‘Heb jij enig idee,’ vroeg Anna (@AnnaDixit) me gisteren via Twitter, ‘waarom kinderen via Twitter altijd de verleden tijd gebruiken?’ Ze gaf ook een voorbeeld:
Dan was ik de moeder en jij de vader en we gingen wandelen.
Ik twitterde terug dat ik dacht dat die kinderen de verledentijdsvorm hier net iets anders interpreteren.
In het Nederlands heeft een werkwoord maar twee verschillende persoonsvormen: een voor de tegenwoordige tijd (loop) en een voor de verleden tijd (liep). Daarnaast zijn er nog een paar andere vormen (gelopen, lopend, te lopen), maar die kunnen niet alleen in een zin staan en hebben een hulpwerkwoord nodig. Andere talen hebben ook een aparte vorm voor de toekomende tijd (je promenerais in het Frans, bijvoorbeeld), maar dat hebben wij niet.
Een kind dat Nederlands leert staat nu voor de taak om te leren wat het verschil tussen loop en liep precies behelst. Dat ik loop het vaakst voorkomt is makkelijk te zien: dat betekent dus waarschijnlijk zonder meer ik loop in het hier en nu. De vorm ik liep betekent dan dus zoiets als ‘ik loop, maar niet in het hier en nu’. Dat kan betekenen: ik deed het in het verleden, of het kan algemener betekenen ‘ik loop maar niet echt’. Dat laatste is de spelbetekenis.
Wat het ingewikkeld maakt: er is ook een tegenwoordige tijd die betekent ‘niet echt, niet nu’. Ook die vind je terug in kinderfantasieën, maar dan betreffen ze de toekomst. Een bekend voorbeeld vinden we in het gedicht Een kinderspiegel van Judith Herzberg
Als ik oud word neem ik blonde krullen
ik neem geen spataders, geen onderin,
En als ik rimpels krijg omdat ik vijftig ben
Dan neem ik vrolijke, niet van die lange om mijn mond […]
Dit gedicht zou niet heel raar worden wanneer we de tegenwoordige tijden vervingen door verleden tijden (ik nam geen spataders, geen onderkin) maar het zou toch net iets minder sterk zijn. Dat komt doordat het met die verleden tijd veel duidelijker een spelletje zou zijn. Door de tegenwoordige tijd klinkt het niet nemen van spataders als een serieus voornemen, en dat is schrijnender.
Peter-Arno Coppen zegt
Volwassenen hebben ook zo'n verleden tijd, althans iets wat er sterk op lijkt: "Ik kreeg toch nog geld van jou?" Dat zou ik een geval van onzekerheidsmodaliteit noemen, maar iets van voornemen of belofte of afspraak zit er ook in.
Taaldokter zegt
En wat te denken van: 'U was toch [die of dat]'? Dat betekent zoiets als 'U zei toch dat u [die of dat] was' – ook een soort spel met 'afspraken'.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Ik weet niet of dit regionaal bepaald is, maar wij gebruikten die spel-verleden tijd vroeger helemaal niet. Ik weet nog dat ik verbaasd was, en het ook raar en zelfs een beetje irritant vond, toen ik Hollandse kinderen dingen hoorde zeggen als "en ik was de moeder en jij de vader en toen gingen we op visite bij de buurvrouw"…
Anoniem zegt
Ik heb op de Vrije School de boeiende theorie gehoord dat kinderen die in de verleden tijd spelen (hun) vorige levens naspelen – een leuk idee. Hoe ik "En dan was ik de alien, en zapte jij mijn ruimteschip kapot" precies moest interpreteren zeiden ze er helaas niet bij.
RHCdG zegt
Hoe zit het met 'men neme een ei', is dat naast de OT en VT niet een derde persoonsvorm?
Marc van Oostendorp zegt
Ja, in zekere zin wel natuurlijk. Maar je kunt toch moeilijk volhouden dat die conjunctief een erg levendige indruk maakt in het moderne Nederlands.
Ingmar Roerdinkholder zegt
Nee… Het valt me op de Duitse TV altijd op dat daar, bij het journaal bijvoorbeeld, nog wel gewoon de conjunctief wordt gebruikt. Waar onze nieuwslezer bijvoorbeeld zegt "Premier Rutte ontkent dat hij homoseksueel zou zijn, hij zou gewoon geen tijd hebben om een vriendin te zoeken", zegt de Nachrichtensprecher van de Tagesschau "Herr Premierminister Rutte bestreitet er sei homosexuell, er habe nur einfach keine Zeit eine Freundin zu finden"
Ingmar zegt
of eigenlijk wordt in de Duitse vertaling van "P.R. ontkent dat hij homoseksueel IS…" ook al SEI gebruikt, dat hoeft dus niet met "zou zijn" worden vertaald