Deze week bespreek ik de betekenis van de passages met extreem lange perceptieve continua in de Inwydinge van ’t Stadthuis t’ Amsterdam. In deze tekst lijken lange perceptieve continua te corresponderen met kalmte, omstandigheid, zakelijkheid, droogheid en een serieuze instelling. Daarnaast valt op dat er bij lange perceptieve continua, wanneer er een bepaald tafereel beschreven wordt, sprake lijkt te zijn van een soort vogelvluchtperspectief, waarbij dichter en publiek van enige afstand naar het tafereel kijken. Bijvoorbeeld in de opening van het gedicht:
1 Gelijck nu d’ackerman de zeissen slaet in d’airen,/
En heenstreeft, door een zee van gout en goude baren,/
Zoo weckt ons Amsterdam, door overvloet van stof,/
Om in den vruchtbren oeghst van zijnen rycken lof =>
5 Te weiden met de penne,/ en vrolijck in te wyen =>
De hoogtijdt van ’t Stadthuis en burgerheerschappyen,=>
Met een de jaermerckt,/ die, met haeren open schoot, =>
Alle omgelege steên en bontgenooten noodt =>
Op ’t heerelijck banket van allerhande gading,/
10 Die ’t nimmer zat gezicht genoegen en verzading =>
Belooft, door zoo veel schat, gerief, verscheidenheên =>
Als kunst en hantwerck hier nu stapelen op een./*
/ = de grens tussen twee perceptieve continua
=> = enjambement
De verteller introduceert hier het onderwerp van het gedicht: de feestelijke opening van het nieuwe stadhuis, die samenvalt met het begin van de jaarmarkt. De toon is kalm, tevreden en omstandig. Vervolgens wordt de invloed van een vogelvluchtperspectief in de volgende verzen nog versterkt doordat de verteller de zon en de sterren in het tafereel betrekt:
20 Terwijl elck element van blyschap juichen zal,/
De hemel huppelen,/ en alle starretransen =>
In ’t ronde, als hant aen hant, rontom ons Raethuis dansen,/
En:
25 De Leeuw des hemels schynt de hooftstadt van de landen,/
Wiens schilt gehanthaeft wort van leeuwen,/ onder ’t branden =>
Te zeegnen,/
Het is bijna alsof Vondel een schilderij beschrijft waarop een levendig tafereel te zien is.
Het gemiddelde aantal perceptieve continua voor de hele tekst is 30,4 per 25-tal verzen. De standaarddeviatie is 4,36. De resultaten die buiten het gebied van de standaarddeviatie vallen, kunnen als uitzonderlijk worden beschouwd, en zijn daarom relevant voor dit onderzoek**. Wanneer een punt onder de onderste standaarddeviatiegrens (30,4 min 4,36, is 26,04) valt, is er sprake van een 25-tal verzen met relatief weinig, en dus lange perceptieve continua. Wanneer de hoeveelheid perceptieve continua minder dan 21,68 per 25-tal verzen is (het gemiddelde van 30,4 min twee keer de standaarddeviatie), is het zeer extreem te noemen.
Het eerste 25-tal, waar het grootste deel van de bovenstaande verzen in staat, telt 21 perceptieve continua; het wijkt dus met meer dan twee keer de standaarddeviatie af van het gemiddelde. De passage bevat trouwens ook extreem veel enjambementen, maar daarover in een volgende aflevering meer.
Ten slotte nog een voorbeeld van een wel heel lang perceptief continuüm (in een 25-tal verzen dat in totaal 22 perceptieve continua telt). De verteller beschrijft de wapenopslag op de tweede verdieping van het nieuwe stadhuis.
Hier schaft men wapentuigh,/ om vijftigh duizent man =>
Te wapenen, van teen tot tanden toe, met helmen, =>
En rustingen, ten schrick van eervergete schelmen, =>
Tot voorstant van de ruste en vryheit der gemeent’, =>
1060 Haer hantvest, goet, en bloet, en al / wat Godt verleent, =>
Tot ’s levens onderhoudt,/
Dat vraagt wel wat van het werkgeheugen van de toehoorder…
Volgende week in Vondel en psycholinguïstiek: een bespreking van de extreem korte perceptieve continua.
* Citaten zijn ontleend aan de WB-editie van Sterck e.a. (1931).
** Zie voor uitleg over het begrip standaarddeviatie de aflevering van vorige week.
Laat een reactie achter