Door Marc van Oostendorp
De opiniebijlage van NRC Handelsblad staat dit weekeinde in het teken van de taalvaardigheid. Eerst mag A.F.Th. van der Heijden klagen dat rockzangers niet kunnen lezen. Daarna pakt de redactie uit met twee pagina’s klachten dat mensen juist niet kunnen schrijven.
Ik neem aan dat dit een van de anekdotes is waarmee een stiliste als Rusman haar lezers ‘grijpt’. En dat ‘grijpen’ (inclusief aanhalingstekens) zelf een voorbeeld is van ‘mooie beeldspraak’, net als ‘het lokaal was te klein’. Je ziet het voor je!
En hoe ‘gegrepen’ ik ook ben, toch ben ik het er niet mee eens. Althans, ik geloof dat academisch schrijven iets anders is dan het schrijven van het soort fonkelende columns waar Rusman in excelleert. Ze haalt zelf Michael Zeeman aan, die ooit schreef dat stijl verdacht is in Nederland: “Want, zo redeneert het poldervolk, stijl verbloemt de inhoud niet alleen, stijl zou best eens die inhoud kunnen wegmoffelen. “
Daar heeft dat poldervolk (ook weer zo’n meeslepende metafoor, het kan waarachtig niet op) dan groot gelijk in, in ieder geval waar het wetenschappelijk proza betreft. Dat kan wat mij betreft niet droog genoeg zijn. Je leest een wetenschappelijk artikel niet om je te laten meeslepen maar om zo kritisch en objectief mogelijk te bestuderen. Je wilt niet dat theorie A de voorkeur krijgt boven theorie B alleen maar omdat de auteur van A zo leuk kan schrijven. En iedere mooie beeldspraak creëert ook een klein beetje verwarring: om een metafoor goed te begrijpen moet je altijd een beetje de culturele achtergrond van de schrijver delen, en waarom zou je dat eisen van iemand die kennis wil nemen van wetenschap, culturele bagage deelt?
Academisch schrijven is inderdaad een vak, en een dat geleerd moet worden: zo droog en precies mogelijk je resultaten beschrijven, zonder dubbelzinnigheden. Het hoort juist wél alleen te draaien om het overbrengen van informatie. Leuke anekdotes en mooie beeldspraak horen elders, bijvoorbeeld in de columnistiek. Net als warhoofderij.
Anoniem zegt
Inderdaad
-Tim
Femke Kramer zegt
Rusmans pleidooi is inderdaad nogal onbezonnen. Maar de tegenwerping dat ‘academisch schrijven’ neerkomt op droge en precieze weergave van onderzoeksresultaten is niet veel sterker. Was het maar zo eenvoudig als ‘alleen…het overbrengen van informatie’!
Wat, gelukkig, steeds meer studenten leren in de cursussen waarvoor Rusman pleit, is hoe onderzoekers de logica van hun redeneringen weloverwogen tot uitdrukking brengen in specifieke compositie-, redeneer- en formuleerkeuzes. Het is geen gebrek aan stijl of retoriek. Het is veeleer een kwestie van een speciaal soort retoriek, waarin bevindingen zorgvuldig worden omgebouwd tot bewijsvoering voor een kennisclaim. En die retoriek moet je je als beginnend academicus inderdaad eigen maken.
Daarnaast zijn er, eveneens gelukkig, ook steeds meer cursussen in die andere schrijfstiel, die Rusman ongelukkigerwijs verwart met ‘academisch schrijven’ in de zin van onderzoek rapporteren. Die stiel leidt tot (goede, kritische) wetenschapsjournalistiek en tot ‘science writing’ zoals het in het Engels heet: boeken en artikelen waarin de bevindingen én de zoektochten van onderzoekers ‘mooi’ en ‘spannend’ worden gemaakt.
Zowel Rusmans betoogje als deze reactie zijn een herhaling van zetten, overigens. Zie http://kramervanretorica.wordpress.com/2012/04/02/een-lelijk-kind-in-een-mooi-pakje/ naar aanleiding van Marita Mathijsens Jan Hanlo-lezing (2009) en een stuk van Adam Ruben (How to Write Like a Scientist, Science 2012). Ik hoop en verwacht dat het debat in de toekomst meerdimensionaal zal worden gevoerd, door academici die, mede dankzij al die cursussen, een gevarieerd palet aan stijlen hebben ontwikkeld en daar ook goedgeïnformeerd en weldenkend over kunnen discussiëren.
Marc van Oostendorp zegt
Ik ben blij dat we het met elkaar eens zijn dat er minstens twee verschillende stijlen zijn, en dat de academische een andere is dan die voor deelname aan de maatschappelijke discussie.
Dit gezegd zijnde, blijf ik, herhaling van zetten of niet, sceptisch over het belang van schrijfcursussen voor een van beide stijlen. Uit academisch schrijven moet volgens mij zoveel mogelijk retoriek geweerd worden; ik probeer studenten aan te leren om zoveel mogelijk om al die retorische strategieën heen te lezen.
Naar mijn ervaring is het grote probleem van wetenschappers die hun werk 'mooi' en 'spannend' willen maken, niet gelegen in hun stijl, maar in het feit dat ze het moeilijk vinden zich te verplaatsen in een lezer die hun prachtige vak niet van binnenuit kent, en ook niet onmiddellijk tot specialist wil worden opgeleid. Voorts geloof ik dat er nu ook weer geen behoefte is aan enorme massa's mensen die dit soort voorlichting kúnnen en wíllen plegen. In mijn eigen vak, de taalwetenschap, gaat het volgens mij best goed. Er kunnen best nog wat mensen bij, maar honderden per jaar is onnodig.
Tot slot: ik protesteer tegen de suggestie dat over deze kwestie alleen gediscussieerd zou mogen worden door academici die eerst een schrijfcursus gevolgd hebben, of zelfs die op een andere dan academische manier hebben leren schrijven.