Gert de Jager
Omdat Judith Herzberg het niet in Doen en laten heeft opgenomen, haar – naar ik aanneem – eigen keuze uit eigen dichtwerk, kende ik het niet:
Vliegen en rijden
Van boven lijken wolken niet alleen
op slagroom, pakijs, bloemkool, stoom
maar ook op nooit geziene polen.
(Hij schreef de pool die is waanzinnig mooi
en maakte zo het woordje mooi onmogelijk.)
In ouderwetse treinen is ook eenheid.
Banken met grijs gestreept velours, coupés
met leer bekleed en dan de derde klas
met gele planken. Beter dan bungalows
die door het raam te zien zijn.
Boeken staan vol van leegte,
het tanen van moraal en steden
de treurigheid van bouwval. Natuur
heeft weinig vormen, landhuis
Ons Leven waarlangs we flitsen, is er één.
Het gedicht komt uit de bundel Strijklicht uit 1971. Ik las het een paar dagen geleden op de poëziekalender van Van Oorschot en sindsdien houdt het me nogal bezig – langer dan meestal het geval is bij Herzbergs gedichten. Voor zover ik ze ken, zijn dat gedichten die niet meer dan één korte sessie van aandachtige lectuur vergen voor een respons. Een glimlach, melancholische herkenning, existentiële instemming: alleen of in combinatie – mooie dingen zijn dat.
Dit gedicht werd dus niet opgenomen in de Rainbowbloemlezing die tussen 1994 en 2001 elf keer werd herdrukt en daarna vast nog een aantal keer. In een geleerde studie uit 1988 betoogde Maaike Meijer dat Herzberg er in haar poëzie op uit is de werkelijkheidsvisie van haar lezers te ontwrichten om zo een nieuwe kijk op de werkelijkheid mogelijk te maken. Wie Doen en laten doorleest, raakt niet meteen overtuigd van Meijers gelijk. Verder is er het empirische feit van het publiekssucces: zouden de tienduizenden lezers die de boekwinkel zijn binnengestapt om de bloemlezing aan te schaffen, werkelijk een avantgardistisch frame à la Vaessens hebben geïnternaliseerd? Waarom nam Herzberg Vliegen en rijden eigenlijk niet op in een bloemlezing voor het grote publiek? Had ze afstand genomen van de ontwrichtingspoëtica die Meijer haar toeschreef? Of vond ze het meer dan twintig jaar later niet zo’n geslaagd gedicht?
Vliegen en rijdenvraagt om meer dan één leessessie en dan blijft er nog steeds het nodige aan raadsels over. Zoals in de eerste strofe: de ambiguïteit die het enjambement na ‘alleen’ suggereert; de wolken die lijken op iets wat nooit werd gezien; polen in het meervoud; de tussen haakjes opduikende ‘hij’ die een van die polen heeft mogen aanschouwen; de onmogelijkheid van het woordje ‘mooi’ – vanwege de combinatie met ‘waanzinnig’ blijkbaar. Dat laatste: is dat alleen een kwestie van linguïstische fijngevoeligheid? Of noemde die ‘hij’ het lyrisch subject evenzeer ‘mooi’ en werd dat ongeloofwaardig? Die ‘hij’ zit erg prominent in het bewustzijn. Afgezien van ‘we’ in de laatste strofe, blijft het lyrisch subject overigens volledig impliciet.
Wanneer de lezer zich dit soort zaken afvraagt, ligt eventueel onbegrip aan hem of haar. In de eerste strofe heerst namelijk ‘eenheid’ en in de tweede ook. Tot en met ‘gele planken’ zal die lezer daar weinig moeite mee hebben. Dan opeens bungalows – waar komen ze vandaan? In een soort trein bovendien die in 1951 werd afgeschaft? Het hier en nu in het gedicht – waar zijn we eigenlijk? We waren in de stratosfeer en nu opeens in een trein die al decennia een museumstuk is.
Nog een abrupte overgang: boeken. Boeken bovendien met een weinig vrolijke inhoud. Als we een woordje als ‘met’ of ‘van’ toevoegen, wordt ‘de treurigheid van bouwval’ een bepaling bij steden; zo lees ik het in ieder geval. Na het menselijke van boeken, moraal en steden krijgen we de natuur, maar wie dacht dat we daarmee de leegte, het tanen en de treurigheid achter ons laten, vergist zich. Het huis dat ‘Ons leven’ heet en waarin wellicht ooit een ‘hij’ figureerde, maakt er deel van uit. We flitsen erlangs.
Dat was een parafrase van het gedicht in ruim twee keer zoveel woorden als het gedicht zelf. Aan het slot blijken we te ‘flitsen’ en dat doen we nauwelijks langs ‘vormen’. Dit gedicht is van vóór Thalys en TGV, maar als we in een trein zitten, gaan we wel hard. Wanneer ik me niet vergis, zitten we in dit gedicht in een sneltrein en volgen we vanaf de eerste strofe de associaties die een reiziger kan hebben die naar buiten kijkt en zich realiseert dat hij inderdaad snel gaat. Als hij ‘vliegt’, is er de herinnering aan het echte vliegen; daarna het besef dat hij ook nu in een vervoermiddel met een verleden zit en dat alles met een boek in de hand. Zo groot is zijn snelheid dat bungalows nauwelijks zichtbaar zijn – alleen dat ene landhuis met die naam.
Parafrase en interpretatie van dit gedicht – het is niet niks. Wat is er gebeurd? Is er een werkelijkheidsvisie bij een lezer ontwricht en is die ontwrichting langzaam ongedaan gemaakt? Er valt iets voor te zeggen: Vliegen en rijden kent vooral een grote hoeveelheid abrupte overgangen. Die abrupte overgangen zorgen ervoor dat ik het gedicht minder makkelijk las dan andere gedichten van Herzberg – veel minder makkelijk. Eén woord bleek van cruciaal belang: het woord ‘flitsen’. Dankzij een zeer feitelijke interpretatie werd het mogelijk de overgangen te plaatsen in het vertrouwde verband van een anekdote of een beeld. Vervolgens werkt het gedicht zoals gedichten van Herzberg altijd werken: de lezer glimlacht, ervaart iets als melancholische herkenning of existentiële instemming. En zoals dat gaat: bij de lezer die ik ben, werkt dit gedicht op dit moment sterker dan andere gedichten van Herzberg. Ik ben er lang mee bezig geweest. Het was een behoorlijke puzzel. Uiteindelijk valt alles intellectueel, esthetisch en emotioneel min of meer op zijn plek en heb ik het idee dat de complexiteit van de leeservaring verbonden kan worden met de beleving van een niet minder complexe werkelijkheid. Een verloren liefde, een verloren leven – van buitenaf gezien en voorbijgeraasd. Ten slotte komt het lezen en schrijven zelf nog aan bod in dit gedicht waarin verwezen wordt naar Hildebrands Varen en rijden; dingen lijken wat ze niet zijn; iemand een woord onmogelijk maakt; zaken tot een eenheid worden uitgeroepen; boeken vol staan en ons leven niet meer is dan een naam op een landhuis waar we ons op dit moment niet in bevinden. Gelaagd – was dat niet hetzelfde als geslaagd?
Toch: van dat flitsen hangt veel af. Wie het als een concreet beeld mist, kan waarschijnlijk weinig met Vliegen en rijden. Om ongeveer dezelfde reden als waarom ik het momenteel een sterk gedicht vind, kan ik me voorstellen dat Herzberg het niet zo geschikt vond voor een publieksbloemlezing – het zelfs als een mislukt gedicht beschouwde.
Laat een reactie achter