Door Leonie Cornips
Vaak zit ik in de trein van Amsterdam-Oost naar Maastricht en weer terug. Elke reisdag begint ’s ochtends hetzelfde. Een snel ontbijt, koffer inpakken, laptop mee, fietsen naar het Amstelstation, daar nog een kop thee kopen en wachten op de intercity. Het voorste deel gaat naar Maastricht, het achterste naar Heerlen. Wachtend op het perron met koffer en thee, kijk ik naar het komen en gaan van trein- en metroreizigers. Ik wil niet zeggen dat ik elke keer uitkijk naar de reis want op zo’n dag ben ik wel ruim vierenhalf uur onderweg. Maar waar ik wel van kan genieten is hoe mijn steeds wisselende medereizigers klinken. In Amsterdam valt op hoe hard de mensen spreken, een sneller tempo lijkt wel en de harde ‘g’ natuurlijk. Een andere opvallende eigenschap is de stemloos uitgesproken ‘z’. Een zinnetje dat Amsterdams typeert luidt dan ook: ‘Ik hep de son in de see sien sakke’. Ook een stemhebbende ‘v’ klinkt als ‘f’: ‘hij heb een fis gefange’, een ‘ei’ klinkt meer als ‘ai’ en ‘aa’ in ‘kaas’ meer ‘kaos’. Treinend van ‘Uterech’, ‘Entoove’ en verder naar het zuiden dimt het volume van de gesprekken geleidelijk, de zachte ‘g’ springt in het gehoor en de ‘v’ en ‘z’ klinken weer gewoon als ‘v’ en ‘z’. Door dit alles heen mengt zich gedurende de hele treinreis naast allerlei talen, de korte ‘aa’ van het Marokkaans Nederlands als in ‘Telegraf’ en de beroemde Surinaamse ‘w’ uitgesproken met een getuite mond. Precies zoals de ronde ‘w’ in het Nederlands van Limburg trouwens.
Iedereen die zich met de trein door Nederland verplaatst, kan zelf beluisteren hoezeer het Nederlands per plek verschilt.
Wonderlijk is dat wel, want we spreken vaak over het Nederlands als ‘iets’ dat voor iedereen hetzelfde is. Het Nederlands is bij wijze van spreken een glanzende biljartbal waarin geen putjes te bespeuren zijn. Maar in werkelijkheid is het Nederlands niet zo’n mooi rond geheel. Communicatie is geen neutraal iets. Hoe we spreken verraadt voor een deel waar, hoe en met wie we opgegroeid zijn, en bij wie we ons wel of niet willen aansluiten. Tussen de zinnen door is dus allerlei ‘sociale’ informatie te horen. Toch leggen we het accent op de overeenkomsten als we over ‘Nederlands’ spreken en negeren daarmee tegelijkertijd de verschillen. Verschillen in het Nederlands is vooral onderwerp van gesprek wanneer we ons druk maken over veranderingen. Die veranderingen noemen we foutief of incorrect Nederlands omdat we allemaal naar school zijn geweest.
Wonderlijk is dat wel, want we spreken vaak over het Nederlands als ‘iets’ dat voor iedereen hetzelfde is. Het Nederlands is bij wijze van spreken een glanzende biljartbal waarin geen putjes te bespeuren zijn. Maar in werkelijkheid is het Nederlands niet zo’n mooi rond geheel. Communicatie is geen neutraal iets. Hoe we spreken verraadt voor een deel waar, hoe en met wie we opgegroeid zijn, en bij wie we ons wel of niet willen aansluiten. Tussen de zinnen door is dus allerlei ‘sociale’ informatie te horen. Toch leggen we het accent op de overeenkomsten als we over ‘Nederlands’ spreken en negeren daarmee tegelijkertijd de verschillen. Verschillen in het Nederlands is vooral onderwerp van gesprek wanneer we ons druk maken over veranderingen. Die veranderingen noemen we foutief of incorrect Nederlands omdat we allemaal naar school zijn geweest.
Hoe anders wordt er in Limburg tegen een taal, dat we dialect noemen, gekeken. Ik vind een treffende uitspraak hierover in een interview met Mohammed Allach in de Groene Amsterdammervan 2006. Allach is oud-voetballer en tot 2008 directeur technische zaken en hoofd opleidingen bij de Venlose voetbalclub VVV. Allach zegt in dit interview: ‘Ik denk dat er geen grotere verschillen bestaan in Nederland dan hier in Limburg. Ga tien kilometer verderop en je verstaat de mensen al niet meer. Hoe groot die verschillen zijn, merk ik ook aan de spelers die uit de diverse delen van Limburg komen. Het mooie is dat zij denken vanuit die verschillen.’ Allach verwoordt wat ik vaak hoor zeggen in Limburg: ‘Hier spreken we allemaal anders’.
In de NTR-serie Dat is andere taal!van 22 september 2012 vertelt Twan Huys, geboren in Sevenum : ‘Ik spreek een soort verbasterd dialect tussen de dorpen van mijn ouders – Grubbenvorst en Blerick – met wat aangemengd met Sevenums en Horsters. Ik ben totaal niet taalzuiver.’ Kijk, dat hij al die verschillen zo precies kan duiden, getuigt van taalbewustzijn van de bovenste plank.
In het Limburgs beleven we dus eenheid in verscheidenheid, voor het Nederlands eenheid in overeenkomst. Maar zoals het Nederlands verschilt per persoon vertonen de dialecten onderling ook veel overeenkomsten. Voor beide talen geldt alleen dat het ongebruikelijk is om er op die wijze naar te kijken. Zoals ik mijn activiteiten op mijn reisdag volgens gewoonte uitvoer, zo zijn ook veel van onze opvattingen over het Nederlands en dialect ingesleten.
Deze column verscheen in 2012 in De Limburger/Limburgs Dagblad.
Laat een reactie achter