Hoe mensen tegen zichzelf praten

Het tijdschrift Theoretical Linguistics heeft een gouden formule, vind ik. Er worden in een nummer niet zomaar willekeurig wat artikelen bij elkaar gezet waarin onderzoekers over hun laatste onderzoek berichten, zoals in andere wetenschappelijke tijdschriften gebeurt. In plaats daarvan heeft ieder nummer een openingsartikel waarop een aantal reacties komen van andere onderzoekers, ook in de vorm van een kort artikel. Een slotartikel bevat vervolgens een reactie van de auteur of auteurs van het oorspronkelijke artikel op het voorgaande. Zo wordt een bepaald idee – het gaat hier om theoretische taalkunde en dus om ideeën – van verschillende kanten belicht, en meestal hebben de redacteurs een goede hand in het zoeken van die verschillende kanten.
Het nieuwste nummer gaat over (hardop) tegen jezelf praten, en het openingsartikel is van Martina Wiltschko; eerder dit jaar besprak ik al een artikel van Wiltschko over dit onderwerp uit een ander tijdschrift. Een interessante reactie komt van de Finse taalkundige Anders Holmberg, die er onder andere op wijst dat er een groep is van – naar zijn schatting – ongeveer 20% van de bevolking die helemaal nooit hardop tegen zichzelf lijkt te praten. Het is dus niet een verschijnsel dat ten diepste bij het menszijn hoort, al kun je je tegelijkertijd afvragen (al vraag ik me tegelijkertijd af) of die mensen niet wél in hun hoofd tegen zichzelf praten, dus zonder tong en lippen te bewegen. De wetenschap staat nog voor een raadsel!
Het artikel van Holmberg gaat vooral over voornaamwoorden. Uit het werk van Wiltschko weten we al dat mensen in de eerste of in de tweede persoon tegen zichzelf kunnen praten:
- Wat ben ik toch een sukkel!
- Wat ben je toch een sukkel!
Je kunt die vormen maar beperkt mixen, zegt Holmberg. De eerste zin hieronder kunnen mensen wel tegen zichzelf zeggen, maar de tweede niet:
- Ik vind je walgelijk.
- Je vindt mij walgelijk.
Waar het om gaat, schrijft Holmberg, is dat wat je tegen jezelf zegt niet zozeer een zakelijke mededeling is – het heeft weinig om jezelf van informatie te voorzien – maar vaak een uiting van een gevoel. Je kunt wel zeggen Wat ben je toch dom bezig, met je als onderwerp, omdat je dan als het ware van buiten naar jezelf kijkt. Maar in je vindt mij walgelijk wordt het gevoel van je uitgedrukt, maar je kijkt als je tegen jezelf praat niet van buitenaf naar dat gevoel.
Natuurlijk kunnen mensen wel zeggen ‘je vindt mij walgelijk’, maar dan alleen in een conversatie met een echte ander. De zin is dan geen uitdrukking van het gevoel van de ander, maar een observatie over hoe de spreker denkt dat die ander zich voelt. Zo’n observatie kun je niet over jezelf doen, omdat je rechtstreeks toegang hebt tot je eigen gevoel.
Overigens praten mensen niet alleen maar tegen zichzelf om hun gevoelens te uiten. Wat ook veel gebeurt, is dat mensen zichzelf toespreken:
- Doe normaal!
- Ik laat me niet kisten!
- Je laat je niet kisten
Holmberg haalt er nog een derde voornaamwoord bij dat volgens zijn onderzoek mensen ook wel eens gebruiken: we. Dat wordt alleen gebruikt in dat tot jezelf spreken, niet om gevoelens uit te drukken: De eerste zin zeggen mensen wel tegen zichzelf maar de tweede niet.
- We laten ons niet kisten!
- Wat zijn we toch een sukkels!
De laatste zin kun je wel zeggen, maar ook in dit geval alleen als je met meer dan één persoon bent.
Laat een reactie achter