Wij hebben het geluk te leven in de tijd dat de omvangrijkste grammatica van enige taal aller tijden wordt uitgegeven. En dat die taal de onze is. Nog maar een paar maanden geleden puliceerde Hans Broekhuis met coauteurs twee imposante dikke delen over het zelfstandig naamwoord en de zelfstandig naamwoordgroep ; nu heeft hij een voorbeeldhoofdstuk online gezet over bijvoeglijk naamwoorden. Dat hoofdstuk gaat in het bijzonder over de constructie iets moois.
Broekhuis citeert werk van Ellen-Petra Kester, die er onder andere op wijst dat bijwoorden soms ook een –s krijgen (voorbeeld (13b’) in Syntax of Dutch):
– iets specifieks christelijks
Dat lijkt natuurlijk sterk op de verbuiging van bijwoorden met –e (Broekhuis'(13a’)):
– een specifieke christelijke doelstelling
Broekhuis zegt dan dat een probleem met deze redenering is dat dit niet opgaat voor heel: je kunt wel zeggen ‘dat is een hele grappige voorstelling’, maar niet ‘dat is iets heels grappigs’. Dat laatste nu blijkt niet helemaal waar, althans niet voor iedereen. Ik heb voor allerlei bijwoorden even gegoogled, en kon ze allemaal vinden in een verbogen vorm (inclusief ‘iets heels grappigs‘):
- iets vreselijks doms
- iets unieks menselijks
- iets specifieks menselijks
- iets ongelooflijks leuks
- iets bijzonders moois
- iets heels moois
- iets ergs moois
- iets opvallends leuks
We moeten natuurlijk oppassen dat we wel de juiste interpretatie te pakken hebben. De woordenrij ‘iets bijzonders moois’ komt bijvoorbeeld redelijk vaak voor in contexten als ‘Deze video laat zien dat je van elk beroep iets bijzonders, moois en groots kunt maken’, en daar heeft het natuurlijk niet de bedoelde betekenis. Maar we vinden het ook in zinnen als ‘Om elke hoek en straat is wel iets bijzonders moois te zien’.
(Overigens lijkt Broekhuis in de passage onmiddellijk onder zijn voorbeeld (14) te zeggen dat die zin hetzelfde betekent als ‘… is wel iets bijzonders en moois te zien’, maar er is denk ik iets redactioneels mis met die alinea, waardoor ik niet zeker weet of ik hem goed begrijp. En ik vind die interpretatie in ieder geval een beetje dubieus.)
Ik moet toegeven dat ook voor mijn taalgevoel ‘iets heels grappigs’ een stuk vreemder klinkt dan ‘iets specifieks menselijks’. Wel vind ik ‘specifieks menselijks’ zelfs in een artikel uit een geredigeerd tijdschrift, dat wil zeggen in een tekst die waarschijnlijk een aantal keer is doorgelezen, waarbij hij kennelijk niemand opviel; ‘iets heels moois’ vond ik daarin tegen alleen in reactiepanelen op weblogs, dat wil zeggen teksten zonder veel redactie en misschien van wat jongere schrijvers.
Er is dus mogelijk sprake van een stijlverschil. We zijn hier dus wellicht een taalverandering op het spoor. Een slimme masterstudent zou hier gauw een scriptie over moeten schrijven.
En dat is dan nog maar een kort stukje uit Broekhuis’ monument! Een bron voor eindeloos nieuw onderzoek.
plaatsman zegt
Een aardig verschil tussen "Vlaams" en "Hollands", deze -s. In Vlaanderen is het morfeem immers niet meer productief, hoewel ze ook daar "nieuws" hebben, en "iet)s) anders", zegt men in andere gevallen "iet(s) schoon", "wa(t) groot" enz. Ik kan zo snel niet vinden waar er op dat verschil wordt ingegaan in dit hoofdstuk, dat lijkt me toch wel iets interessants.
Marc van Oostendorp zegt
Nee, er wordt niet op ingegaan, maar ik geloof dat The syntax of Dutch ook vrij expliciet gaat over het Nederlands van Nederland. Dat is wel jammer, want er rijzen een aantal vragen. Zo wijst Broekhuis er, terecht op, dat je de constructie niet kunt maken met bijv. plaatsaanduidende adjectieven op -er (wel 'iets Amsterdams', maar niet 'iets Groningers'). of stofnamen op -en (wel 'iets aluminiums', niet 'iets wollens'). Ik zou eigenlijk wel willen weten of deze beperking in het Belgisch Nederlands ook bestaat: is er een verschil tussen 'iets aluminium' en 'iets wollen'?
plaatsman zegt
Dat is wel erg jammer, dat de makers van dit boek zich al neerleggen bij het uiteenvallen van het Nederlands. Hoe beargumenteren ze die keuze?
"Iet(s) wollen" of "iet(s) wol", mijn Belgische vriendin vindt het allebei niet natuurlijk aanvullen. Wel: "iet(s) goud", wat toch een vergelijkbare constructie is. Er zou inderdaad meer onderzoek naar gedaan moeten worden.
Maarten van der Meer zegt
Volgens mijn taalgevoel kun je deze constructie helemaal niet gebruiken met stofadjectieven. "Iets aluminiums" is voor mij uitgesloten. "Iets gouds" kan wel, maar heeft uitsluitend betrekking op de kleur, niet op het materiaal.
De plaatsaanduidende adjectieven op -er zijn volgens mij oorspronkelijk zelfstandige naamwoorden (dat is althans wat men bij mijn weten in het Duits aanneemt, zal bij ons ook wel gelden), wat misschien verklaart waarom "iets Groningers" niet kan.
Marc van Oostendorp zegt
Een reactie van Frans Daems:
Twee opmerkingen. Een. Dat de –s in Vlaanderen niet meer productief is, lijkt mij al te veralgemenend, het geldt vooral voor Brabantse tussentaal. Voor zover ik kan zien is de –s er wel ten westen en ten oosten van het Brabantse, en in Brabants Standaardnederlands.
Twee. Voor mijn taalaanvoelen hebben we in de besproken gevallen te maken met ontsporingen zoals taalgebruikers vaak maken, bijvoorbeeld foute getalscongruentie van persoonsvorm met onderwerp. De frequentie van voorbepalingen op –s is blijkens Google meestal vrij klein: ‘iets ergs doms’ 17 (versus ‘erg’ 2410), ‘iets ergs moois’ 35 (‘erg’ 25800). De frequentie is wel groter in ‘iets vreselijks doms’ 385, versus ‘vreselijk’ 876’. Ik zou de verklaring zoeken in een onterechte anticipatie van de –s van het volgende bijvoeglijk naamwoord. Als het om echte taalverandering zou gaan, zou ik veel hogere frequenties verwachten.
Marc van Oostendorp zegt
@plaatsman Ik denk dat de schrijvers zich op een bepaalde manier moesten beperken en daarom niet naar variatie hebben gekeken. Omdat het project alleen uit Nederlandse bronnen betaald kon worden, en er ook alleen Nederlandse auteurs zijn, is neem ik aan gekozen voor die geografische beperking. Overigens betreft het hier een beschrijving van de standaardtaal, en zoals Frans Daems hieronder (min of meer) zegt, is 'iets mooi' ook in Vlaanderen niet geaccepteerd als standaardtaal.
Grytolle zegt
Dat "Groninger" ev. oorspronkelijk een zelfstandig naamwoord was hoeft niet echt een invloed te hebben om de vorm. Je had immers perfect vergelijkbare genitief-vormen bij zelfstandige naamwoorden, waarvan "een som gelds" nu nog bestaat
Hans Broekhuis zegt
Eerst een korte reactie op de opmerking van Plaatsman dat het jammer is dat Syntax of Dutch (SoD) zich (vooral) richt op het Nederlandse Nederlands. Marc heeft er gelijk in als hij zegt dat hier pragmatische overwegingen een belangrijke rol hebben gespeeld. De schrijvers van de SoD hebben allemaal een Nederlandse achtergrond en kunnen dus niet oordelen over het Vlaamse Nederlands. Omdat de literatuur over de kenmerkende eigenschappen van het Vlaamse Nederlands bovendien erg fragmentarisch is, is het beter ons te beperken. We laten de beschrijving van de Vlaamse variant over aan moedertaalsprekers, die daarbij natuurlijk de SoD kunnen gebruiken om snel uit te vinden waar de verschillen (en de overeenkomsten) precies zitten.
Ik sluit me aan bij Frans Daems’ vermaning om niet al te snel conclusies te trekken uit vondsten op het internet. Het is niet alleen waar dat gevallen als "iets heels moois” of “iets ergs moois" getalsmatig ver achter blijven bij de vormen "iets heel moois” en “iets erg moois", maar (belangrijker nog) we kunnen bovendien niet nagaan of de schrijvers deze vormen ook in hun spreektaal gebruiken en verder alleen maar speculeren over de vraag wat die enkele treffers laten zien; zijn we hier een taalverandering op het spoor, zoals Marc oppert, of hebben we te maken met “ontsporingen”, zoals Frans betoogt?
Een ander illustratief voorbeeld hiervan is de claim in SoD dat de partitieve genitief constructie "iemand leuks" niet mogelijk in het Nederlands. Mijn collega Eric Hoekstra wees me er echter op dat deze vorm zeer veel voorkomt op het internet; bij een Google search van enkele minuten geleden had ik weer ruim 6000 treffers. Desondanks heb ik tot op heden niemand ontmoet die zegt dat hij dit in het Nederlands kan zeggen. Er kan hier van alles aan de hand zijn: een deel van de gevallen op het internet kunnen het gevolg zijn van een onjuist automatische vertaling van "someone nice", een ander deel is misschien afkomstig van taalgebruikers die het Nederlands als tweede taal hebben en misschien is het voor sommige taalgebruikers een leuk spel om Engelse formules letterlijk vertaald in hun Nederlands te gebruiken. Zolang we het de gebruikers van deze vorm niet rechtstreeks kunnen vragen, blijft het gissen, … en voor de grammaticaschrijver blijft het dus ook een kwestie van wikken en wegen of de vorm "iemand leuks" nu wel of niet in zijn beschrijving van het Nederlands thuis hoort.
Overigens is het “googlen” wel degelijk een nuttige bezigheid voor taalkundigen: zeer talrijk zijn de gelegenheden waarbij ik een aanvankelijk ingenomen standpunt na enig zoeken op het internet terzijde heb moeten schuiven als vooroordeel. En ongetwijfeld zullen pogingen als die van Marc hier tot nog vele veranderingen/verbeteringen in de SoD leiden. Alleen … in dit geval denk ik dat niet.