Al lezende in Ogier van Denemerken – 18 : Ontzien
Amand Berteloot
Het Germaanse prefix ‘ant-‘ is alleen in het woord ‘antwoord’ in zijn originele vorm bewaard gebleven. In het Nederlands vinden we het meestal terug in de vorm ‘ont-‘, terwijl het Duits gewoonlijk ‘ent-‘ gebruikt. Met dit prefix worden in de regel werkwoorden afgeleid van andere werkwoorden, b.v. ‘ontstaan’ van ‘staan’ of ‘ontdekken’ van ‘dekken’. Soms wordt het ook gebruikt om werkwoorden van substantieven (b.v. ‘ontvlammen’, ‘ontlasten’) of van bijvoeglijke naamwoorden (‘ontheiligen’, ‘ontvreemden’) af te leiden (De Haas & Trommelen 1993, 77-81). De betekenis van ‘ont-‘ of de semantische component die ‘ont-‘ in afleidingen aan het grondwoord toevoegt, is niet makkelijk te definiëren. De etymologische woordenboeken onderscheiden meestal drie verschillende betekenisaspecten: scheiding (zoals in ‘ontlopen’, ‘ontsnappen’), ontkenning (zoals in ‘ontbinden’, ‘onthullen’, ‘ontwikkelen’) en begin (zoals in ‘ontdooien’, ‘ontwaken’; Veen 1997, 616). Elders is sprake van “een aspect van verwijdering, scheiding, ontneming of tegenstelling” evenals “het begin van een handeling” (Philippa 2003-2009, III 459).
Een reeks van afleidingen met ‘ont-‘ heeft een zeer specifieke betekenisontwikkeling meegemaakt, die zich niet meer systematisch uit de componenten laat afleiden. ‘Ontbijten’ verenigt weliswaar nog een inchoatief aspect met het element ‘bijten’, maar het ligt niet voor de hand dat de afleiding in haar geheel “de eerste maaltijd van de dag gebruiken” betekent. En in ‘ontkennen’ zitten weliswaar de elementen ‘negatie’ en ‘kennen’, maar de combinatie betekent “negeren, loochenen”. Hoewel het prefix ‘ont-‘ resp. ‘ent-‘ zowel in het Nederlands als in het Duits voorkomt, zijn daar in beide talen verschillende woorden mee gevormd, zodat beide een aantal woorden bezitten, die de andere niet kent. ‘Ontbijten’ en ‘ontkennen’ zijn typisch Nederlands, ‘entrüsten’ en ‘entscheiden’ kent alleen het Duits. Deze woorden veroorzaken vaak problemen bij het leren van de vreemde taal. Ook de Heidelbergse kopiist van OvD heeft daar moeilijkheden mee gekregen. Eerder hebben we gewezen op de perikelen die het woord ‘onthalen’ heeft veroorzaakt (Berteloot 2011). In deze bijdrage zullen we het hebben over ‘ontzien’.
Het Nl. werkwoord ‘ontzien’ is gevormd op basis van het werkwoord ‘zien’ in combinatie met het voorvoegsel ‘ont-‘ in zijn negerende of verwijderende functie; het betekent dus oorspronkelijk “wegzien van, de ogen afwenden van of sluiten voor” (Van Dale 1999, II 2323). Van Dale onderscheidt vier actuele betekenissen, die duidelijk met elkaar verwant zijn: “vrezen, duchten”, “vrezen en tevens eerbiedigen”, “zoveel mogelijk sparen, niet aantasten of grieven” en bij wederkerig gebruik ook “opzien tegen -, een bezwaar maken van -, zich generen te doen” (ibid.). Daarmee wijkt het moderne Nl. niet erg af van het Mnl. Volgens het MNW betekent ‘ontsien’ in het algemeen “vreezen” en wel met de betekenisnuances “bang zijn voor”, “ontzag hebben voor” en “bezorgd zijn voor”. De wederkerige en intransitieve gebruikswijzen onderscheiden zich semantisch nauwelijks van de transitieve.
Het Dt. kent geen werkwoord ‘entsehen’ dat met ons Mnl. ‘ontzien’ te vergelijken is. In tegenstelling tot wat WeGl beweert, kent ook het Mittelhochdeutsches Handwörterbuch geen middeleeuws woord ‘entsehen’. In het Middelnederduits daarentegen was het wel voorhanden. ‘Ent-sên’ betekent daar “Scheu, Ehrfurcht haben; fürchten” en in de reflexieve variant “durch Sehen Schaden thun, behexen” (Lübben 1965, 99). Het is dus niet verwonderlijk dat onze Heidelbergse kopiist een ernstig probleem moest krijgen met het Mnl. woord ‘ontsien’.
‘Ontsien’ en de daarvan afgeleide vormen ‘(te) ontsiene’, ‘(ic) ontsie’, ‘(du) ontsies’, ‘(hi / ghi) ontsiet’, ‘ontsach’, ‘ontsaghe’ en ‘ontsaghen’ komen volgens onze voorlopige telling 86 keer in OvD voor. De typische reactie van LuFl op een onbekend woord is het letterlijk afschrijven ervan. In zijn tekst vinden we 29 keer “ontsien(e)”, twee keer “ontsie”, één keer “ontsies”, één keer “ontsiet”, negen keer “ontsa(c)h” en één keer “ontsage”. Dat betekent dat LuFl 43 vindplaatsen, dat is exact de helft van alle attestaties in zijn legger, vrijwel letterlijk afgeschreven heeft.
De correspondentie van het Nl. prefix ‘ont-‘ met het Dt. ‘ent-‘ is LuFl natuurlijk ook niet ontgaan. In een aantal gevallen heeft hij dan ook ‘ont-‘ door ‘ent-‘ vervangen met behoud van het grondwoord ‘sien’. “Entsien(e)” komen we negen keer tegen, “entsie” en “entsiet” telkens twee keer, “entsa(c)h(e)” drie keer en “entsagen” eveneens drie keer. Dat zijn samen 19 vindplaatsen, waar de kopiist alleen het prefix verduitst en de rest onaangetast gelaten heeft. Dat brengt ons in totaal op 62 vindplaatsen waar de kopiist geen noemenswaardige poging doet om de tekst voor zijn opdrachtgever of zijn lezers toegankelijker te maken.
Als varianten voor het voorvoegsel gebruikt LuFl nog twee andere vormen, nl. ‘uber-’ en ‘un-‘. Mhd. ‘über-sehen’ betekent volgens Lexer “hinabsehen auf, überschauen”. “über etwas aufsicht haben”, “übersehen, unbeachtet lassen, gering achten, verschmähen”, “unbeachtet, unbelohnt lassen”, “nachsehen, hingehen lassen, ungeahndet lassen, verzeihen”, “vergessen, versäumen”, “verzicht leisten auf” of “verschonen” (Lexer II 1657). Dat is een breed spectrum aan betekenissen, maar er is effectief niets bij dat ook maar in de nabijheid komt van Mnl. ‘ontsien’. De vormen “ubersie(h)(e)” (zeven keer), “ubersieht” (drie keer), “ubersah(e)” (vier keer) en “ubersahen” (twee keer) waren dus voor de lezers van LuFl’s tekst even onbegrijpelijk of misleidend als ‘ontsien’ en ‘entsien’, en in geen geval een adequate weergave van Mnl. ‘ontsien’. Een enkele keer wordt ‘ontsach’ weergegeven met “ensach” (vers 8530), wat de lezers (en waarschijnlijk ook LuFl zelf) als een combinatie van het negatiepartikel ‘en’ met ‘sach’ opgevat moeten hebben. Dat komt in de grond neer op het weglaten van het prefix, wat men ook kan observeren in vers 8932, waar ‘ontsien’ met het simplex “sehen” wordt weergegeven. Alles bij elkaar geteld hebben we nu al 80 van in totaal 86 attestaties voor Mnl. ‘ontsien’ waar de Dt. lezer niets mee opschiet of in de verkeerde richting gestuurd wordt. Als we daar nog “entsint” in vers 404 aan toevoegen, dat de weergave moet zijn van Mnl. “ontsiet”, maar door een Dt. lezer alleen van ‘entsinnen’ met de betekenissen “von sinnen kommen” resp. “zu verstande kommen, bei verstande sein”, “erkennen” (Lexer I, 586) afgeleid kan worden, dan hebben we 81 vindplaatsen bij elkaar die op pure associatie berusten en geen bruikbare zin opleveren in het Duits. Het absolute dieptepunt – geval nummer 82 – is te vinden in vers 1149, waar het Mnl. werkwoord ‘ontsiene’ door LuFl wordt omgezet tot ‘unsynne”, een substantief dat “torheit”, “verrücktheit, wahnsinn” en “besessenheit” betekent (Lexer II, 1937).
De resterende vier gevallen zijn fascinerend, niet omwille van het voorvoegsel, want daar wordt steeds ‘ent-‘ gebruikt, maar omwille van het grondwoord van de afleiding. LuFl gebruikt één keer ‘entsitzen’ (vers 8984), twee keer ‘entsaß’ (verzen 10920 en 14546) en één keer ‘entsaßen’ (vers 8925). Alle vormen zijn dus afgeleid van Mhd. ‘entsitzen’ en – hoe verwonderlijk het ook mag klinken – deze keer slaat LuFl de bal goed. Mhd. ‘ent-sitzen’ betekent volgens het Mittelhochdeutsches Handwörterbuch behalve “aus der lage, dem ruhigen sitze kommen”, “sitzen bleiben”, “sich einem gegenüber behaupten” en “sich entsetzen, furchtsam entweichen” ook “fürchten, erschrecken vor” (Lexer I, 586-587). Dit laatste is dus identiek met ‘vrezen’, de grondbetekenis van Mnl. ‘ontsien’. LuFl geeft hier dus toch blijk van een paar heldere momenten, waarin hij de betekenis van Mnl. ‘ontsien’ ten minste aangevoeld moet hebben. Dat hij dit inzicht niet heeft vastgehouden, maar daarna gewoon doorging met het produceren van zinledige woorden, bewijst m.i. eens te meer dat hij het niet als zijn primaire taak beschouwde zijn opdrachtgever of -geefster resp. zijn potentiële lezers een leesbare tekst te presenteren.
Slechts vier van 86 vindplaatsen van het werkwoord ‘ontsien’ heeft LuFl correct ‘hertaald’. Daarmee maakte hij het niet alleen zijn tijdgenoten, maar ook de moderne uitgever van zijn tekst niet makkelijk. Het is daarom interessant om na te gaan of die er tenminste in geslaagd is, de chaos die LuFl had aangericht, aan banden te leggen en zijn lezers op het goede pad te brengen. Hoe gaat de uitgever van OvD met ‘ontsien’ om?
Het antwoord op deze vraag is te vinden in het glossarium. WeGl bevat een trefwoord ‘ontsien’ dat doorverwijst naar ‘entsien’. Daar vinden we een artikel dat zijns gelijke zoekt. Het woord krijgt vier verschillende betekenissen toegewezen: “sich fürchten, sich sorgen”, “Schaden tun, in Schrecken versetzen”, “das Nachsehen haben” en “achten, ehren”. Verder worden er drie (of zelfs vier) varianten van het prefix genoemd: ‘ont-‘, ‘ent-‘ en ‘on(e)’. Dit laatste slaat op twee vormen in de verzen 975 en 4293. “Onesie” in vers 975, dat WeGl verklaart als “achten, ehren”, ontpopt zich bij nader toezien als de woordgroep “ohne sie”. “Onsiet” in vers 4293 heeft evenmin iets met ‘ontsien’ te maken. Het is LuFl’s poging tot weergave van Mnl. ‘ontiet’ van ‘ont-tiën’ (“onttrekken”). Het feit dat LuFl ‘ont-‘ ook door ‘uber-’, ‘en-‘ en ‘un-‘ vervangt zoals we eerder gezien hebben, wordt in het glossariumartikel met geen woord vermeld.
Wanneer de grondbetekenis van ‘ontsien’ door WeGl met “sich fürchten, sich sorgen” wordt weergegeven, is daar niets op aan te merken, maar de onder het prefix ‘ent-‘ genoemde vindplaats ‘entsege’ in vers 7435 komt niet van ‘ontsien’ maar van ‘ontseggen’ en hoort dus niet thuis in het lijstje van ‘entsien’-attestaties.
De tweede verklaring voor ‘ontsien’ luidt volgens WeGl “Schaden tun, in Schrecken versetzen”. Dat kan HiWe niet uit het MNW hebben, behalve wanneer hij zich daarbij i.p.v. op ‘ontsien’ op Mnl. ‘ontsienen’ beroept, dat hij in het kopje van het glossariumartikel inderdaad noemt en daarmee de indruk wekt dat het een variant van ‘ontsien’ is. Mnl. ‘ontsienen’ is echter een zelfstandig woord en betekent volgens het MNW “lelijk maken, ontsieren, in een slechte toestand brengen”, “iemand benadelen, zijn eer of positie bederven of schaden”, e.d. Van “iemand schrik aanjagen” is daar nergens sprake. De betekenis “Schaden tun, in Schrecken versetzen” wil HiWe aangetroffen hebben in de verzen 3801, 4293, 9966, 10401 en 12927. Dat vers 4293 in dit rijtje niets verloren heeft omdat het op Mnl. ‘onttiën’ teruggaat, hebben we hierboven al betoogd. De overige vier vindplaatsen berusten allemaal op Mnl. ‘ontsien’ en kunnen met “vrezen” perfect vertaald worden. De verwijzing naar Mnl. ‘ontsienen’ en de interpretatie “Schaden tun, in Schrecken versetzen” zijn m.a.w. volslagen uit de lucht gegrepen.
“Das Nachsehen haben” zou volgens WeGl de derde betekenis van ‘ontsien’ zijn. HiWe meent deze variant aangetroffen te hebben in de verzen 10401 en 12326. Vers 10401 bevat de gesubstantiveerde infinitief ‘ontsien’ met de betekenis “ontzag” en past hier dus maar in zeer beperkte mate. En in vers 12326 is niet het werkwoord ‘ontsien’ in het spel, maar de uitdrukking ‘het onsiene hebben’ (“er slecht aan toe zijn”). ‘Ontsien’ is hier dus een bijwoord en geen werkwoord. Voor de interpretatie “das Nachsehen haben” zijn er dus niet alleen geen vindplaatsen voorhanden, ze is een puur verzinsel.
Tenslotte blijft nog de vierde betekenis “achten, ehren”, die in de verzen 975 en 1140 aan te treffen zouden zijn. Hier hapert het niet zo zeer aan de interpretatie, want “achten, ehren” is niet zo heel erg ver verwijderd van de eerste betekenis “sich fürchten, sich sorgen”, men denke aan Van Dale’s interpretatie “vrezen en tevens eerbiedigen”. Het probleem wordt hier gevormd door de vermeende attestaties. Dat “onesie” (“ohne sie”) in vers 975 in het lijstje van vindplaatsen niets te zoeken heeft, hebben we hierboven al betoogd. En “entsint” in vers 1140 tenslotte is een van de meest problematische vindplaatsen in OvD, waarover het laatste woord nog niet gesproken is. Al bij al is het meer dan onwaarschijnlijk dat in dit vers Mnl. ‘ontsien’ in het spel zou zijn.
De conclusie uit dit overzicht is ontstellend. LuFl heeft maar 4 (d.i. 5%) van de vindplaatsen van ‘ontsien’ op een adequate manier voor zijn lezers omgezet. Van de vier verklaringen die HiWe zijn lezers aan de hand doet, zijn er twee niet van toepassing, en de lijst van twintig vindplaatsen, waarmee HiWe zijn woordverklaring documenteert, bevat zes attestaties die niets met het werkwoord ‘ontsien’ te maken hebben. Een trefwoord ‘entsitzen’, de enige adequate weergave van ‘ontsien’, is in het glossarium niet opgenomen en de betekenis ervan wordt op de bewuste plaatsen ook niet in voetnoot weergegeven. Zowel LuFl als HiWe laten hun lezers dus behoorlijk in de kou staan.
Bibliografie
Berteloot 2011: A. Berteloot, ‘Gewollt und nicht gekonnt? Oder erst gar nicht gewollt? Der Heidelberger Ogier von Dänemark.’ In: B. Bastert, H. Tervooren und F. Willaert (ed.), Dialog mit den Nachbarn. Mittelniederländische Literatur zwischen dem 12. und 16. Jahrhundert (Zeitschrift für Deutsche Philologie, Band 130, 2011, Sonderheft) 193-201.
De Haas & Trommelen 1993: W. de Haas & M. Trommelen, Morfologisch handboek van het Nederlands. Een overzicht van de woordvorming. ’s-Gravenhage 1993.
Lübben 1965: A. Lübben: Mittelniederdeutsches Handwörterbuch nach dem Tode des Verfassers vollendet von Chr. Walther. Norden & Leipzig 1888 (herdruk Darmstadt 1965).
Philippa 2003-2009: M. Philippa e.a. (red.), Etymologisch woordenboek van het Nederlands. Amsterdam 2003 – 2009.
Van Dale 1999: G. Geerts, T. den Boon e.a. (red.), Van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal. Utrecht / Antwerpen 199913.
Veen 1997: P.A.F. van Veen & N. van der Sijs, Etymologisch woordenboek. De herkomst van onze woorden. Utrecht / Antwerpen 19972.
Brock, februari 2013
Laat een reactie achter