Kun je als wetenschapper niet beter alles wat je schrijft meteen op het internet knallen? We weten inmiddels dat de systemen van peer review en redactie die normaliter gehanteerd worden lang niet ideaal zijn – dat ze betekenen dat er onzin als die van de Nederlandse geleerden Stapel en Bax gepubliceerd wordt, terwijl er ongetwijfeld allerlei waardevolle inzichten juist niet door de procedure heenkomen. Het kost bovendien handenvol geld, uitgave in tijdschriften, omdat uitgevers commercieel zijn en ofwel torenhoge abonnementskosten ofwel kosten aan de auteurs doorberekenen.
Terwijl een pdf’je op je eigen website gratis is.
Iemand raadde me deze week aan om eens naar mijn profiel op Google Scholar te kijken, de speciale zoekdienst voor geleerde artikelen. Je kunt daar niet alleen inderdaad heel veel verwijzingen naar allerlei artikelen vinden, maar je vindt meteen hoe vaak er in andere wetenschappelijke publicaties naar een artikel verwezen wordt.
Die artikelen en verwijzingen vormen vervolgens weer de basis voor het profiel van een individuele geleerde (hier is de mijne). Je vindt er in 1 opslag alle artikelen op die de auteur heeft geschreven, althans die Google heeft herkend. (Je kunt ook met de hand artikelen toevoegen, maar dat heb ik nog niet gedaan.) Bovendien wordt er een rangorde uitgerekend, de zogenoemde h-index. Die werkt als volgt: wanneer je een h-index van 2 hebt, heb je 2 artikelen geschreven die ieder minstens 2 keer zijn geciteerd. Heb je een h-index van 40, dan zijn 40 van je artikelen ieder minstens 40 keer geciteerd.
Het helpt dus niet om heel veel te schrijven, althans, dat helpt wel een beetje, maar alleen als je werk dan vervolgens ook voldoende gelezen wordt. Het helpt ook niet om 1 werk te schrijven waarnaar honderdduizend keer verwezen wordt, want daarmee blijft je h-index op 1 staan. Van belang is dus een juiste balans te hebben tussen productiviteit en invloed van ieder individueel artikel.
(Er bestaat op een soortgelijke basis ook een rangorde van Nederlandse tijdschriften. Daarin staat het Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde op plaats 31.)
Let wel: het doet er hierbij niet toe of je artikel in een tijdschrift staat of op je eigen – academische – website. Er zijn wel andere citatie-indexen, maar die zijn voor de geesteswetenschappen vrijwel onbruikbaar, omdat ze teveel rusten op de ‘grote’ tijdschriften. En daar schrijven wij niet in, zoals geesteswetenschappers ook kennelijk minder naar elkaar verwijzen. (Een citatie-index lijkt me dan ook alleen maar een indicatie in vergelijking met collega’s in min of meer hetzelfde vakgebied.)
Dit is allemaal prachtig, vooral omdat je de uitgeverijen niet meer nodig hebt. Aan de andere kant kunnen de Baxen en de Stapels van de toekomst dit soort indexen vast ook manipuleren (netwerken met vriendjes oprichten aan allerlei andere universiteiten, en die de hele tijd naar elkaar laten verwijzen). Bovendien maak je je natuurlijk alsnog helemaal afhankelijk van een bedrijf, en wel van een monopolist, Google. En dat is misschien wel minstens even benauwend.
Evie Coussé zegt
Deze column geeft veel stof tot discussie maar ik haal er een thema uit dat relevant is voor de neerlandistiek. Het valt mij steeds weer op bij Google Scholar dat Nederlandstalige teksten over een verschijnsel in de neerlandistiek relatief slecht scoren. Ook nu toen ik de Google Scholar Account van Marc bekeek, zag ik dat zijn Nederlandstalige boek over fonologie maar plaats 10 haalt, terwijl het toch echt een bekende referentie is voor Nederlandse fonologie. Dat heeft wellicht te maken met het feit dat Nederlandstalige teksten door veel minder mensen gelezen kunnen worden. Er is dus een kleinere 'markt' voor dergelijke teksten. Verder zijn veel neerlandistische tijdschriften waarin je verwijzingen naar Nederlandstalige teksten zou kunnen verwachten vaak nog op papier gepubliceerd zodat eventuele citaties niet opgepikt worden door Google. Twee redenen die eigenlijk niets met de kwaliteit van het neerlandistische werk in kwestie te maken hebben. Daarom ben ik niet onverdeeld blij met tools zoals Google Scholar