Ik was denk ik een jaar of acht toen ik merkte dat ik wat miste en dat kwam door mijn oude buurman. Opa, zoals ik hem noemde, werkte altijd in zijn tuin. Afgebakend van het veldje met rabarber en sperziebonen stonden kleurrijke dahlia’s. Een enkele draad scheidde onze tuinen en ik kroop regelmatig onder de draad door om met hun schapendoes te spelen. Opa had een kleindochter van ongeveer mijn leeftijd. Op een zekere dag vertelde hij me dat zijn kleindochter wel twee talen sprak: Nederlands en dialect. Die opmerking maakte indruk op me: het kunnen spreken van meerdere talen klonk naar kennis, weidsheid en ruimte. En ik sprak slechts één taal.
Ik wist dat vaders van kinderen uit mijn lagere schoolklas uit Polen, voormalig Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië kwamen. Er was een jongen, Marconi, die uit Italië kwam. Het geheugen is een onbetrouwbaar iets maar afgezien van Marconi, die af en toe Italiaans sprak, heb ik nooit Pools of Tsjechisch in de wijk gehoord. Dialect overigens ook niet, met uitzondering van opa die oorspronkelijk uit Klimmen kwam. Opa was lid van Veldeke waarover hij weleens vertelde, vooral over de spelling van dialectwoorden.
Laat een reactie achter