Weet u niet wat u als wetenschapper moet onderzoeken? De overheid biedt hulp! Het Interdeparmentaal Beleidsonderzoek (IBO) komt eraan. De politiek gaat daarmee de hele universitaire wereld doorlichten op zoek naar ieder dubbeltje dat iemand per ongeluk in de koffiekamer heeft laten liggen. Maar men laat het daar niet bij; er komt ook antwoord op de volgende vragen:
komen de onderzoeksmiddelen bij de juiste onderzoekers, kiezen de onderzoekers voor de juiste onderzoeksvragen, hebben de onderzoeksresultaten de maximale impact op maatschappij, onderwijs en wetenschap zelf, (…)?
Echt, dit is geen aflevering van mijn gruwelserie De verleden tijd van lijken. Dit zijn woorden die onze overheid onlangs in een officieel document heeft vastgelegd. Hier is het stuk van de rijksbegroting waar het allemaal instaat (en op Scienceguide verscheen deze week een nuttig commentaar). Er komen ambtenaren op ons af die gaan uitzoeken of wij wel de ‘juiste’ vragen stellen.
Ik probeer me degene voor te stellen die zoiets heeft opgeschreven. Ergens in Den Haag zit ergens achter zijn bureau iemand zich vreselijk te ergeren. Die wetenschappers van tegenwoordig onderzoeken maar wat toevallig in hun hoofd opkomt en ze houden daarbij in het geheel geen rekening met ‘de maximale impact’ van hun onderzoek!
Wetenschappers menen dat zij zelf als enige kunnen bepalen wat er onderzocht moet worden, omdat zij denken dat ze als enige weten waar de grenzen van onze kennis liggen. Wetenschap gaat volgens hen over tasten in het duister. Je onderzoekt de dingen waarover we nog niets weten en daarbij kun je af en toe per definitie ook misgrijpen. Wanneer je vantevoren al weet wat de impact van je vraag is, kun je hem net zo goed ongesteld laten.
Dat kan natuurlijk beter. Die onderzoekers zouden voortaan niet hun eigen vragen moeten stellen. Die zouden voortaan beter kunnen worden aangereikt door de overheid, die immers bewezen heeft veel verstand te hebben van wat maximale impact heeft op maatschappij, onderwijs en wetenschap.
En die bovendien zelf prachtige vragen kan stellen zoals (even verderop in het de rijksbegroting):
De centrale vraagstelling is daarmee of de huidige inzet van middelen voor wetenschappelijk onderzoek optimaal is voor het bereiken van een maximale maatschappelijke output?
Een wetenschapper zou bezwaar hebben tegen dit soort vragen. Die zou bijvoorbeeld eerst willen weten hoe je dat precies meet, de ‘maximale maatschappelijke output’. Wordt daar toepassing in de industrie mee bedoeld, of het opleiden van goede ambtenaren? Of een mengeling van die twee, en zo ja, in welke proporties? Mag de productie van wetenschappelijke artikelen er ook bij worden opgeteld, en hoe vergelijk je al die dingen dan, en hoe kun je vervolgens bepalen of de ingezette middelen daar ‘optimaal’ aan bijdragen?
En is geld dat aan zulke onduidelijke vragen wordt uitgegeven geen weggegooid geld?
Dat zouden allemaal lastige vragen zijn die een wetenschapper zou stellen. Niet de ‘juiste vragen’, kortom. Toch goed dat er een overheid is.
Lucas zegt
Dat je als financier wilt weten of je geld goed besteed wordt snap ik, ik denk niet dat iemand daar op tegen kan zijn. Maar hoe ga je als overheid controleren of de juiste vragen worden gesteld, daarvoor moet je op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in dat vakgebied. Daarom hebben we nou juist commissies van UD's, UHD's en hoogleraren, die beoordelen of voorgesteld onderzoek iets kan bijdragen aan het vakgebied en de wetenschap in bredere zin. Een groepje ambtenaren heeft geen flauw benul en kan ook niet even bijgepraat worden over hoe onderzoeksvragen geformuleerd worden en hoe onderzoek tot stand komt, en zal vragen over effectiviteit dan ook nooit fatsoenlijk kunnen beantwoorden.