Aan het lijstje Nederlandse woorden dat lastig te vertalen is in andere talen – gezellig wordt meestal genoemd, mijn favoriet is uitwaaien – voegt de filosoof Cornelis Verhoeven (1928-2001) er één toe. In zijn boek Het besef. Woorden voor denken en zeggen (Ambo/Baarn, 1991) merkt hij op dat de betekenis beseffen heel moeilijk precies in andere talen weer te geven is.
Wat betekent beseffen? Wat doet het precies anders zijn dan woorden als zich realiseren, zich bewust zijn, benul hebben enzovoort? Bij enkele tientallen woorden die gaan over denken en zeggen staat Verhoeven uitgebreid stil in Het besef. Dat gaat zo (over mijmeren):
‘Mijmeren’ heeft niet de tobberige ernst van ‘piekeren’, niet de argwaan wekkende pretenties van ‘speculeren’, niet het ethische gewicht van ‘zich bezinnen’ en niet de zwaarte van ‘peinzen’, maar het spreekt bijna plechtig zijn eigen ritardando uit en lijkt door de klank van het woord zelf al aan te duiden wat het wil zijn.
Het bijzondere van beseffen, bijvoorbeeld, is volgens Verhoeven dat het de zaken zo voorstelt dat de werkelijkheid plotseling binnendringt in het bewustzijn. Je kunt alleen zaken beseffen die waar zijn, en besef komt zonder speciale inspanning. Je kunt je wel voornemen om iets te weten te komen, maar niet om iets te gaan beseffen. Bovendien heeft besef vaak iets moreels (plichtsbesef), maar is ook dan niet doelgericht te bereiken. Je kunt je niet voornemen om te komen tot plichtsbesef.
Cornelis Verhoeven was een filosoof in de zogeheten continentale traditie – die van Heidegger – maar met het verschil dat hij ook een schrijver was en zich dus veel preciezer en tegelijkertijd helderder uitdrukte dan de gemiddelde continentale filosoof.
Er zijn ook wel nadelen aan Verhoevens methode. Hij achterhaalt de betekenis van veel werkwoorden vooral door zich zinnen voor te stellen waarin dat werkwoord voorkomt, maar hij beperkt zich daarbij meestal tot zinnen met de eerste persoon als onderwerp. Omdat je niet kunt zeggen gisteren besefte ik dat nog maar nu niet meer concludeert hij dat je eenmaal verworven besef niet kwijt kunt raken. Maar je kunt best zeggen gisteren besefte die oude man dat nog, maar nu niet meer.
Het punt is, lijkt mij, dat wanneer een spreker zegt X beseft dat Y, dat dan die spreker moet geloven dat Y waar is. Bij een zin in de ik-vorm valt de spreker samen met het onderwerp. Dus ontstaat er dan een tegenstrijdigheid wanneer je zegt gisteren besefte ik dat nog maar nu niet meer: eerst zeg je dat je (als spreker) vindt dat ‘dat’ waar is, maar dan zeg je dat je ‘dat’ niet meer weet.
En zo wekt Verhoevens boek allerlei mijmeringen op. En soms zelfs nieuw besef.
RHCdG zegt
Van Lucebert ken je vast deze regels wel:
nachtenlang bemediteerde hij (een schemermens)
het woord schampscheut
Die samentrekking van schimpscheut en schampschot trekt natuurlijk als eerste de aandacht, maar het bemediteren zelf is ook een samentrekking (van beschouwen en mediteren). Zo ontstaat door contaminatie een soort schemering in de taal, waarbij dingen soms niet alleen maar meer zijn wat ze zijn, maar ook nog iets anders.
Marc van Oostendorp zegt
Je neemt als vanzelfsprekend aan dat be- hier afkomstig is van, of verwijst naar, 'beschouwen'. Maar waarom zou dat zo zijn? Waarom niet bijvoorbeeld 'bedenken'? Of het zien als een voorvoegsel dat het mogelijk maakt dat 'mediteren' een lijdend voorwerp neemt, zoals hier ook daadwerkelijk gebeurt?
RHCdG zegt
Ach Marc, het gedicht, en zeker dat van Lucebert staat open voor de meest idiosyncratische interpretaties. Als jij 'bedenken' in wilt zien, dan doe je dat toch?