Er waren tot nu toe niet veel taalboeken waarvan het voorwoord eindigde met de zin ‘Ik wens je veel leesplezier, in bed, op het toilet, in bad, op de bank, in de trein of waar je ook bent.’ Gelukkig is zo’n taalboek er nu wel: Taal voor in bed, op het toilet of in bad van Heidi Aalbrecht.
Aalbrecht springt van het ene vakje naar het andere, legt daarbij allerlei soms wat schoolse begrippen uit waarvan je je afvraagt wie dat precies wil weten (wat een ‘fonologische regel’ is, of welke drieklanken het Fries precies kent), waarbij sommige onderwerpen dan ineens weer ontbreken (er zijn wel hoofdstukjes over fonologie, morfologie en semantiek, maar niet over syntaxis). Wat ze over die onderwerpen vertelt is meestal niet echt fout, maar soms ook niet precies goed. Zo beweert Aalbrecht dat de erkenning van het Limburgs en het Nedersaksisch als streektalen volgens deel 2 van het Europese Handvest betekent dat Nederland zich ertoe verplicht om ‘discriminatie tegen te gaan’, maar dat staat nergens in het handvest.
Een [m]-klank maak je met je lippen dicht (en lucht die door de neus naar buiten stroomt), een [t] maak je met een tijdelijke totale sluiting van de luchtweg bij de tanden. Een [p] maak je net als een [m], maar zonder lucht door de neus. En daarmee is een [p] de perfecte overgang van een [m] naar een [t]. Een woord als hemd kun je daardoor enerzijds makkelijk horen als hempt (…)
Aalbrecht schrijft over dezelfde kwestie (p. 36; mijn blogpost staat in een literatuurlijst aan het eind van het boekje, maar in de tekst wordt er niet naar verwezen, laat staan dat het onderstaande tussen aanhalingstekens staat):
Een [m]-klank maak je met je lippen dicht, terwijl de lucht door de neus naar buiten stroom. Een [t] vorm je met een tijdelijke totale sluiting van de luchtweg bij de tanden. Een [p] maak je net als een [m], maar zonder lucht door de neus. De [p] is dan ook de perfecte overgang van een [m] naar een [t]. Daardoor klinkt hemd vaak als [hɛmpt] (…)
Ik kan daar heel verontwaardigd over doen, maar eigenlijk vind ik het niet zo erg. Het is maar een korte passage en zo trots ben ik nu ook weer niet op die paar zinnen. (Dit is overigens geen uitnodiging aan Aalbrecht, of aan anderen, om dan voortaan maar hun boeken te vullen met van mijn blog gekopieerde teksten.)
En op een bepaald moment was ik om. Ja, natuurlijk weet ik al die dingen die ze uitlegt wel zo’n beetje, maar voor mij is Taal voor in bed (enz.) ook niet bedoeld. En eigenlijk is het wel goed dat er nu eens iemand een taalboekje durft te schrijven voor een breed publiek met kopjes als ‘fonologie’ en ‘morfologie’. Dat iemand nu eens niet alleen maar met sappige anekdotes komt, maar een compact en tamelijk gedegen overzicht van het vakgebied van de taalkunde geeft voor leken, met als toetje wat tips om d/t-fouten te vermijden.
Er zijn immers ook wat meer gedegen overzichten over andere vakken, waarom zou de taalkunde altijd leuk moeten zijn?
Als ik me probeer voor te stellen dat ik geen taalkundige ben, verzink ik in eerste instantie in een grote zwarte identiteitscrisis. Maar als ik dan doorzet, geloof ik dat ik heel graag zo’n boekje als dit zou lezen. Het is natuurlijk ook precies geschreven voor de plaats waar je geen internet hebt (in bed kun je om tot rust te komen beter niet in een scherm kijken, en in bad is dat ook niet zo veilig), maar toch nog even een kort en handzaam overzicht van een vakgebied kunt krijgen.
Er kunnen nooit genoeg taalboeken zijn.
Heidi Aalbrecht zegt
Beste Marc,
‘Overschrijven in bed, op het toilet of in bad’ is natuurlijk een prikkelende kop boven een stukje, maar ik voel me daardoor toch tekortgedaan. Er zijn niet zo veel manieren om ‘hempje’ uit te leggen, dus waarom slechter doen dan het kan? Daarom staat je blog ook in de bronnen. Dat die vermelding dichterbij had kunnen of moeten staan is waar, maar ik heb er in dit laagdrempelige boek voor gekozen om de bronnen achteraan te noemen.
Wat je aan het eind zegt, doet me dan weer wel plezier: je bekijkt het boek vanuit het perspectief van een niet-taalkundige. En dat is precies wat mij voor ogen stond. Ik heb geprobeerd het boek te schrijven dat ik zelf had willen lezen vóór ik Nederlands ging studeren, in de hoop dat andere mensen met een interesse in taal net zo enthousiast raken over de taalkunde als ikzelf. Zelfs zonder smeuïge anekdotes, maar gewoon omdat taal van zichzelf al razend interessant is.
Met vriendelijke groet,
Heidi Aalbrecht
Marc van Oostendorp zegt
Beste Heidi,
Ik begrijp natuurlijk dat je de lezer niet hebt willen opzadelen met de toeters en bellen van de wetenschappelijke bronvermelding, maar ik geloof toch ook niet dat mijn manier om die kwestie uit te leggen nu zo'n gouden standaard heeft gezet, dat hij niet te verbeteren viel.
Natuurlijk is het een beetje plagerig om dat dan als kop te gebruiken, maar dit is echt een vlekje op je boek – als redacteur weet je natuurlijk dat je in dit geval zelfs niet had kunnen volstaan met een bronvermelding, maar dat je in ieder geval volgens de klassieke regels van de kunst had moeten duidelijk maken dat je *citeert*.
Die klassieke regels staan kennelijk onder druk – zoals iedereen weet die geregeld werkstukken van studenten moet corrigeren, en zoals nu ook blijkt uit je reactie. Dat is interessant genoeg om er in de kop op te wijzen.
Marc van Oostendorp zegt
En dan nog één ding waar ik over heb nagedacht. Ik geloof dat ik een student waarbij ik dit zou hebben aangetroffen in een werkstuk, ernstig zou hebben toegesproken, zou hebben gevraagd te beloven dat het verder niet voorkwam, gedwongen zou hebben de desbetreffende passage over te schrijven, en een punt aftrek zou hebben gegeven.
Heidi Aalbrecht zegt
Beste Marc,
Ik ben een liefhebber van de klassieke methode van bronvermelding, want daarmee voorkom je discussies. Daarom zou ik dit ook geen vlekje noemen, want dat impliceert dat het mijn opzet was om iets te verdoezelen, terwijl deze aanpak een keuze was die op dit punt misschien niet zo goed uitpakt. De keuze was dat ik directe citaten van een bronvermelding voorzie en parafrases in de context van het verhaal verantwoord in de literatuurlijst. Dat ik op deze plaats een andere afweging had moeten maken, wil ik graag toegeven, maar ik meende dus dat ik in mijn eigen context met deze verwoording van jouw uitleg van ‘hempt’ de stap naar ‘hempje’ kon maken en dat ik daarbij kon volstaan met je te noemen in de literatuurlijst. Ik zal dit in de volgende druk anders oplossen. Natuurlijk had ik ook een ander voorbeeld kunnen nemen, maar ‘hempje’ staat me al sinds mijn jeugd bij. Ik herinner me nog mijn verbazing toen ik leerde dat je dat spelt als ‘hemdje’. Dat zijn van die ‘taalmomentjes’ die je als taalkundige je leven lang bijblijven en daarom vond ik het zo leuk om dit in het boek op te nemen.
Marc van Oostendorp zegt
Ik hoop dat er nog vele drukken komen!