
In de strijd om de ziel van “het volk” heeft radicaal rechts in heel Europa een nieuw uithangbord ontdekt: de boer. Niet de mannen en vrouwen met stikstofnormen, bankleningen en opvolgingsproblemen, maar het symbool dat de boer óók is. Overal in Europa zien we varianten van dezelfde nieuwe, romantische aandacht: de tractor als actiemiddel, de mestkar als politieke prop, het platteland als moreel superieur “hartland” tegenover de verdorven metropool.
Dat is geen spontaan sentiment, maar een zorgvuldig geconstrueerd verhaal, laten de Brusselse onderzoekers Gijs Lambrechts en Benjamin De Cleen haarscherp zien in een artikel in het tijdschrift Journal of Language and Politics. Het artikel analyseert allerlei uitingen van de partij Vlaams Belang over het boerenbedrijf tussen 2019 en 2024, zowel geschreven tekst als video’s. Lambrechts en De Cleen laten zien hoe de partij de boer om heeft getoverd tot een dubbelzijdig icoon (vergeef me de beeldspraak) – bewaker van de natie én slachtoffer van de elite.
Heimatschutz
Politiek is een strijd om betekenis, en woorden zijn nooit neutrale labels. Dat geldt ook voor woorden zoals boer, platteland en natuur . Iedere Europese burger heeft allerlei ideeën en gevoelens bij zulke woorden. Vlaams Belang gebruikt ‘het rurale’ als een knooppunt voor allerlei ideologieën. De boer is in het vertoog van de partij geen handelaar in koeien, maar de verpersoonlijking van “het echte Vlaanderen”: groen, proper, geworteld in het traditionele Vlaamse gezinsleven. Dat Vlaanderen wordt tegenover de stad gezet, die juist allerlei negatieve eigenschappen krijgt toebedeeld: verfranst, geglobaliseerd, links, kosmopolitisch, bureaucratisch, vol immigranten en bakfietsen. (Kan het erger?)
De auteurs ontrafelen de dubbele beweging in de communicatie van de partij over die boeren: enerzijds nationalistisch en anderzijds populistisch.
Nationalistisch gezien wordt de boer verankerd in ‘het volk als natie’: wie op het land werkt, bewaart het ‘Vlaamse DNA’, beschermt de ‘eigen natuur’ en garandeert voedselsoevereiniteit. ‘Geen boeren, geen voedsel’”’ is niet zozeer een agrarische constatering maar een identitaire leus. De term Heimatschutz die in het VB-materiaal opduikt, maakt die herkomst uit de eco-nationalistische traditie heel expliciet.
Moreel universum
Populistisch gezien verschuift het perspectief: het platteland is niet langer idyllisch, maar vooral achtergesteld. Buslijnen verdwijnen, dorpsscholen sluiten, investeringen gaan naar de stad. Daar woont de elite: politici, ambtenaren en klimaatactivisten die geen idee hebben waar hun eten vandaan komt. De boer is onderdeel van het volk als underdog, dat door die elite zou worden opgeofferd aan stikstofregels, Europese akkoorden en internationale handel.
Die twee logica’s — nationalistisch (binnen/buiten) en populistisch (beneden/boven) — grijpen in de partij-uitingen in elkaar. De boer is tegelijk de meest authentieke Vlaming én het slachtoffer van globalistische stadsmensen. Dat levert een bruikbaar vijandbeeld op: Brusselse en Europese beleidsmakers die zowel het land als het volk verraden. Concrete tegenstrijdigheden (dat de partij de belangen van grootschalige, kapitaalkrachtige landbouw verdedigt onder het label ‘underdog’) verdwijnen achter de retorische vanzelfsprekendheid van ‘onze boeren’”’.
Wie naar het taalgebruik in dit soort campagnes kijkt, ziet volgens de onderzoekers hoe soepel woorden schuiven. Boer verschuift van beroepsgroep naar morele categorie; platteland van geografische aanduiding naar moreel universum.
Politiek is altijd minstens voor een deel een strijd over de betekenis van taal. Het is belangrijk om die strijd nauwgezet te volgen.
Laat een reactie achter