuren
Maar het idee bleef kennelijk veel mensen intrigeren. Onlangs verscheen een artikel van een internationale groep onderzoekers waarin een verfijndere versie van Chens gedachte werd getoetst. Niet, zoals de econoom Chen deed, door allerlei grote databases met elkaar te vergelijken, maar met experimentjes. En niet met honderden talen, maar vooral met het Nederlands en het Engels: sprekers van die twee talen moesten bijvoorbeeld kiezen tussen een onmiddellijke beloning nu of een kans op een hogere beloning in de toekomst. Sprekers van het Engels waren minder geneigd die tweede mogelijkheid te kiezen. Zelfs tweetaligen namen de toekomstige kansen minder serieus als de kwestie ze in het Engels werd voorgelegd dan wanneer deze ze in het Nederlands werd voorgelegd. Volgens de onderzoekers maakte dit het minder waarschijnlijk dat het ging om een puur cultureel verschil.
Bovendien tonen de onderzoekers aan dat het niet gaat om het wel of niet uitdrukken van de toekomstige tijd, maar om het feit dat je in het Engels meer mogelijkheden hebt om uit te drukken hoe groot de kans is dat iets gebeurt: it will happen, it can happen, it may happen. In het Nederlands kun je met wat meer omhaal van woorden natuurlijk een en ander ook uitdrukken (het zou kunnen gebeuren), maar dat is wat ingewikkelder en uit het onderzoek blijkt ook dat sprekers van het Nederlands het minder vaak doen. Het gebeurt in onze taal gewoon morgen.
Vervangen
Om te laten zien dat het niet alleen een toevallig effect is van het Nederlands deden de onderzoeker nog een andere toets: ze onderzochten telefoontjes die vanuit de hele wereld naar een Amerikaanse instantie gingen. Het bleek dat sprekers zonder verplichte toekomende tijd ook in die telefoontjes minder vaak onzekere toekomst uitdrukten.
Er blijft natuurlijk nog voldoende onduidelijk. Waarom gebruiken mensen zo’n verplichte toekomst minder vaak de andere mogelijkheden om een onzekere toekomst (‘dit gaat morgen misschien/eventueel/wellicht gebeuren’) uit te drukken? En hoe zit het nu eigenlijk met de effecten die Chen oorspronkelijk meende te hebben aangetoond – blijven die staan of worden ze door de nieuwe bevindingen vervangen?
En dan hebben we het nog niet over de meer filosofische vraag hoe het eigenlijk kan dat het gebruik van een taal met bepaalde taalkundige middelen om iets uit te drukken eigenlijk beïnvloedt hoe de sprekers van die taal kennelijk denken?
Klinkt als een krakkemikkig onderzoek. In het Engels kun je namelijk wel degelijk een tegenwoordige tijd gebruiken: I’m doing it tomorrow / You smoke too much, you die!
Zie ook: https://dictionary.cambridge.org/grammar/british-grammar/future-present-continuous-to-talk-about-the-future-i-m-working-tomorrow