Door Marc van Oostendorp
Anna Bijns is vooral bekend als de dichteres van lange lappen tekst. Haar tirades tegen Luther en het huwelijk hebben heel kunstige rijmschema’s en ritmische patronen, maar lijken op het eerste gezicht vooral een opeenstapeling van woedende kreten.
In haar proefschrift, nu bij uitgeverij Verloren verschenen in een handelseditie, laat Judith Keßler zien dat de refereinen inhoudelijk juist ook een strakke structuur hadden: een structuur die begrepen kan worden met retorica. Aan de hand van een vijftal gedichten toont Keßler dat Bijns juist heel zorguldig een bouwwerk opbouwde van elkaar versterkende en aanvullende argumenten.
Hier is de derde strofe van Bijns antilutherse gedicht ‘Tsijn eertsce duvels die de menscen quellen‘:
Gelijc Christus / sijn discipulen uut sandt (Mar xvi)
So sendt ooc de sine / de helsche viant
Die hem wel stoutelic / derven vermeten
Scriftuere uut te leggen / na haer verstant
Discoort verweckende / over alle dlant
Als scorfte scapen / vander kercken gespleten
Ongeleerde buffels / die niet en weten
Griecxsche poeten (Mat vii)
Uutgeloopen muncken / verkeerde van sinnen
Wacht u wilt Cristus woort niet vergeten
Tsijn valsche propheten
Al scijnent scapen / tsijn wolven van binnen
Aen haer vruchten sult ghise kennen (Mat xxv)
Als bocken / niet als scapen / salmense tellen
Weer Lutherianen / oft Lutherinnen
Tsijn eertsce duvels die de menscen quellen
So sendt ooc de sine / de helsche viant
Die hem wel stoutelic / derven vermeten
Scriftuere uut te leggen / na haer verstant
Discoort verweckende / over alle dlant
Als scorfte scapen / vander kercken gespleten
Ongeleerde buffels / die niet en weten
Griecxsche poeten (Mat vii)
Uutgeloopen muncken / verkeerde van sinnen
Wacht u wilt Cristus woort niet vergeten
Tsijn valsche propheten
Al scijnent scapen / tsijn wolven van binnen
Aen haer vruchten sult ghise kennen (Mat xxv)
Als bocken / niet als scapen / salmense tellen
Weer Lutherianen / oft Lutherinnen
Tsijn eertsce duvels die de menscen quellen
De (aan het eind van elk couplet terugkerende) stokregel geeft de centrale stelling van het gedicht: de lutheranen zijn aardse duivels. Ieder van die coupletten geeft daar een argument bij. In dit geval betreft dit dat zij beter vermeden kunnen worden; dat argument wordt impliciet gelaten, maar wel op zijn beurt door vijf deelargumenten ondersteund:
- Ze zijn uitgezonden net zoals Christus zijn leerlingen uitzond
- Ze leggen de bijbel verkeerd uit
- Ze zorgen voor tweedracht
- Christus zegt dat mensen als zij valse profeten zijn
- Ze zullen volgens Christus bij het laatste oordeel tot de bokken horen.
Sommige van deze argumenten worden, als in een PowerPoint-presentatie ondersteund door deelargumenten:
- Volgens Christus in Mattheüs 7 zijn valse profeten wolven in schaapskleren
- Ze zijn van de kerk afgevallen
- Ze zijn ongeleerd
- Ze zijn weggelopen uit de kloosters.
Over de vraag of al deze argumenten geldig zijn kun je natuurlijk discussiëren – nogal wat argumenten baseren zich hier bijvoorbeeld op de autoriteit van Christus, die alleen nooit iets expliciet over Luther gezegd heeft.
Interessant is dat dus ook de verwijzingen naar de bijbel in de kantlijn – waarvan je zou kunnen denken dat die hooguit een toelichting zijn, mogelijk door een drukker toegevoegd – in ieder geval soms een rol spelen in de argumentatiestructuur. Ze vormen zelfs in zekere zin het ultieme argument: het staat in de bijbel, dus het is waar.
Dat hoeft niet te betekenen dat die marginalia dus wel door Bijns zijn toegevoegd, al heeft Keßler daar wel aanwijzingen voor gevonden. Ze laat namelijk zien dat ook de volgorde waarin de gedichten werden afgedrukt een retorisch doel hadden, en die volgorde werd waarschijnlijk niet altijd door de dichteres bepaald.
Het aardige is dat Keßler ook nog kan verklaren waarom de moderne lezer de verfijnde inhoudelijke structuur niet goed ziet. Bijns werkt vooral met een stortvloed aan argumenten. Ieder van de vijf deelargumenten in de derde strofe staat min of meer los van de andere; en ieder argument zou op zichzelf voldoende moeten zijn voor degene die het accepteert. Ieder argument wordt zo nodig wel nader geadstrueerd, maar daarna wordt meteen weer doorgedenderd naar het volgende. Dat zijn wij moderne lezers niet meer gewend – behalve misschien in PowerPoint.
Judith Keßler. Princesse der rederijkers. Het oeuvre van Anna Bijns: argumentatieanalyse – structuuranalyse – beeldvorming. Hilversum: Verloren, 2013. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter