Sommige mensen zijn zo logisch dat het vanzelf weer onlogisch wordt. “Waarom gebruiken mensen zo vaak het voegwoord ‘maar’, terwijl er geen tegenstelling in de zin zit?”, vraagt iemand op een website. “Bijvoorbeeld: ‘Het gerecht is makkelijk klaar te maken, maar bevat genoeg vitamine C.’ In dit geval zou het juiste voegwoord ‘en’ zijn. Wat zegt dat over ons leven?”
Ik was dit misverstand al vaker tegengekomen, maar deze keer besloot ik eens in het woordenboek te kijken (Van Dale, veertiende druk). Dat blijkt de verwarring actief te ondersteunen, door een heel verkeerde definitie te geven, en deze op een heel verwarrende manier op te schrijven.
Althans, er wordt een hele zwik definities gegeven voor het ‘samenstellend voegwoord’ maar. Ik vind ze moeilijk uit elkaar te houden en ze lijken me niet juist. Hier zijn de eerste drie:
1. ter uitdrukking van een zuivere tegenstelling, syn. en: en de jeugd leeft in de toekomst, maar de grijsheid in het verleden; soms doet hij vervelend, maar soms kan hij erg lief zijn.
2. ter uitdrukking van een vervangende tegenstelling, als de leden van de nevenschikking elkaar uitsluiten: geen woorden maar daden.
3. ter uitdrukking van een distantiërende tegenstelling, als het eerste lid van de nevenschikking een toegeving bevat, t.o.v. de tweede (de toegeving kan versterkt worden door ‘weliswaar, wel, zonder twijfel, zeker’, e.d.; de tegenstelling door ’toch, niettemin, desondanks’: zij hebben ogen, maar zien niet; zij hebben weliswaar gelijk, maar ze krijgen het toch niet; klein, maar dapper.
Ik weet niet hoe het met u is, maar ik zie niet in waarom dit drie verschillende definities zijn, of wat het verschil is. Het lijkt mij bijvoorbeeld dat je aan de voorbeeldzinnen onder de eerste definitie ook best ‘weliswaar’ en ’toch’ kunt toevoegen: soms doet hij weliswaar vervelend, maar toch kan hij soms lief zijn. Dus wat doet de ‘distantiërende’ tegenstelling dan verschillen van de ‘zuivere’?
Het kan komen doordat hier een onderscheid wordt gemaakt waar ik nog nooit van heb gehoord: dat tussen zuivere, vervangende en distantiërende tegenstelling. Alleen het eerste wordt uitgelegd in Van Dale, onder het lemma tegenstelling, dat als tweede betekenis krijgt:
2. (taalk.) het tegenstellen (2): zuivere tegenstelling, waarbij de nevengeschikte zin iets in de plaats stelt van het voorgaande (‘hij gaat met de eer strijken, maar zijn collega heeft zijn werk gedaan’)
Ook hier begrijp ik weinig van, dat ‘in de plaats stellen van’. Bovendien wordt het op deze manier nog onduidelijker in welk opzicht een ‘zuivere tegenstelling’ iets anders zou zijn dan een ‘vervangende tegenstelling’. Ook bij dit voorbeeld zou je volgens definitie (3) trouwens ook een ‘distantiërende’ tegenstelling kunnen zijn: hij gaat weliswaar met de eer strijken, maar zijn collega heeft niettemin zijn werk gedaan.
Met zulke verwarrende definities vráág je natuurlijk ook om mensen zoals de vragensteller die de zaak op de spits beginnen te drijven.
Een belangrijk punt lijkt mij: echte tegenstellingen zijn bijna altijd onzin. Een echte tegenstelling is zoiets als ‘hij is klein maar groot’, ‘wij zijn dronken maar we zijn nuchter’. In alle andere gevallen is er hooguit sprake van een schijnbare tegenstelling. Dat de jeugd in de toekomst leeft en de ouderdom in het verleden sluit elkaar niet uit: dat is ook precies de reden waarom je het kunt zeggen. Maar drukt vooral uit dat er iets verrassends aan is, dat je gegeven de voorkeuren van de jeugd iets zou kunnen verwachten over de ouderdom en dat dit niet uitkomt.
En zo is het dan ook met de voorbeeldzin van de vragenstelster. In onze cultuur verwacht je dat een maaltijd die makkelijk klaar te maken is, wel ongezond zal zijn. Dat is natuurlijk niet per se het geval, maar als het een keer niet zo blijkt te zijn, sta je ervan te kijken. Vandaar maar.
Anoniem zegt
Helemaal eens met de door Marc voorgestelde unificerende analyse van het voegwoord maar, zie ook hoofdstuk 7 uit mijn proefschrift (1993) 'De betekenis van partikels' (p. 101-137), waarin ik ook stel dat wat na 'maar' volgt tegen een gewekte verwachting ingaat. De 'vervangende tegenstelling' ('geen woorden maar daden') is het lastigst in te passen, sommige talen hebben hiervoor ook een apart voegwoord (Duits 'sondern', Spaans 'sino'), maar ik meen dat we voor het Nederlands de voorgestelde analyse ook bij die gebruikswijze kunnen handhaven. De tekst van mijn proefschrift is online toegankelijk via http://repository.ubn.ru.nl/handle/2066/93646
Ad Foolen
Marc van Oostendorp zegt
Dank je wel voor deze nuttige aanvulling, Ad!