
Als je net hebt verteld dat je drie katten hebt, kun je best zeggen “eentje heeft gele ogen”, maar niet “tweetjes hebben gele ogen”. Eentje is de enige verkleinwoordvorm van een telwoord in het Nederlands. De Amsterdamse taalkundige Petra Sleeman, ze nam onlangs afscheid van de UvA, wijdt er een artikel aan in het nieuwe nummer van het taalkundige tijdschrift Nota Bene.
Verkleinwoordvormen worden natuurlijk vooral van zelfstandig naamwoorden gemaakt (huisje van huis, tractortje van tractor), maar eentje is geen zelfstandig naamwoord. Dat blijkt, volgens Sleeman, uit het feit dat je er – in ieder geval in het Nederlands van Nederland – vaak er bij moet zeggen, net zoals bij het losse telwoord:
- Ik heb er een (twee/drie/…) gezien.
- Ik heb er eentje (maar niet: tweetjes/drietjes/….) gezien.
Overigens komen tweetjes en drietjes natuurlijk wel voor in de uitdrukking met z’n tweetjes, waar al te grote getallen weer uitgesloten zijn: met z’n drieënvijftigjes klinkt raar. Maar zomaar los als lijdend voorwerp bij een werkwoord kan dus alleen maar eentje, en dan moet er eentje bij. In het Belgisch Nederlands kan dat weliswaar voor veel sprekers ook weggelaten worden (‘ik heb ééntje gezien’), maar die sprekers kunnen dat dan vaak ook met het niet-verkleinde telwoord (‘ik heb één gezien’).
Gigantisch
Eén is toch al een uitzonderlijk telwoord, schrijft Sleeman. Je vindt het bijvoorbeeld ook als enige in de volgende constructies:
- Dat is allemaal te danken aan ene Van Gogh
- Dat is allemaal te danken aan tweeë Van Goghs [onmogelijk]
- Zo één heb ik er ook
- Zo twee heb ik er ook.
Op een bepaalde manier is één geen echt hoofdtelwoord, iets dat correspondeert met iets dat je telt, maar een algemenere beschrijving van een hoeveelheid, zoiets als veel (‘zo veel heb ik er ook’, ‘dat is te danken aan vele Van Goghs’). Aan de andere kant kun je natuurlijk weer niet zeggen ‘ik heb er veeltjes gezien’.
Uitzonderlijk telwoord of niet, een kan ook weer niet zomaar vervangen worden door eentje. Het lukt alleen als het zelfstandig naamwoord er niet bijstaat. Je kunt niet zeggen ‘ik heb eentje kat gezien’. Sleemans verklaring is nogal technisch maar komt erop neer dat tje helpt om het zelfstandig naamwoord weg te kunnen laten. Het heeft ook helemaal geen verkleinwoordbetekenis. Je kunt best zeggen:
- Ik zag twee gigantische olifanten. Eentje bleef voor mijn neus staan.
Het zijn allemaal dingen die je als spreker van het Nederlands natuurlijk weet – niemand doet het ooit fout – maar die je nog nooit beseft hebt en waar niemand ooit over heeft nagedacht. Behalve Petra Sleeman.
De romaniste Petra Sleeman ging onlangs met pensioen. Ze heeft ook voor de neerlandistiek veel betekend.
Laat een reactie achter