door Gaston Dorren
Het Nederlandse naamvalssysteem is ongeveer zo actueel en relevant als het Indisch koloniaal recht of dat klassieke kookboek, ‘Heerlycke recepten met dodovleesch en -eiers’. De naamvallen zijn (buiten de voornaamwoorden) niet alleen in onbruik geraakt; wat er nog van over is, wordt niet meer begrepen.
Ter illustratie, om niet te zeggen ten bewijze, wil ik hier het net verschenen meinummer van Onze Taalter tafel brengen (of ten tonele voeren). Jacco Snoeijer schrijft daarin dat deurwaarders ‘een warme band [hebben] met het multifunctionele voorzetsel te, bij voorkeur te gebruiken in de tweede naamval. Een willekeurige greep levert op: te eniger tijd, te gelegener tijd, ten verzoeke, ten titel (…).’
Leuk gezegd, en sowieso een leuk stuk trouwens. Alleen, er is hier geen tweede naamval te bekennen. Het voorzetsel te ‘regeert’ namelijk, zoals dat heet, de derde naamval. De r’s van eniger en gelegener geven daarover geen uitsluitsel, maar de n van ten wel. Als verzoek in de tweede naamval stond, zou er bovendien verzoeks staan: vergelijk ten huize van (derde) met vrouw des huizes (tweede). Sinds ik een joviale verstandhouding met de Duitse naamvallen heb ontwikkeld, let ik er in oude Nederlandse teksten ook op – vandaar dat ik deze esoterische kennis paraat heb.
Snoeijers artikel gaat niet over naamvallen, dus het is niet zo gek dat hij hier even mistast. Wat me wel verrast, is dat het foutje zich langs de eindredacteurs en meelezers van Onze Taal heeft weten te wurmen. Ik ken die mensen, en ik weet dat het geduchte vaklui zijn die elke letter keuren, elk woord op de tong proeven en elke zin tegen het licht houden, één oog dichtgeknepen, het voorhoofd gefronst in concentratie. Hun inspanningen hebben me al voor heel wat missers behoed. Spelling, grammatica, interpunctie, verhaalopbouw, betekenisnuances en meer: de subtiliteiten van onze taal hebben voor de mensen van Onze Taal weinig geheimen. Maar het naamvalssysteem is zelfs hun te machtig.
Lang geleden viel God me tegen, onlangs reed president Obama een scheve schaats en nu blijkt Onze Taal feilbaar. Ouder worden is kwijtraken.
Taalprof zegt
Gelukkig is in het redactieproces van dit blad een derde correctieronde voorzien, die door duizenden lezers achteraf wordt uitgevoerd. Daar glipt nooit iets doorheen. Crowdsourcing in optima forma!
plaatsman zegt
"Tweede naamval" is ook wel wat ambigu. In Nederland bedoelen we er meestal de genitief mee, in België wordt de accusatief meestal als tweede in het rijtje gezet. Nu is Onze Taal natuurlijk in de eerste plaats een Nederlands-Nederlands blad, maar het heeft heel wat Belgische lezers. De term "datief" was misschien handiger geweest.
Lex Abels zegt
“Datief” beter? Dat is toch wat wij (in Nederland?) gewoonlijk aanduiden als derde naamval. Die komt in het hele stuk toch niet ter sprake??
Henk zegt
De redactie van Onze Taal was sowieso nogal slordig bij het laatste nummer. In de aankondiging van 'Fryslân, land van talen' staat: "Tegenwoordig is het [Fries] de thuistaal van een kleine 60% van de inwoners van Friesland, terwijl nog eens 15-20% de taal verstaat." In het boek zelf staat echter: "Momenteel spreekt 60 procent van de inwoners van Friesland thuis Fries, terwijl 95 procent de taal verstaat". Volgens mij is het verschil tussen 95% en 60% gelijk aan 35%.
janien zegt
En of u gelijk hebt!
Gaston Dorren zegt
Kijk, dat is dan weer een verschil tussen Nederlands- en Belgisch-Nederlands dat ik niet kende. Ik gebruik de termen genitief en datief (enzovoort) niet graag, zoals ik ook liever van 'het hele werkwoord' dan 'de infinitief' spreek.
Rangschikt men in België ook de Duitse accusatief als tweede? Dat zou afwijken van wat in het Duits zelf gebruikelijk is.