Als u dit stukje leest, kunt u waarschijnlijk Nederlands. Dat is economisch best handig. Redelijk veel mensen verstaan Nederlands, je kunt daarom in de taal handel drijven, veel verschillende sociale contacten mee aanknopen, onderwijs volgen en nog veel meer. Met Nederlands kun je misschien niet zoveel als met Engels, maar weer meer dan met het Tukkers. In zijn boek words of the world uit 2001 beschrijft Abram de Swaan de talen als een planetenstelsel. Supercentrale talen als het Engels verbinden heel veel sprekers. Om die grote planeten heen zweven wat kleinere planeten, de centrale talen zoals het Nederlands en weer daaromheen zweven de meer perifere talen als het tukkers. De voorspeling van de socioloog de Swaan is dat de grote planeten steeds belangrijker worden, omdat ze hun sprekers het meeste opleveren. Taal als brood zou je kunnen zeggen.
Taal is niet alleen brood. Een manier om taal voor anderen moeilijker verstaanbaar te maken, wordt beschreven door Li Wei . Hij schrijft over Chinezen in Engeland en een onderdeel van hun taal is ‘translanguaging” vormen van twee talen gebruiken die alleen te begrijpen zijn door andere tweetaligen. Voorbeelden van translanguaging zijn het maken van tweetalige grapjes. Sommige van de Chinese jongeren in Engeland verwijzen naar zichzelf als” white collar dogs”.De betekenis slaat ergens op: vaak zijn de jongeren hoogopgeleid en ze hebben dus een witte borden baan en ze staan ook nog vaak wat laag in de hiërarchie, dus die honden dat valt ook te begrijpen. Maar het gaat niet alleen om de directe Engelse betekenis. Als je “white collar dog” naar het Chinees vertaalt, klinkt dat als “bai lin gou” (白領狗) wat klinkt als het Engelse ”bilingual”. Li Wei merkte ook op dat de jongeren vaak “cake seller” gebruikten in hun conversaties. De Chinese vertaling van “cake seller” is” mai gao de” (卖糕的). En dat klinkt weer als het Engelse “O my god””.
Er zijn veel ingenieuze spelletjes met taal bedacht door sprekers die niet door iedereen verstaan willen worden of die een taal voor de eigen groep willen hebben. Denk aan verlan, cockney rhyming slang of polari . Een vraag is hoeveel invloed die taalspelletjes hebben op taalontwikkeling. In de New Scientist van december koppelt Mark Pagel het bestaan van taaldiversiteit onder ander aan het verlangen van stammen om onderscheidend te zijn. Pagel beschrijft de grote hoeveelheid talen in Papua Nieuw Guinea. In reacties op zijn stuk worden ook de beperkte duur van natievorming in Papua Nieuw Guinea genoemd als oorzaak van grote taaldiversiteit. De beperkte mobiliteit in warmere landen. Trudgill noemt gedeelde kennis en voorspelbaarheid van uitingen in kleine hechte gemeenschappen als bron van taaldiversiteit. Maar wie weet wat de rol is van taalspel.
De eindstelling van Pagel lijkt op die van Abram de Swaan. We krijgen steeds meer contact met elkaar en zullen steeds vaker op Engels overgaan en er zal minder diversiteit zijn. Ook Li Wei schrijft over het nog belangrijker worden van een grote taal, namelijk het Mandarijn Chinees. Dat veel mensen ook Engels of ook Mandarijn spreken dat geloof ik graag, maar niet alleen maar Engels of Mandarijn. Naast een broodtaal willen veel mensen ook een speel- en groepstaal . Misschien een eigen Engels zoals Singapore Engels en misschien (delen) van een andere taal of een mix. Maar een wereldtaal die iedereen aldoor op dezelfde manier spreekt, dat lijkt me stug. Lange leve brood en spelen in taal.
Laat een reactie achter