Maar wel bij de Nederlandse cultuur
Door Marc van Oostendorp
Is hè een woord? Dat vraag ik me sinds gisterenmiddag ineens af. Ik was bij een bijeenkomst waar Engels werd gesproken en ook een paar Nederlanders aan het woord kwamen. Sommige van hen doorspekten hun lezingen, met Engels:
– If we do this, hè, we will not succeed.
De praatjes waren allemaal in grammaticaal correct Engels en je kunt je niet voorstellen dat een van de sprekers er ineens een echt Nederlands woord tussen zou hebben gegooid (If we do this, we will not slagen.) Bovendien, toen ik eraan terugdacht, herinnerde ik me veel meer Nederlanders die hè zeggen als ze Engels praten. Zelfs andere tussenwerpsels zou je denk ik niet zo snel verwachten (If we do this, tjonge, we will not succeed.) Vandaar dat ik dacht dat hè voor die sprekers misschien wel geen woord is.
Maar wat is het dan wel?
Tussenwerpsels zoals deze zitten natuurlijk op de grens van de taal en de niet-talige communicatie. Nederlanders gebruiken het hè in zinnetjes als het bovenstaande om hun publiek bij het gesprokene te betrekken. Het woord draagt niet zozeer iets bij aan de betekenis van de zin, maar iets aan de sfeer. Het is een manier van aardig zijn en erkennen dat de ander er ook nog is.
Aan de andere kant hoort het wel een beetje bij de taal, zou je kunnen denken, want Engelstaligen zeggen het niet. Maar, zou je daar dan weer tegenover kunnen stellen, dat is niet zozeer een onderdeel van de Nederlandse taal als wel van de Nederlandse cultuur. Vandaar dat Nederlanders die perfect Engels spreken het toch gebruiken.
Toch is er nog iets met dat hè. De sprekers die het gebruiken, hebben eigenlijk altijd ook een Nederlandse zinsmelodie over hun Engelse zinnen: wanneer je van een afstand naar ze luistert, zodat je niet precies kunt horen welke woorden ze zeggen, zou je kunnen denken dat ze Nederlands praten. Anders kun je dat hè ook niet zeggen: het hoort op een speciale toon (iets hoger dan de rest van de zin) te worden gezegd.
Maar ook die zinsmelodie zelf zit op het randje van de taal: ook daarmee druk je eerder de emotionele lading uit, of het gevoel dat je op de ander wil overdragen, of de sfeer die je wil creëren. Het is het hoorbare equivalent van lichaamshouding: zoals je een Nederlander kunt herkennen aan de manier waarop hij over straat loopt of op een stoel zit, zo herken je hem aan de manier waarop hij zijn stem buigt.
mark zegt
Ja, leuk fenomeen is dat! Maar "hoort niet bij de Nederlandse taal" lijkt me niet per sé de meest productieve analyse. Immers, Engelssprekenden horen wel degelijk dat het niet thuishoort in *hun* taal en dus geïmporteerd is uit de taal van de Nederlander. Te zeggen dat het geen taal maar cultuur is helpt ook niet echt; daarmee geef je alleen maar aan dat de grens tussen beide erg moeilijk te trekken is. In het algemeen heb mijn twijfels bij het nut van een cordon rond grammatica+lexicon en het tot randverschijnsel verklaren van de rest.
Zelf heb ik een andersomme ervaring gehad: na terugkomst van een lange veldwerktrip in Ghana, waarbij ik Siwu leerde spreken, merkte ik dat ik sterk de neiging had om een set 'discourse particles' uit het Siwu te importeren in mijn eigen spraak. Waarom? Moeilijk te zeggen, maar mijn gevoel was het volgende: goed gebruik van die dingen is belangrijk voor goede taalbeheersing, en daarom had ik daar (onbewust) mijn best op gedaan — zozeer dat ze er, eenmaal terug in Nederland, moeilijk uit te krijgen waren. Hierover lijken we het eens te zijn, want jij sluit ook af met stembuigingen als een teken of index van talige en culturele identiteit.
Maar er is meer. Dat partikel 'hè' is niet alleen een index van Nederlanderschap, het *doet* natuurlijk ook iets. Dit soort partikels vervullen een belangrijke rol in het structureren van conversatie (zie bv. Ad Foolen’s 1997 proefschrift) en in het bijzonder bij iets wat je ‘kennisbeheer’ zou kunnen noemen: het continue bijhouden en bijwerken van wie wat weet in conversatie (zie bv. Hayano 2012). Dat dat belangrijk is wordt ondersteund door het feit dat ‘hè’ één van de meest frequente “interjections” is in Nederlandse gesproken corpora (Schelfhout et al. 2005). Omdat ze ook in deze zin een centrale rol spelen in communicatieve competentie lijkt het me niet productief om ze buiten de taal te plaatsen.
Kortom, je zou net zo goed kunnen zeggen dat hè? en soortelijke woorden niet marginaal maar juist centraal zijn. Toch wil ik dat niet zeggen. Het belangrijkste punt is dat discussies over marginaal versus centraal eigenlijk afleiden van waar het (mijn inziens) echt om gaat in de taalwetenschap: het begrijpen van taal in al zijn verschijningsvormen en op alle niveaus van analyse.
Marc van Oostendorp zegt
Het is natuurlijk vooral een definitiekwestie of iets nu wel of niet behoort bij de taal, en of het daar wel of niet centraal in is. Ik ben het ermee eens dat we vooral taal willen begrijpen 'in al zijn verschijningsvormen en op alle niveaus van analyse'. Sterker nog, er zijn ook zaken die op de grens liggen, of erover heen (je wenkbrauwen optrekken, of als dat nog niet overtuigt, achterover gezakt in je stoel hangen), en die zijn ook de moeite van het bestuderen en begrijpen waard.
Impliciet in mijn stukje was een definitie van taal: kennelijk beschouwen de gebruikers zélf dat hè niet als iets dat ze zouden moeten afleren wanneer ze een andere taal spreken. Je hebt gelijk dat het anderen dan wel weer opvalt (al moet ik zeggen dat ik gisteren naast een Amerikaanse geleerde zat, die ik op het verschijnsel wees; en het was hem niet opgevallen).
Je kunt, onder een andere definitie, ook zeggen dat het juist 'centraal' is. Juist het feit dat het zo moeilijk af te leren is, maakt het dan de kern van de Nederlandse taal. Mij maakt dat eerlijk gezegd niet uit. Het lijkt mij dat je moet bestuderen wat je interessant vindt, niet wat toevallig volgens iemand anders wel of niet tot de taal behoort.
Ik had dus misschien iets explicieter moeten zijn, in het stukje hierboven: (sommige) sprekers van het Nederlands beschouwen 'hè' niet als onderdeel van hun taal, maar als een soort universeel instrument. Ze hebben als het ware niet in de gaten dat het proefschrift van Foolen niet universeel toepasbaar is.
buurtaal zegt
Ik woon inmiddels al jaren in Duitsland, waar je ook geen "hè" hebt en ik heb het gebruik ervan echt moeten afleren. Net zo typisch Nederlands is de verzuchting "hè hè", die Nederlanders te pas en te onpas bezigen. Als je dat in Duitsland zegt word je vreemd aangekeken want dat kennen ze hier al helemaal niet: http://www.buurtaal.de/blog/hehe-seufzen-niederlaendisch
mark zegt
"(sommige) sprekers van het Nederlands beschouwen 'hè' niet als onderdeel van hun taal, maar als een soort universeel instrument."
Ah, nu kan ik het nog meer met je eens zijn. Da's mooi gezegd.
Barend Beekhuizen zegt
Ik ken 'm uit eigen ervaring, maar dan met zinsfinaal 'hoor'. (ik zei 'ns 'that's ok, hoor' — wat een ongemakkelijk homoniem in het Engels heeft). Maar dan blijft het grappig dat iets als 'zeg' aan het einde niet zo gauw overgenomen wordt in een verder perfecte Engelse zin, terwijl 'hoor' en 'hè' dat wel worden.
Wim zegt
Je zou dit 'hè' ook als een 'hoorbare komma' kunnen opvatten, net zoals je 'van' in 'en toen zei hij van…' een hoorbare dubbele punt zou kunnen noemen.