Door Morries Leeraert
De straten in Arnhems nieuwste nieuwbouw krijgen de volgende namen: Daphnestraat, Ledastraat, Orpheusstraat en Dianaplantsoen. Het zijn (straat)namen van goden, nimfen en mensen-van-durfal, verbonden aan de Metamorfosenvan de klassieke Romeinse dichter Ovidius.
Welke ambtenaar heeft dat bedacht? Hoe worden straatnamen gekozen?
Hoe komen straten aan hun naam?
‘Voor het benoemen van straatnamen zijn er weinig vaste regels’, zeggen de ambtenaren zelf in een rapport van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
Dat geeft ruimte voor creativiteit, zou je zeggen. Maar er zijn kennelijk ongeschreven regels. Want ruimte voor een Pipi Langkousstraat, een Mammeloestraat, of een Kommastraat, is er niet. De Van Dalestraat – vernoemd naar Neerlands Grote Woordenboeksamensteller bestaat niet buiten het kleine Zeeuwse Sluis, zijn geboorteplaats.
In 2002 waren er volgens de VNG 184.100 straten in dit land met 129.223 verschillende straatnamen. Als daar de verschillen in straat, steeg, hof en dergelijke uit worden weggelaten, blijven er een kleine 65.000 verschillende namen over. Conclusie: er is een enorme overlap in straatnamen; de gemeenteambtenaren en benoemings-commissies herhalen elkaar.
Die overlap kun je verwachten in historische dorps- en stadskernen, niet in nieuwbouwwijken.
Het feit dat straten in verschillende dorpen en steden dezelfde naam hebben, is begrijpelijk; dat is historisch zo gegroeid. Zo zijn er bijvoorbeeld 1.311 Dorpsstraten en 649 Schoolstraten in Nederland. Kerkstraat, Molenweg en Bosweg doen het ook goed; het zijn ‘natuurlijke’ locaties die hun naam alzo verdienen.
Maar de kerken, molens en bossen verdwenen de laatste eeuw zienderogen uit Nederland en alzo uit ons padvindersoog. Tegelijkertijd verstedelijkte het land in de laatste 120 jaar; er kwamen alsmaar straten bij die allemaal hun naam moesten krijgen.
Met de ongebreidelde stadsuitbreidingen werden hele buurten gemakzuchtig gestigmatiseerd met namen uit flora en fauna en beroemde personen van allerlei slag. Vogel- en bloemen- en burgemeesterswijken; ze zijn er in elke stad. Standaard is ook dat elke stad een wijk heeft vernoemd naar leden van het koninklijk huis. Juliana –als koningin tijdens de wederopbouw van de jaren 1950 voert de lijst aan met 623 Julianastraten.
‘De benoeming van straten mag niet trendgevoelig zijn. Een evenwichtig oordeel is belangrijk. Steeds weer moeten voorgestelde namen worden getoetst aan de heersende normen en opvattingen’, bezweert het voornoemde rapport van de VNG. Welke ‘normen en opvattingen’ dat zijn noemt het rapport echter niet. En ‘trendgevoelig’ is de benoeming van straatnamen dus juist wèl.
Zoals nieuwbouwwijken planmatig worden getekend op een tekentafel, zo kunnen ook hun straatnamen per designworden benoemd. Bij nieuwbouw gaat het niet zozeer om naamgevingmaar om naamvorming.
Er zijn straatnamen te bedenken die weliswaar een hoger abstractieniveau hebben, maar die evenwel verwijzen naar een collectief (en canoniek) verleden. De wijk Schuytgraaf kan als voorbeeld en trendvernieuwer dienen met zijn straatnamen benoemd naar een literaire klassieker.
Waarom is in elke stad wel een Mussenstraat te vinden, maar nergens een Tjilpstraat?
Wel bijna overal een Koestraat maar geen enkele Oote-boestraat? Wel (in Alkmaar) een Dantestraat, maar nergens een Sonnetstraat. Waarom is de Van Dalestraat beperkt tot in de gemeente Sluis? Als nieuwbouwwijken thematisch worden benoemd, dan is er ruimte voor een Taalbuurt. Daarin kan de Kleine Van Dalestraat als zijstraat mooi aansluiten op de Grote Van Dalestraat. De Spellingstraat mondt uit in de Grammaticalaan. Een school bevindt zich aan de Alfabetweg nummer negen; een kroegbaas installeert zijn terras op de stoep aan de Kommastraat. Een doodlopende weg met de naam Tussen Haakjes; welke verdwaalde automobilist zou ervan opkijken?
Zo stel ik me voor dat ‘zelfs’ een Moeilijke Woordenbuurt bestaansrecht heeft: dat de postbode tweemaal aanbelt in de Acceleratiestraat, kinderen spelen in het Alexandrijnenplantsoen, en jonge gezinnen hun nieuwe huis betrekken aan het alleen nog in gedichten bestaande Poëzieplein.
Klinken die namen te voortdravend of te vergezocht?
Ik nam de proef op de som. Een middaglang was ik toerist in mijn eigen stad en vroeg beleefd naar de Woordenboekstraat, naar ‘t Kofschippleintje. Niemand wist uiteraard waar die niet-bestaande straten zich bevonden, maar niemand ook keek mij met een scheef oog aan alsof ik hen iets wijs maakte. Integendeel, ik zag ze allemaal denken: die straat komt me verdomd bekend voor…
Deze tekst verscheen ook op Onderstroom– mleeraert.wordpress.com
Laat een reactie achter