Gert de Jager
1. Het tekort aan huispersoneel en de toekomstige inrichting der woningen.
2. Verzetspoëzie.
3. Onze manieren in het publieke leven.
4. Wat heeft de H.B.S. mij gegeven?
5. Zwarte handelaars en zwarte kopers.
6. De werkijver na de oorlog.
7. Het leven op het platteland.
8. Hoe droom ik mij het herstel van de verwoesting in mijn woonplaats?
9. Nederland bleef trouw.
Het eindexamen Nederlands van de Hogere Burgerscholen A en B in 1947, afgenomen in de namiddag van 3 juni. Een simpele opgave: maak een opstel. De kandidaat kreeg tweeëneenhalf uur de tijd.
Voor wie niets kon bedenken was er opdracht 10:
Lees eerst het gehele stuk aandachtig door en beantwoord daarna de vragen, zoveel mogelijk met eigen woorden en in goed gebouwde zinnen.
Een nuttige cursivering, want wat volgde was een tekst van de beroemde volkenrechtjurist Van Vollenhoven die een proza schreef dat veel te veel Tacitus had gezien. Van de 24 zinnen waren er maar liefst zeven elliptisch. Zin drie: ‘ En dus hoe?’ Even verder: ‘Oorlog voorop; maar in nieuwen zin.’ Van Vollenhovens proza werd gevolgd door zestien begripsvragen, waarna het ‘in het kort’ moest worden samengevat.
Een examen van bijna 67 jaar geleden. Ik vond het in het archief van mijn vader die al zijn eindexamens bewaard bleek te hebben. Nederlands, Frans, Duits, Engels, natuurkunde, scheikunde. Een apart vak mechanica. Vier soorten wiskunde: stereometrie, trigonometrie, algebra en beschrijvende meetkunde. Vier keer tweeëneenhalf uur. De HBS-B leidde op voor Delft en voor de economische hogescholen in Tilburg en Rotterdam. De HBS-A, als ik het goed heb, voor bijna niks: ook juristen moesten gymnasium hebben. Handelscorrespondentie, een kantoorbaan – dat was het voorland. Het wóórd handelscorrespondentie alleen al. Schimmen van Woutertje Pieterse en Frits van Egters. Rotterdam, Bordewijk.
Dit examen op goedkoop, vergeeld papier. De onderwerpen, afgezien van nr. 3 dat ik me geherformuleerd – iets met social media – ook nu kan indenken: niets dan een onoverbrugbare afstand. Een vleug van Huizinga’s historische sensatie, sublieme herkenning: geen sprake van. Een hiërarchische samenleving waarin hbs’ers gymnasiaal proza moesten begrijpen en samenvatten, waarin elke willekeurige Nederlander zich een tekort aan huispersoneel moest kunnen voorstellen – het is vreemd en angstaanjagend. Eén generatie voor mij.
Anoniem zegt
Ik deed in 1949 eindexamen gymnasium B en had mijn opstel al bijna klaar voor ik naar het examen ging. Ik had namelijk gezien dat er bij de opgaven altijd wel één zat, waar je alle kanten mee op kon en had dus een politiek correct middenstuk in mijn hoofd dat over mijn directe toekomst ging. Dat zou ik alleen moeten voorzien van een inleiding en een slot die verwezen naar de opgave. Ik had geluk: Een van de opgaven was: 'Ginds achter de horizon'.
Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Ik had een 9.
Ik denk dat ik uit bovenstaande opgaven van de HBS opgave 4 had gekozen. Makkie.