Zouden er nog weleens mensen slecht slapen van djoegoedjoegoe? Het woord (dat uit het Surinaams komt en ‘gezellig gedoe’ betekent, weet u nog) werd vorig jaar op koninginnedag (weet u dát nog, koninginnedag?) door een mevrouw gebruikt in het NOS Journaal. Het werd trending topic op Twitter en allerlei mensen begonnen zich ermee te bemoeien.
Robert Vuijsje zou het in zijn volgende roman verwerken en Kathleen Ferrier zou het in de Tweede Kamer gaan gebruiken.
Op internet werd er (natuurlijk) (weer eens) verontwaardigd gereageerd: wat dachten die schrijvers en politici wel, dat ze ons het mooie woord gedoe konden ontnemen en zomaar door een Surinaams woord vervangen! (Ik schreef daar op dit weblog over.)
En sindsdien? Wanneer je het woord nu google’t vind je eigenlijk alleen maar vindplaatsen van een jaar geleden. Op de roman van Vuijsje zitten we nog te wachten. Ferrier heeft de Tweede Kamer verlaten zonder dat ze het woord in de Handelingen heeft weten te introduceren.
Zo is dat hele djoegoedjoegoe weer spoorloos verdwenen uit. Omdat het hype’je er een was uit mei, is het woord voor zover ik weet zelfs niet opgenomen in overzichten van ‘woorden van het jaar 2012’. Zijn carrière als leenwoord is, mogen we wel zeggen, geheel mislukt. Nederlanders hebben geen behoefte aan een woord voor gezellig gedoe – wat zou de oude Whorf daarvan hebben gezegd?
Ik stel voor om het woord in onze taal maar dan een andere betekenis te geven:
djoegoedjoegoe. zn. de – (m.) Woord dat zonder succes door een bepaalde groep wordt of is gepusht voor opname in het woordenboek. ‘Fanamisme is toch echt een djoegoedjoegoe.’
Laat een reactie achter