Het fijne van de taalwetenschap is, vind ik, dat ze je de dingen die je altijd al wist opnieuw laat zien. Er is een woord dat je al je hele leven kent en ineens komt daar de etymoloog die je uitlegt wat een merkwaardige geschiedenis dat woord had lang voordat jij geboren werd. Er is een zinsconstructie die je moeiteloos hanteert en dan komt er een syntacticus voorbij die uitlegt hoe ingewikkeld die constructie is als meer even over nadenkt.
Dat soort verbazing ligt ook ten grondslag aan het boekje We hebben de d! We hebben de i! van de neerlandicus Peter Nieuwenhuijsen. Dat boekje is gebaseerd op een prachtig idee: het gaat helemaal over het op het eerste gezicht weinig opvallende woordje die.
In zijn boekje laat Nieuwenhuijsen zien dat je om die te begrijpen je zo ongeveer de hele taalwetenschap nodig hebt. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen wat de d precies doet in zinnen als:
– Dat zei-d-ie!
Is de d hier een integraal onderdeel van het woord, of is het een klankje dat je maar invoegt om te voorkomen dat de klinkers ei en ie op elkaar botsen? En zelfs al rekenen we dat d erbij, wat is dat eigenlijk voor een minderwaardig woord? Is het wel een woord? En wat is dat dan eigenlijk precies, een woord? Wat is precies de relatie met het voornaamwoord hij? En waarom slaat die bij voorkeur op een andere persoon in de eerste in hieronder dan in de tweede?
– Wim zette Hans voor schut, waarmee die de aandacht op hem vestigde. (die=Wim)
– Wim zette Hans voor schut, waarna die de aandacht op hem vestigde. (die=Hans)
Zo wordt de lezer door Nieuwenhuijsens enthousiaste toon aan de hand van één woordje steeds dieper de taal ingezogen. Ik begon zelfs nog van alles te missen. Zo was die samen met dat volgens de Engelse taalfilosoof Bertrand Russel het enige woord dat een eenvoudige, échte betekenis heeft. Terwijl zelfs de naam Wim in de bovenstaande zin al een heel ingewikkelde betekenis heeft (volgens Russel betekent die zin zoveel als ‘Er is een persoon die Wim heet, en er is een persoon die Hans voor schut zette, en de eerstgenoemde persoon is gelijk aan de tweede’: drie hele zinnen om alleen al de betekenis van de eerste zin uiteen te rafelen. Huiswerk: doe hetzelfde nu ook voor Hans.
Zulk huiswerk geeft Nieuwenhuijsen zelf op zeker moment op en je zou misschien als bezwaar kunnen inbrengen dat de toon een enkele keer wat didactisch is. Maar gelukkig slaat dat al snel weer om in ongebreideld enthousiasme, in dit heerlijke boekje dat een jaar geleden verscheen en nog veel te weinig aandacht gekregen heeft.
Unknown zegt
Nou weet ik nog niet wat het fijne van taalwetenschap is…
Marc van Oostendorp zegt
Nee, die zin was in het ongerede geraakt. Sorry!
Aleid zegt
Dit doet me denken aan de taalmethode die Van Dort, Klooster en Luif ooit hebben geschreven, met de briljante titel 'Je weet niet wat je weet".
Grytolle zegt
"Je kunt je bijvoorbeeld afvragen wat de d precies doet in zinnen als:
– Dat zei-d-ie!"
Gemakkelijker om uit te spreken dan zonder d, dus de d in "zeide" viel daar nooit weg, zou ik gokken