Als eentalige kan ik er zelf niet over meespreken maar dialectsprekers vertellen me vaak dat zij voor hun beide talen – het dialect en het Nederlands – verschillende gevoelens hebben. Tweetaligen hebben dus blijkbaar iets wat eentaligen, zoals ik, moeten missen. Wiel Kusters maakte vorig jaar in een lezing een onderscheid tussen het Kerkraads als zijn moedertaal en het Nederlands als vadertaal. Zelfs een eentalige begrijpt onmiddellijk wat hij met dit onderscheid bedoelt: in de moedertaal lukt het beter om iets uit te drukken dan in de vadertaal. Guus Urlings verwoordde het in zijn column Wat is nou typisch Limburgs? als volgt: ‘de moedertaal heeft een dimensie diede vadertaal mist. Een dimensie die voornamelijk emotioneel is. Ik voel het tenminste wel eens zo’.
Sindsdien ben ik gefascineerd in het onderscheid dat tweetaligen tussen moedertaal en vadertaal beleven. We weten dat iemand zeer gemotiveerd is om uit liefde de taal van de ander te leren spreken. Zo schrijft een puber op de website van Girlscene: ‘vreuger hub ig altied plat gekalt mer deurch sjool bin ich nederlands goan proaten,, mer de jonge dea ich leuk ving proat ouch plat ,, dus ig ving dat ich ut weer mot lere….’
Is het inderdaad zo dat tweetaligen zich emotioneel meer hechten aan de taal die ze vanaf geboorte mee hebben gekregen dan een tweede taal die ze later leren? Wonderlijk genoeg bestaat hierover nauwelijks taalkundig onderzoek. Nu is dat onderzoek ook lastig, want wat betekent het precies als een tweetalige zegt dat een dialect of Turks een diepere emotionele betekenis heeft dan het Nederlands. Heeft het ermee te maken dat je je in het dialect of Turks eleganter of soepeler kan uitdrukken? Of dat het een middel is om je verbondenheid met je familie, streek of land te bestendigen en vernieuwen? Of omdat je in je moedertaal wel ruzie kan maken en vloeken en in je vadertaal niet?
In ieder geval hebben hersenwetenschappers vastgesteld dat bepaalde hersenstructuren, en met name de amygdala, emoties oproepen en uitvoeren. Onderzoekers geïnteresseerd in de relatie tussen het brein en taal vinden dat tweetaligen zich in de ene taal angstig kunnen voelen maar in de andere zelfverzekerd. Ook kunnen tweetaligen in de ene taal blozen of zweten maar in de andere niet. Uit psychoanalyse blijkt dat cliënten in hun eerste taal meer emotioneel, spontaan en in sommige gevallen bang zijn en in hun tweede taal meer afstandelijk.
Toch laat nader onderzoek zien, hoe schaars dan ook, dat de relatie tussen talen en emoties veel complexer is dan de leeftijd waarop iemand talen leert. Engelstaligen die het Spaans als latere taal hebben, scoren in testen toch ‘emotioneler’ in het Spaans dan in het Engels als hun eerste taal. Tweetalige volwassenen die thuis in een traumatische situatie opgroeiden, beleven de eerste taal vaak niet als moedertaal. Het blijkt voor iedere persoon anders te zijn of en hoe zeer iemand zich emotioneel aan zijn talen hecht.
Het emotioneel hechten heeft meer te maken met hoe kinderen en volwassenen talen leren. De amygdala is geactiveerd als mensen een taal in een betekenisvolle situatie leren. Een peuter heeft succes als moeder bij zijn uiting ‘moeder zitten’ bij of naast hem gaat zitten. Dit succes wordt als waardering in het emotionele geheugen vastgelegd. Deze taal voelt dan – ook later als volwassene – als emotioneel, lichamelijk en natuurlijk. Maar dit emotioneel geheugen blijft buiten schot als kinderen en volwassenen een taal buiten een alledaagse, betekenisvolle situatie leren zoals bij het vertalen en onthouden van Latijnse woorden op school gebeurt. Die taal is dan een vadertaal: afstandelijk en soms zelfs kunstmatig.
De emotionele gehechtheid aan een moedertaal is trouwens wel veranderlijk. Personen kunnen door omstandigheden besluiten hun moedertaal nooit meer tespreken. Laura Starink schrijft in haar onlangs gepubliceerde boek Duitse wortels dathaar Duitstalige moeder uit Silezië nooit meer die taal wilde spreken na de oorlog. In NRC Handelsblad van 15 maart is te lezen: ‘De moeder van Laura Starink kooktenooit Duits. Ze zette liever iets Italiaans op tafel dan gerechten uit de Oost-Duitsestreek Silezië, waar ze in 1924 geboren was. (…) Ze deed haar best om zo snelmogelijk in te burgeren. Met haar kinderen sprak ze geen woord Duits.’ Haar moederruilde het Duits dus in voor het Nederlands als moedertaal.
Het is de wisselwerking van externe omstandigheden, het je wel of niet willen identificeren met die ander en die amygdala dat juist die ene taal(en) als moedertaal en die andere als vadertaal(en) voelt. In feite bedenk ik dat dit ook voor mij geldt: het gesproken ‘Huillands’ voelt nog steeds als mijn moedertaal en het Nederlands van het NOS journaal als vadertaal.
Zie: Aneta Pavlenko 2005 Emotions and multilingualism. Cambridge University Press.
Anoniem zegt
In mijn jeugd heb ik een tijdje in Italië gewoond. Nederland voelt als mijn vaderland en Italië als mijjn moederland. Met taal is dit precies andersom. Nederlands is mijn moedertaal en Italiaans dan mijn "vadertaal", boeiend.
Anoniem zegt
Vroeger had ik een medeleerling in de klas die in het Nederlands ontzettend stotterde, maar in het Limburgs helemaal niet. Ook opvallend. Is daar al eens onderzoek naar gedaan?
Anoniem zegt
Woon al ruim 30 jaar niet meer in Limburg. Ben meertalig, wissel met gemak van de ene taal naar de andere. Maar wanneer ik snel iets moet uitrekenen, dan lukt dat alleen in het Limburgs. Misschien omdat hoofdrekenen op school niet mijn sterkste punt was en ik nu in het Limburgs naar "houvast" zoek?