Onze taal kent een aantal woorden die een k bevatten die je daar niet zou verwachten: koninkrijk, koninklijk, oorspronkelijk, jonkvrouw, (on)afhankelijk, aanvankelijk, aanhankelijk, vergankelijk, toegankelijk, ontvankelijk, gevankelijk en nog een paar. Ik bedoel de k’s midden in die woorden. Dat zou toch in al deze gevallen een gmoeten zijn want koninkrijk hangt immers samen met koning, oorspronkelijkmet oorsprong, aanvankelijk met aanvang, enzovoorts. Hoe dat komt, laat de geschiedenis van deze woorden zien.
Voor mijn uitleg neem ik koninkrijk als model; bij de andere woorden geldt hetzelfde verhaal. Koninkrijk is afgeleid van een basiswoord, dat in ’t Middelnederlands konink luidde, met een k dus, meestal geschreven coninc. Met ‘luidde’ bedoel ik dat die k daar ook gesproken werd. De schrijfwijze c voor de spraakklank k is een erfenis van de Latijnse spelling. De k is een plofklank: hij laat een plofje horen en je kunt ’m niet aanhouden. Hij is de stemloze partner van de stemhebbende medeklinker G. K en G zijn alle twee velaire medeklinkers: ze worden achter in de mond gevormd. Die G bestaat niet meer in ’t hedendaagse Nederlands. We kennen ’m van Engelse woorden als good en goal en in de Franse uitspraak van garage. Deze G is dus ook een plofklank.
Wat doet die k in winterkoninkje en koninkrijk?
door Jan Stroop
In ’t Middelnederlandse koningenwas ie ook te horen; ik schrijf dat daarom zo: koninGen. In diezelfde tijd ontstond er een belangrijk klankverschijnsel. Stemhebbende medeklinkers, dat wil zeggen medeklinkers waarbij de stembanden meetrillen, raakten dat kenmerk kwijt als ze op ’t eind van een woord stonden. ’t Enkelvoud van huizen werd zo huis; heb (gesproken hep!) kwam naast hebben; blijf naast blijven, enzovoorts, enzovoorts. ’t Engels doet niet aan die verstemlozing. Luister naar ’t verschil tussen ’t Engelse bed en ’t Nederlandse bed.
Ook bij koninGenen soortgenoten deed die verstemlozing zijn werk, zodat je daar ’t enkelvoud konink kreeg. En van die basisvorm werden nu de woorden koninkrijk en koninklijk afgeleid, zoals dat op dezelfde manier gebeurde bij de andere woorden. Van aanvanc werd aanvankelijkgemaakt; oorspronc gaf oorspronkelijk, enzovoorts.
In een volgende periode onderging de G een belangrijke verandering. Hij veranderde van een plofklank G (denk nog even aan good) in een spirant, een medeklinker die je aan kunt houden. Dat overkwam ook de G in koninGen, dat daardoor, fonetisch gespeld, veranderde in [ko.nIŋγən], met de γ van wegen, die je ook hoort als sommige (zuidelijke) Nederlanders koningin uitspreken: [ko.nəγIn]. Weer later ontstond door assimilatie uit [ko.nIŋγən] de huidige uitspraak koningen, fonetisch geschreven [ko.nIŋə].
Aanvankelijk behield ’t enkelvoud konink nog wel zijn k. Maar toen koningen zijn nieuwe uitspraak [ko.nIŋə] bereikt had, werd daar een nieuw enkelvoud van afgeleid: koning [ko.nIŋ]. Maar koninkrijk en koninklijk waren blijkbaar voldoende gevestigd om de oude k te bewaren, net als afhankelijk, jonkvrouw, oorspronkelijk, enzovoorts.
Dat we bij belangrijk en vindingrijk geen vorm met k hebben, ook al vertonen ze veel overeenkomsten met de andere woorden, heeft twee oorzaken. Belangrijk is een jong woord dat op ’t eind van de 18e eeuw gevormd is, toen belang zijn oorspronkelijke k allang kwijtgeraakt was. Vinding eindigde in het Middelnederlands op een –e, vindinge, waardoor de Gnooit op ’t woordeinde gestaan heeft en dus ook nooit k geworden is.
Soms kun je nog wel de invloed van de k constateren, ook al is ie zelf verdwenen. Dat is ’t geval bij langzaam. Wie dat woord niet naar de letter uitspreekt maar op een natuurlijke wijze, zal zeggen langsaam. De z van -zaam is s (stemloos!) geworden onder invloed van de stemloze k die eraan voorafging toen ’t woord gevormd werd van lanc, net zoals we ook werksaam zeggen.
Er is een andere categorie woorden waarbij de oude k nog aanwezig is: de verkleinwoorden van woorden op -ing. ’t Verkleinwoord van woorden als coninc werd gevormd door er ’t achtervoegsel -je achter te zetten: coninckje. Die vorm is nog steeds ’t verkleinwoord van koning, maar dan anders geschreven: koninkje.
Op dezelfde manier worden verkleind: haring, paling, spiering, ketting worden dan harinkje, palinkje, spierinkje, kettinkje. In de Randstad hoor je vaak de varianten harinkie, palinkie, enzovoorts. Historisch gezien zijn dat allemaal gelexicaliseerde vormen, dat wil zeggen dat ze niet telkens opnieuw afgeleid worden van hun basiswoorden, maar dat we ze kant en klaar zo geleerd hebben. Er is immers geen basiswoord konink meer. Ons basiswoord koning zou je op regelmatige wijze kunnen verkleinen tot koningetje. Dat gebeurt nooit, zelfs niet bij Google. Ook al die andere verkleiningsvormen van woorden die net als koningeindigen op ’t achtervoegsel -ing, dat vroeger -inc luidde, kun je zien als prefab-vormen.
Tegenwoordig kijken we er anders tegenaan. Dat komt omdat er nu ook verkleinwoorden bij gekomen zijn als campinkje, dancinkje. Die kunnen alleen maar gevormd zijn met een achtervoegsel -kje, omdat ze zelf nooit op een k eindigden. Er is blijkbaar een nieuw achtervoegsel ontstaan doordat woorden als koninkje op zeker ogenblik anders gezien ofwel geanalyseerd werden. Niet langer als koningk+je , maar als koning+kje. Een verkeerde analyse eigenlijk, waardoor die k bij ’t achtervoegsel gerekend werd.
Dit is de huidige praktijk: we gebruiken -kje bij zelfstandige naamwoorden die uit twee lettergrepen bestaan, als de tweede eindigt op ’t achtervoegsel -ing en geen klemtoon heeft. Dus niet bij leerling, want dat heeft een ander suffix, -(e)ling, net als vreemdeling en Efteling. Die laatste hebben bovendien een secundaire klemtoon op de laatste lettergreep. Maar dat van die praktijk dat wist u allemaal al.
Laat een reactie achter