‘Laat Middelnederlands klinken!’ Dat is het motto van de app Vogala die Frits van Oostrom eerder deze maand uitbracht voor de iPad. Naast Van Oostrom brengen enkele andere specialisten op het gebied van de middelnederlandse literatuur en bekende stemmen als Mieke van der Weij en Jean-Marc van Tol het Middelnederlands tot gehore.
Dat is heel loffelijk, en ik ben blij dat Vogala er is. De app is gratis en op deze manier kunnen mensen dichter bij die oude taal, die geschiedenis, die soms ontroerende literatuur worden gebracht. De app is prettig voor geïnteresseerde leken, voor scholieren, voor mensen die nieuwsgierig zijn naar de levende taal van enkele eeuwen geleden. Maar wat mij nu interesseert: klonk het Middelnederlands ook echt zoals in deze app?
Wat was de klank van het Middelnederlands? Dat weten we natuurlijk niet precies. Er moeten indertijd heel veel dialecten zijn geweest en we hebben vooral de spelling om te achterhalen wat mensen toen ongeveer zeiden, en daarnaast ons vermogen om uit het heden te reconstrueren waar de dingen vandaan kwamen. Er was ongelooflijk veel variatie en de taal is te ver weg om ooit nog ‘accentloos’ Middelnederlands te kunnen leren spreken (probeer je maar eens voor te stellen dat je zou moeten raden hoe het moderne Rotterdams of Antwerps klinkt als je alleen geschreven bronnen hebt), maar het is interessant om een poging te doen.
De taal van de app lijkt mij af en toe wel wat modern. Hier is een van de fragmenten die op de app, een stukje uit de Spiegel Historiael van Jacob van Maerlant, voorgelezen door Van Oostrom (omdat de app nog niet op het web staat, is hier een opname, met wat verminderde geluidskwaliteit):
Het was een pape in eere stede,
Die eer dor ghelt dan dor Ghode dede:
Vul van goede, vul van zonden,
In wereld eere sere ontbonden.
In deze vier regels zitten minstens drie zaken waarover je zou kunnen discussiëren. In de eerste plaats leest de slot-r van eer en dor (in regel 2) met een moderne, sterk verzwakte slot-r. Die verzwakking is iets van de afgelopen honderd, hooguit honderdvijftig jaar. De r in eere en sere zit bovendien achterin de mond, en het is ook niet zo duidelijk dat die vorm in de middeleeuwen wel voorkwam; maar een Gooise r vrijwel zeker niet.
In de tweede plaats spreekt de spreker de g in ghelt en Gode met een harde, stemloze g uit. Het is onwaarschijnlijk dat Van Maerlant dit ook zo deed. Hoewel hij waarschijnlijk niet meer de g van goal had, die ooit op die plek had gestaan, en die terecht nog gereconstrueerd wordt in de opname van Hebban olla vogala… sprak de dertiende-eeuwse dichter hem waarschijnlijk nog wel voor in de mond uit: op de plaats van een zachte g en trouwens ook van de goal-g.
Dat blijkt onder andere uit het feit dat schrijvers in de tijd van Van Maerlant nog vrij systematisch verschil maakten in de spelling tussen de stemloze (ch) en de stemhebbende (gh) g-klank. Dat is heel moeilijk te doen met de harde g die in deze opname klinkt, en waarin dat verschil dan ook niet gemaakt wordt. Opvallend in dit fragment is dat de spreker wél verschil maakt tussen de stemhebbende z in zonden en de stemloze s in sere.
Maar het belangrijkste is nog wel: de slot-n wordt niet uitgesproken. In zonden en ontbonden is dat misschien nog niet zo’n ramp, maar het betekent elders dat het naamvalssysteem (laten we zeggen, het verschil tussen de man en den man) in de uitspraak verdwijnt. De eerste bewijzen dat het naamvalssysteem inderdaad begon af te brokkelen zijn er bij mijn pas weten in de veertiende eeuw; en ook toen verdween het niet in één klap.
Is dit nu gezeur? Natuurlijk. Het gaat er in de eerste plaats om het Middelnederlands dichter bij de luisteraar te brengen, niet om een nauwkeurige wetenschappelijke reconstructie te presenteren, die toch al onmogelijk is – de details zullen we nooit kennen.
Mijn favoriete spreker op de app is Frank Willaert, die op deze app laat horen dat je een precieze uitspraak wel degelijk kunt combineren met een aansprekende toon. Zijn opname van een stukje uit Reinaert is een pareltje. Hij laat geen slot-n onuitgesproken, heeft een heel repertoire aan g’s (afhankelijk van de periode en de plaats van herkomst), en feilloze r‘en. En dan heb ik het nog niet eens over zijn klinkers gehad. Tegelijkertijd is zijn voordracht levendig, om niet te zeggen meeslepend. Geef ons meer met die stem!
met dank aan Ben Hermans
Jean-Marc van Tol zegt
Beste Marc,
Altijd als ik Engels Latijn hoor uitspreken, denk ik: "Dat klopt niet! Zó zouden die Romeinen nooit gesproken hebben." Het Latijn dat in mijn hoofd zit klinkt heel anders.
Hetzelfde geldt natuurlijk voor Middelnederlands. Helaas zullen we nooit weten hoe Middeleeuwse Nederlanders werkelijk spraken. Net zoals bij het Latijn kunnen we uitspraak en fonologische regels op verschillende manieren trachten te herleiden, maar het blijft altijd gissen.
Als ik Middelnederlands lees dan doe ik dat vaak hardop (zoals Middeleeuwers dat waarschijnlijk zelf ook schijnen te hebben gedaan). Ik heb mezelf een paar uitspraakregels eigen gemaakt, die waarschijnlijk voor de gemiddelde Middeleeuwer volledig Diets waren geweest. Zo spreek ik 'wive' eerder uit als 'wijf' dan als 'wieve'. Bij 'wijf' moet ik denken aan het Engelse 'wife', dat meer met 'vrouw' te maken heeft. Terwijl ik bij een ie-klank aan 'witte wiven' denk. Ik vermoed dat iedereen bij dode talen een soort idiosyncratische fonologie ontwikkelt, waarbij begrijpelijkheid het belangrijkst is.
Bij de opnamen stond 'begrijpelijkheid' op de eerste plaats. De klanken moesten samen met de karaoke-teksten in de app de toegankelijkheid van het voorgelezene verhogen. Regieaanwijzingen waren vooral op begrijpelijkheid gericht: waar leg je de klemtoon? Waar laat je een stilte vallen? Hoe spreek je een woord uit dat het nog een beetje verstaanbaar blijft? Ik ben heel blij dat ik niet met een zachte 'g' hoefde te spreken, of een dialect moest nabootsen. Ik ben daar helemaal niet goed in. Ik versta de boeren van Boer Zoekt Vrouw al niet.
Wat mij persoonlijk uiteindelijk raakte was toch het feit dat ondanks de gekunsteldheid sommige teksten je weten te raken, te ontroeren.Inderdaad blijkt Frank Willaert daar een meester in. Bij hem dacht ik: 'natuurlijk! Zó heeft de Reinaert ooit geklonken!'
Groet, Jean-Marc
Miet Ooms zegt
Toen ik Germaanse Talen studeerde in Leuven, lieten de professoren die ons Middel- en Vroegnieuwnederlandse literatuur doceerden (prof. Karel Porteman en wijlen prof. Norbert de Paepe) af en toe een stukje tekst door studenten voorlezen, maar zij namen altijd mensen die uit de regio afkomstig waren waar de tekst vermoedelijk oorspronkelijk uit afkomstig was. Met de vraag om tijdens het voorlezen het in hun dialect te doen, en niet in het algemeen Nederlands. Ik denk dat dat nog de meest betrouwbare resultaten opleverde. Wijlen prof. Marcel Janssens liet dat overigens ook doen met de teksten van Gezelle.
Nu, dè klank van hèt Middelnederlands bestaat uiteraard niet. Zoals hier al geschreven, zat daar heel veel variatie in, net omdat er nog geen standaardtaal bestond. Maar ik denk dat je die variatie ook weer niet moet overschatten. Middeleeuwse teksten waren in de eerste plaats voorgedragen, dus gesproken verhalen, die door minstreels en troubadours werden gebracht tijdens bv. een kermis in het dorp. Die mensen trokken in een behoorlijk grote regio van plaats naar plaats, en moesten er dus voor zorgen dat ze overal begrepen konden worden. Vandaar dat die de teksten waarschijnlijk niet in een heel lokale variant brachten, maar in een soort regiolect dat in een grotere streek verstaanbaar was. Iets dergelijks geldt voor de spelling. Er bestond nog geen algemene, en zeker geen officiële spelling, maar men wist donders goed dat zeker die literaire teksten in een grotere regio moesten circuleren en dus ook begrepen moesten worden. Vandaar dat je geen heel lokale uitspraakvarianten in die spelling zult terugvinden. Bovendien waren er 'modes' in de spelling (ook in de lettertekens,trouwens). Er waren toonaangevende schrijfcentra, zoals Brugge een tijdlang, waar de schrijvers vaak hun stiel leerden en waar bepaalde spellingvarianten voor bepaalde klanken gewoon werden doorgegeven, los van de vraag hoe de schrijvers het zouden uitspreken. Soms wisselde dat dominante centrum wel eens, en dat is zichtbaar in de spelling.
Ik heb mijn eindverhandeling gemaakt over oorkondentaal in de 14de tot de 16de eeuw. Dat is wel een heel ander type tekst, en net omdat die dingen zo lokaal zijn, zou je daar net meer invloed van de lokale uitspraak verwachten. Dat klopte niet, dat was heel duidelijk als je het huidige dialect naast de evolutie van de spelling legde. De spelling evolueerde namelijk net weg van het lokale dialect. En ik vermoed dat dat bij teksten die net voor een grotere regio bedoeld zijn nog veel sterker het geval zal zijn.
Taalnazi zegt
Ik heb die app binnengehaald, beluisterd en snel weer verwijderd. Het is alsof ik mijn leraar Nederlands weer hoorde declameren. Dat sloeg ook nergens op.
Frans Daems zegt
Bij mijn weten werd het stemhebbende foneem /z/ in Middelnederlandse teksten veelal weergegeven door de letter s. Is dat ook niet het geval met 'sere', en moet dat dan ook niet met stemhebbende [z] uitgesproken worden? Is m.a.w. de uitspraak met stemloze [s] geen spellinguitspraak?
Erusuke zegt
Fijn dat je het eerste deel van je blog zelf ook gezeur vindt! 😉
diecreoltaal zegt
Ik krijg het er nooit meer uit: Reynaert klinkt als Paul Wackers (of klinkt Paul Wackers nou als Reynaert), net zoals Ruusbroec precies als Guido de Baere geklonken heeft. Ik hoop dat het Oudnederlands geklonken heeft als in http://www.youtube.com/watch?v=_rfxtAzrpQs.
Miet Ooms zegt
Ik denk ook dat het een kwestie van keuzes is. Wil je het zo authentiek mogelijk doen klinken, dan ga je automatisch inboeten op verstaanbaarheid. Wil je dat het aantrekkelijk is, dan ga je waarschijnlijk klanken die 'toen' gangbaar waren moeten aanpassen naar het 'nu'. Dat hoeft niet verkeerd te zijn, als zo'n adaptatie maakt dat mensen de weg naar die teksten vinden, dan is de opdracht geslaagd. Alleen, als de adaptatie zo groot is dat de kloof tussen Middelnederlandse tekst en hedendaagse uitspraak te opvallend is, gaan mensen ook afhaken. Het is een moeilijk evenwicht, denk ik.
Miet Ooms zegt
Jaren geleden heb ik eens als leerkracht, met een groep 15-16-jarigen, een moderne uitvoering gezien van Marieken van Nieumeghen. Het verhaal was behouden, de tekst grotendeels ook maar wel doorspekt met moderne uitdrukkingen, het decor was volledig eigentijds (ik herinner me een woeste rit met een winkelwagen). Wel, die jongeren vonden het fan-tas-tisch! Goed geacteerd, meeslepen, grappig-dramatisch, al wat een jongerenopvoering moet hebben en toch met respect voor het authentieke verhaal. Ik denk dat de meesten het zich nu nog zullen herinneren 🙂
Marc van Oostendorp zegt
Ik heb geen filologische analyse gemaakt, maar in de tekst hierboven heb ik de spelling van de app zorgvuldig overgenomen. En daar is 'zonde' dus wel gespeld met een 'z', maar 'sere' niet. Bij mijn weten is stemhebbendheid vooral bij die sibilanten altijd heel instabiel geweest. Aannemen dat het zomaar 'spellinguitspraak' is als je een 's' uitspreekt, lijkt me gevaarlijk: die spelling kwam natuurlijk ook ergens vandaan.
Marc van Oostendorp zegt
Beste Jean-Marc,
Ik heb de klinker bewust buiten beschouwing gelaten. Voor 'wive' heb je ruwweg drie mogelijkheden: de i van het moderne 'biet', de lange i van het moderne 'bier' of de 'ij' van 'wijf'. Er hebben allerlei veranderingen met die klinkers plaatsgevonden; die veranderingen waren er op verschillende momenten op verschillende plaatsen, en er zal vast variatie hebben bestaan. Dus lijken ze me alle drie verdedigbaar. Een Poldernederlandse [ai] gaat misschien wel wat ver.
De 'harde' uitspraak van de g en de uitspraak van de r ergens achterin lijken me allebei anachronistisch, maar ik kan me voorstellen dat een middeleeuwer zou kunnen hebben gedacht dat hier iemand een vreemd dialect spreekt. Maar ik vermoed dat hij iemand die slot-n'en weglaat niet meer als een moedertaalspreker zou hebben herkend.
Het blijft natuurlijk gissen. In Engeland is de beroemde taalkundige David Crystal samen met zijn acteurszoon Ben jaren bezig geweest de regels voor 'OP' op te stellen: original pronunciation, namelijk van Elisabethan English, de taal van Shakespeare. In Engeland is sowieso de traditie dat acteurs zich in fonetiek verdiepen wat groter. Maar ik heb niet de indruk dat dit OP nu zo'n doorslaand succes is, moet ik toegeven. Acteurs zullen het toch wel lastig vinden, en het publiek wordt er misschien door afgeleid.
Groet!
Marc
Frans Daems zegt
In Spiegel Historiael schrijft Maerlant het foneem /z/ wel degelijk de ene keer als z, de andere keer als s. Zo schrijft hij 'zoon' de ene keer als 'zone', de andere keer als 'sone'. Overigens schrijft hij 'zeer' de ene keer als 'sere', de andere keer als 'seere'. Ik denk m.a.w. dat de instabiliteit vooral in de spelling zat, en niet zozeer in het foneemsysteem, waarin natuurlijk wel regionale variatie zat, al betwijfel ik of die de stemhebbendheid van initiële fricatieven betrof. Wat de spellingen s en z in anlaut gevolgd door klinker betreft, schrijft Pijnenburg e.a.: "Middelnederlands s in initio voor vocaal en -w-, intervocalisch en in de positie na -l-, -m-, -n-, -r- voor vocaal is [z]. Het teken z in anlaut komt vooral voor in het westen van Holland, Zeeland en Vlaanderen." (Van den Toorn e.a. eds.Geschiedenis van de Nederlandse taal, p. 91). In hetzelfde werk schrijft Quak (p. 44) dat de stemloze spiranten, waaronder /s/, in de positie vóór klinkers al in de 10e eeuw tot stemhebbende ontwikkelen.
Uit de spelling s kun je dus niet zomaar tot stemloze uitspraak besluiten.
Ik concludeer hieruit dat in de app het woord 'sere' vermoedelijk ten onrechte met stemloze [s] is uitgesproken.