Ik denk dezer dagen veel na over de tand des tijds. Talen veranderen langzaam maar zeker een bepaalde richting op. Soms gaat die verandering heel langzaam, en duurt vele generaties. Hoe kan dat? Een verandering die plotsklaps, laten we zeggen in 50 jaar tijd, plaatsvindt is wel te begrijpen: een nieuwe generatie begint anders te spreken dan de ouders. Misschien heeft de nieuwe generatie het anders opgepikt, misschien willen ze zich bewust of onbewust afzetten tegen de anderen.
Maar sommige veranderingen vinden plaats over de duur van eeuwen. Hoe kan dát? Het betekent dat iedere generatie de taal overneemt van de ouders en deze verandert – steeds in ongeveer dezelfde richting. Waarom? Waarom doen ze het niet in een keer? Hoe pikken kinderen op dat de taal überhaupt aan het veranderen is, en wat motiveert hen mee te doen.
Hier is een voorbeeld. Een goed Nederlands woord bevat één (boom, roos, vis) of twee (schade) lettergrepen. Wanneer het er twee zijn, heeft een van de twee een stomme [ə] als klinker, zoals de laatste lettergreep van schade. Aan die woorden heeft de tand des tijds al geknaagd, want we weten dat ze niet altijd zo kort zijn geweest. Het woord boom was in de Germaanse taal waar het Nederlands vanaf stamt zeker langer (zoiets als bauma). Bovendien zijn ook woorden die we lang, lang geleden van de Romeinse overheerser hebben overgenomen (zoals roos – rosa) langer geweest. Al die woorden zijn dus in de loop van de tijd langzaam maar zeker geërodeerd. Dat geldt zelfs ook voor sommige woorden die we later hebben geleend uit andere talen: courante werd krant.
Dat slijten van woorden is, in ieder geval op deze manier ook niet universeel. In het Frans is er bijvoorbeeld geen enkele neiging om krant te zeggen. Ligt dat aan een verschil tussen de Franse cultuur en de Nederlandse? Ik kan me geen enkel verschil bedenken dat al honderden jaren standhoudt en hier een verklaring voor zou kunnen bieden.
Wat er in plaats daarvan, volgens mij, grofweg gebeurt is: op een bepaald moment is er, om wat voor reden dan ook, een groepje woorden ontstaan die eenlettergrepig waren of iets groter (de [ə] is een zeer, zeer korte klinker, een woord als schade heeft eerder anderhalve lettergreep dan twee). Wanneer er maar genoeg van dat soort woorden zijn, kan vanzelf bij kinderen die de taal leren de intuïtie ontstaan dat dit dus de mal is waaruit Nederlandse woorden gegoten worden. (Hoe dat kan, daarover kun je de rest van je leven nadenken.)
Het is dan weliswaar alleen maar een ideaal, want er zijn in het Nederlands altijd uitzonderingen geweest. Tweeduizend jaar geleden was, stel ik me voor, rosa zo’n uitzondering, driehonderd jaar geleden was courante dat, en nu is encyclopedie er een. Bij iedere volgende generatie bestaat er echter de kans dat de kinderen het woord net niet goed genoeg horen, of oppikken. Bij gebrek aan informatie over de precieze vorm stoppen ze het dan maar in de mal waarin de meeste woorden zitten. En dan is er weer een woord weer een beetje verder afgeknaagd.
Anoniem zegt
Ik had altijd de indruk dat het sterke woordaccent hieraan ten grondslag lag. Zou je niet zeggen dat dat op zijn minst een factor is in dit verschijnsel?
-Tim
Marc van Oostendorp zegt
Dat accent is waarschijnlijk zeer belangrijk geweest in de eerste aanzet tot het verschijnsel – de manier waarop die grote groep woorden is ontstaan. Maar het verklaart naar mijn idee niet waarom woorden zich de afgelopen eeuwe nog steeds aan die mal aanpassen, hoewel dat (Germaans) woordaccent al vele eeuwen geleden verdwenen is.
Frans Daems zegt
Ook het Frans erodeert, en geen klein beetje. Wat je nu bijvoorbeeld schrijft als 'les belles villes' werd enkele honderden jaren geleden ook zo uitgesproken, elke letter stond voor een foneem (13 fonemen), in het totaal 5 syllaben. Vandaag zijn er nog 8 fonemen en 3 syllaben: /le bèl vil/.
Evie Coussé zegt
Het interessante is dat dit erosieproces nog onverminderd doorgaat! Denk maar aan een relatief recent leenwoord als cadeau dat door velen als k’doo wordt uitgesproken. De voorbeelden zijn legio…
Samen met Hanne Kloots en Steven Gillis heb ik dat soort van vocaalreductie eens systematisch onderzocht in het Corpus Gesproken Nederlands. Bleek dat klemtoon inderdaad een belangrijke factor was!
Het is inderdaad fascinerend dat dit erosieproces in het Nederlands al eeuwen aan de gang is! Hier lijken me universele principes aan het werk (bv. streven naar uitspraakeconomie) binnen het specifieke fonologische kader van het Nederlands (bv. prototypisch klemtoonpatroon) met een erosieproces als gevolg dat uniek is voor het Nederlands…
Marc van Oostendorp zegt
Dat klopt, dat had ik wat duidelijker moeten zeggen. Het Frans erodeert ook, maar op een wat andere manier.
Marc van Oostendorp zegt
Het belangrijke woord daarbij is 'prototypisch'; dat is wat ik hierboven bedoelde met 'mal'.
Anoniem zegt
Het Germaans hoofdaccent is verdwenen als verplicht accent aan het woordbegin, maar het komt me zo voor dat het hoofdaccent op een Nederlands woord nog steeds vrij sterk is. Dat een woord als couránt dan tot krant wordt, waarvoor maar één onbeklemtoonde klinker hoeft te verdwijnen, lijkt dan toch nog steeds toegeschreven te kunnen worden aan dit accent, nietwaar? Maar ik moet toegeven dat ik niet bekend ben met de literatuur. Inhakend op de opmerking van Evie Coussé, het komt mij voor als de plaatsing van de klemtoon idd een soort 'prototypisch patroon' volgt, de gevolgen van de vocaalreductie voor de vorm van een woord in zekere zin uit dat patroon volgen. Maar de vocaalreductie zelf kan je dan nog steeds zien als een gevolg van de sterk centraliserende klemtoon. Maar ik moet toegeven dat ik hierbij puur op mijn gevoel afga, en dit zeker niet hard kan maken.
-Tim
Bert Cappelle zegt
Zoals je wel zult kunnen getuigen, Evie, staat het Nederlands in Nederland hierin een heel stuk verder dan het Nederlands in België. Denk maar aan hoe "mogelijk" in Vlaanderen nog lang niet als [mok] klinkt — al vermoed ik dat niet alle Nederlanders dat woord ook werkelijk zo sterk verkort uitspreken.
Vlamingen gebruiken misschien deels andere mallen.